Paleis Westminster, Londen, oktober 1441
De hertogin en de heks komen voor de rechter en worden samen van zowel hekserij als verraad beschuldigd. De hertogin houdt vol dat ze alleen maar bij mevrouw Jourdemayne langs is geweest voor kruiden voor vruchtbaarheid en dat de kruidendeskundige haar een drankje gegeven heeft en heeft gezegd dat dat haar zou helpen om een kind te verwekken. Ik zit achter in de zaal achter de gretige toeschouwers en weet dat ik precies hetzelfde heb gedaan.
Margery is al eerder van hekserij beschuldigd, dus vragen ze haar waarom ze haar kunsten is blijven uitoefenen: de kruiden, de bezweringen, de waarzeggerij. Ze kijkt naar de aartsbisschop van Canterbury, Henry Chichele, alsof hij haar zou kunnen begrijpen. ‘Als je ogen hebt, kun je er niets aan doen dat je ziet,’ zegt ze. ‘De kruiden groeien voor mij, de sluier gaat soms voor mij uiteen. Het is een gave; ik dacht dat die mij door God gegeven was.’
Hij wijst naar het wassen popje dat voor hem op de tafel ligt. ‘Dit is een uitermate goddeloze vloek, een poging tot moord op een gezalfde koning. Hoe zou dat van God kunnen komen?’
‘Dat popje was bedoeld om een kind te maken,’ zegt ze vermoeid. ‘Het was een popje in de vorm van een voorname lord. Vandaar die hermelijnen mantel en dat zwaard. Het was een popje bedoeld om een mooi en getalenteerd kind te verwekken, dat een sieraad zou zijn voor zijn land en een parel voor zijn familie.’
Zonder erbij na te denken sluipt mijn hand naar mijn buik, waar een nieuw kindje in de maak is, van wie ik ook hoop dat hij een sieraad en een parel zal zijn.
Mevrouw Jourdemayne kijkt naar de aartsbisschop. ‘U maakt uzelf bang met een popje,’ zegt ze bot. ‘Hebben jullie voorname heren niets beters te doen?’
De aartsbisschop schudt zijn hoofd. ‘Stilte,’ beveelt hij.
Ze zijn er allemaal al over uit dat dit een beeltenis van de koning was, gemaakt om te laten smelten. Ze zijn er allemaal al over uit dat ze een heks is, een tak voor de brandstapel. Wederom zie ik hoe de machtigste mannen van het koninkrijk hun macht aanwenden tegen een vrouw die niks ergers gedaan heeft dan dat ze haar eigen hartenklop heeft gevolgd, dan dat ze met haar eigen ogen heeft gezien. Dat hart slaat echter niet in hun ritme en die ogen zien niet wat zij zien, en zij kunnen geen afwijkingen tolereren.
Om die reden doden ze haar. Ze brengen haar naar Smithfield, naar de vleesmarkt, waar het onschuldige vee uit de graafschappen rondom Londen loopt om geslacht te worden; als een gehoorzaam lam dat vol vertrouwen de bebloede kraal binnen wordt geloodst, loopt ze zonder een woord te zeggen naar de brandstapel, waar ze het vuur onder haar blote voeten aansteken en ze onder gruwelijke pijnen sterft. Roger Bolingbroke, die bekend heeft en zijn dwalingen openlijk heeft erkend, krijgt ook geen genade. Ze hangen hem op aan de openbare galg, en terwijl hij in de lucht met zijn benen schopt en naar adem hapt, pakt de beul zijn voeten vast en snijdt het touw door, waarmee hij hem de schorre adem teruggeeft en hem vervolgens op een draagbaar legt om hem weer tot leven te wekken. Maar daarna snijdt hij zijn buik open, trekt zijn ingewanden eruit, zodat hij zijn kloppende hart kan zien, zijn sidderende maag vol met zijn bloed, en dan hakken ze hem in vieren, zijn benen los van zijn ruggengraat, zijn armen los van zijn borst, en ze sturen zijn hoofd met de dodelijk geschrokken blik weg om het bij de London Bridge op een staak te zetten, waar de raven zijn huilende ogen kunnen uitpikken. Thomas Southwell, ooit mijn biechtvader, de kanunnik van de St. Stephen-kerk, sterft van verdriet in de Tower van Londen. Richard zegt dat zijn vrienden vergif voor hem binnen hebben gesmokkeld, om hem de doodsnood te besparen die Bolingbroke heeft moeten doormaken. De secretaris van de hertogin, John Home, wordt naar de gevangenis gestuurd, waar hij wacht of hij gratie krijgt. En de trotse hertogin wordt gedwongen om in het openbaar boete te doen.
De vrouw die gehuld in goudbrokaat haar intrede in Londen deed, met de adel van het koninkrijk in haar gevolg, wordt tot op haar linnen onderhemd uitgekleed en zonder schoenen met een brandende kaars de straat op gestuurd om rondom paleis Westminster te lopen, terwijl de mensen joelen en naar haar wijzen als iemand die ooit de voornaamste lady van het koninkrijk was en die nu door het stof moet kruipen. Ik kijk toe vanaf de trap van de grote poort van paleis Westminster en zie haar voorbijlopen, met haar ogen op de koude stenen onder haar ineenkrimpende blote voeten gericht. Ze kijkt niet op om me te zien, of de vrouwen die ooit de benen uit hun lijf liepen om haar te dienen, maar die nu lachen en wijzen. Ze brengt haar hoofd niet omhoog en haar mooie donkere haar valt als een sluier langs haar gezicht, als om haar schaamte aan het zicht te onttrekken. De machtigste mannen van het koninkrijk hebben een hertogin naar omlaag gesleurd en haar de straat op gestuurd, zodat het gewone volk van Londen zich aan haar kan vergapen. Ze zijn zo verschrikkelijk bang voor haar dat ze het risico genomen hebben om iemand uit hun eigen gelederen te onteren. Ze willen zo graag hun eigen hachje redden dat ze vonden dat ze haar van zich af moesten stoten. Haar echtgenoot, die alom bekendstaat als de ‘goede’ hertog Humphrey, verklaart dat hij door haar hekserij verleid is om met haar in het huwelijk te treden; het huwelijk wordt dan ook onmiddellijk ongeldig verklaard. Zij, een hertogin van het koninklijk huis, de echtgenote van de troonopvolger, is nu een veroordeelde heks in haar onderrok; geen enkele man zal haar zijn naam nu nog willen geven, en ze zullen haar de rest van haar leven in de gevangenis laten zitten.
Ik denk aan de zinsbegoocheling die ik zag toen we bij Greenwich uit de sloep stapten, namelijk dat er een zwarte hond achter haar aan liep, een vechthond, een zwarte mastiff, en aan de