Paleis Westminster, Londen, winter 1458
De vrede van de liefdesdag houdt acht maanden stand. Ik vertrek van het hof om de kraamkamer in te gaan en breng weer een kind ter wereld, een dochter, die we Katherine noemen, en als ze gezond en sterk is, en het goed doet aan de borst van de min, verlaten we Grafton weer en gaan we bij mijn dochter Elizabeth op Groby Hall logeren. Zij gaat de kraamkamer in en krijgt weer een zoon.
‘De Greys zullen wel blij met je zijn,’ zeg ik als ik over de wieg gebogen sta. ‘Weer een baby, en nog een jongen ook.’
‘Je zou zeggen dat ze me ervoor zouden bedanken,’ zegt ze. ‘John is net zo lief voor me als altijd, maar zijn moeder doet niets anders dan klagen.’
Ik haal mijn schouders op. ‘Misschien is het tijd dat jullie naar een van de andere huizen van de familie verhuizen,’ opper ik. ‘Misschien is er op Groby Hall geen plaats voor twee vrouwen des huizes.’
‘Misschien moet ik naar het hof komen,’ zegt Elizabeth. ‘Ik zou koningin Margaretha kunnen dienen en bij u kunnen wonen.’
Ik schud mijn hoofd. ‘Het is daar op het ogenblik bepaald niet prettig,’ zeg ik. ‘Zelfs niet voor de hofdame die jij dan zou zijn. Je vader en ik moeten terug, en ik kijk met angst en beven uit naar wat ik daar zal aantreffen.’
Ik keer terug naar een hof dat gonst van de geruchten. De koningin wil dat de graaf van Warwick de schier onmogelijke taak op zich neemt om de zee veilig te maken voor de Engelse schepen, maar dat hij tegelijkertijd het fort van Calais aan de zoon van Edmund Beaufort overdraagt, de nieuwe jonge hertog van Somerset, een verstokte vijand van alle lords van York.
Dat is hetzelfde als een man vragen om moeilijk en gevaarlijk werk te doen en de beloning dan aan zijn rivaal te geven. Warwick weigert uiteraard. En precies zoals Richard al had voorspeld, hoopt de koningin hem met een beschuldiging van verraad in de val te lokken. In november geeft ze hem openlijk de schuld van de piraterij – waarbij zijn schepen die van Calais komen, zouden worden gebruikt – en een parlement dat volgestouwd zit met haar aanhangers geeft hem opdracht naar Londen te komen en terecht te staan. Hij arriveert heel trots, wil zichzelf verdedigen en iedereen het hoofd bieden – een moedige jongeman, helemaal alleen ten overstaan van zijn vijanden. Als Richard de koninklijke raadkamer uit komt, wacht ik hem buiten op, en hij vertelt me dat Warwick schreeuwend de beschuldigingen heeft ontkend en dat hij op zijn beurt heeft beweerd dat het akkoord van de liefdesdag door de koningin zelf geschonden is. ‘Hij gaat verschrikkelijk tekeer,’ zegt hij. ‘En het gaat er zo verhit aan toe dat het wel eens op vechten zou kunnen uitlopen.’
Net op dat moment horen we een dreun tegen de deur van de raadkamer, en Richard springt meteen toe, trekt zijn zwaard en steekt zijn andere arm uit om mij af te schermen. ‘Jacquetta, ga naar de koningin!’ roept hij.
Ik wil me net omdraaien en wegrennen, maar de doorgang wordt geblokkeerd door mannen in de livrei van de hertog van Buckingham, die met getrokken zwaard de gang door stormen. ‘Achter je!’ zeg ik snel tegen Richard, en ik ga tegen de muur aan staan, terwijl de mannen op ons af stormen. Richard staat in de gevechtspositie, met getrokken zwaard om ons te verdedigen, maar de mannen rennen zonder ons een blik waardig te keuren langs ons heen, en aan de andere kant zie ik de wacht van Somerset klaar voor de aanval staan en de doorgang blokkeren. Het is een hinderlaag. De deuren van de raadkamer vliegen open en Warwick en zijn mannen, strak in het gelid, komen vechtend naar buiten. Ze zijn in de raadkamer zelf aangevallen, en buiten staan de mannen te wachten om hen een kopje kleiner te maken. Richard doet abrupt een stap naar achteren en plet mij daarbij bijna tegen de muur. ‘Hou je stil!’ beveelt hij.
Warwick loopt, met zijn zwaard als een vlegel opgeheven, recht op zijn vijanden af, stotend en uithalend, met zijn mannen vlak achter zich aan. Een van hen verliest zijn zwaard en ik zie dat hij woedend met zijn vuisten uithaalt. Een ander valt, en ze stappen over hem heen om het beschermende kader rond hun aanvoerder in stand te houden: ze zouden nog voor hem willen sterven, zo veel is duidelijk. De gang is te smal voor een gevecht, de soldaten duwen tegen elkaar aan en dan buigt Warwick zijn ontblote hoofd, roept: ‘À Warwick!’ – zijn strijdkreet – en stormt naar voren. De groep rent als één man vooruit, en zijn mannen vallen hun tegenstanders aan, breken erdoorheen en zijn vrij. De mannen van Somerset en Buckingham rennen achter hen aan als jachthonden achter een hert, en weg zijn ze. Als de koninklijke wacht de mannen van Buckingham te pakken krijgt, horen we een woedend gebrul, en als Warwick de benen neemt horen we het geluid van rennende voeten.
Richard doet een stap achteruit en trekt mij naast zich. Hij steekt zijn zwaard weer in de schede. ‘Heb ik je pijn gedaan, liefste? Het spijt me.’
‘Nee, nee…’ Ik ben buiten adem van schrik. ‘Wat was dat? Wat gebeurde er?’
‘Ik denk dat de koningin de twee hertogen eropaf heeft gestuurd om af te maken wat hun vaders begonnen waren. Het einde van de wapenstilstand. En dat was Warwick, die zijn zwaard trok op het domein van een koninklijk paleis en die naar Calais vlucht. Bedrog en verraad. Laten we maar naar de koningin gaan en horen wat zij hierover weet.’
Tegen de tijd dat wij bij haar vertrekken aankomen is de deur van haar kabinet dicht en staan haar hofdames buiten in het audiëntievertrek driftig te praten. Als we binnenkomen, stormen ze naar ons toe, maar ik duw hen van me af en klop op de deur. Ze roept Richard en mij samen binnen. De jonge hertog van Somerset is er al; hij staat tegen haar te fluisteren.
Ze kijkt even naar mijn geschrokken gezicht en komt dan snel naar me toe. ‘Jacquetta, was u erbij? U bent toch niet gewond?’
‘Majesteit, de graaf van Warwick is ter plekke in de raadkamer aangevallen,’ zeg ik onomwonden. ‘Door mannen in de livrei van Buckingham en Somerset.’
‘Maar niet door mij,’ zegt de tweeëntwintigjarige hertog, brutaal als een kind.
‘Uw mannen,’ merkt mijn echtgenoot op vlakke toon op. ‘En het is verboden om aan het koninklijk hof een zwaard te trekken.’ Hij wendt zich tot de koningin. ‘Majesteit, iedereen zal denken dat u hier opdracht toe gegeven hebt, en dat is een ernstige vorm van verraad. Het is gebeurd in de raadkamer, op het domein van het hof. U zou met elkaar verzoend moeten zijn. U hebt er uw koninklijk woord op gegeven. Het is een eerloze actie. Warwick zal zijn beklag doen, en gelijk heeft hij.’
Ze bloost als ze dat hoort en kijkt even naar de hertog, die zijn schouders ophaalt. ‘Warwick verdient geen eervolle dood,’ zegt hij kinderachtig. ‘Hij heeft mijn vader ook geen eervolle dood bezorgd.’
‘Uw vader is in de strijd gesneuveld,’ merkt Richard op. ‘Tijdens een eerlijk gevecht. En Warwick heeft om vergeving gesmeekt, en heeft die gekregen. Vervolgens heeft hij ter ere van uw vader een kapel laten bouwen. Die grief is voorbij, en u hebt genoegdoening gekregen voor de dood van uw vader. Dit was een aanval binnen de veilige omgeving van het hof. Hoe moet de raad zijn werk doen als je door aanwezig te zijn je leven op het spel zet? Dan durven de lords van York er toch nooit meer naartoe te komen? Hoe moeten goedwillende mensen nu naar een raad komen die zijn eigen leden aanvalt? Hoe moet een man van eer zich nu onder een dergelijk bewind dienstbaar maken?’
‘Is hij weggekomen?’ vraagt de koningin mij, zonder op Richard te reageren, alsof dat het enige is wat ertoe doet.
‘Ja, hij is weggekomen,’ zeg ik.
‘Ik denk dat hij binnenkort wel in Calais zit, en dan hebt u een heel machtige vijand in een versterkt kasteel voor de kust van uw land,’ zegt Richard verbitterd. ‘En ik kan u wel vertellen dat van de honderd steden aan de zuidkust niet één tegen een aanval verdedigd kan worden. Hij kan de Theems op varen en de Tower bombarderen, en nu vindt hij dat hij daar het recht toe heeft ook. U hebt om niets het verbond met hem verbroken en ons allemaal in gevaar gebracht.’
‘Hij is altijd al onze vijand geweest,’ zegt de jonge Somerset. ‘Dat was hij hiervoor ook al.’
‘Hij was aan een bestand gehouden,’ houdt Richard vol. ‘En hij was gehouden aan zijn eed van trouw aan de koning. Daar hield hij zich aan. Door hem in de raadkamer aan te vallen hebt u hem van beide verplichtingen ontheven.’
‘We vertrekken uit Londen,’ bepaalt de koningin.
‘Dat is toch geen oplossing!’ roept Richard woedend uit. ‘U kunt toch niet zomaar een vijand maken en dan denken dat u alleen maar hoeft te vluchten? Waar denkt u veilig te zijn? Op Tutbury? Kenilworth? Coventry? Bent u van plan om de zuidelijke graafschappen van Engeland dan helemaal aan hun lot over te laten? Moet Warwick gewoon maar het land binnentrekken? Bent u van plan om hem Sandwich te geven, net zoals u hem Calais hebt geschonken? Gaat u hem Londen soms ook geven?’
‘Ik neem mijn zoon mee en ik vertrek.’ Ze valt tegen hem uit. ‘En ik breng een troepenmacht op de been, van trouwe manschappen, en die bewapen ik. Als Warwick de kust bereikt, zal hij door mijn leger worden opgewacht. En dit keer verslaan we hem en laten we hem voor zijn misdrijf boeten.’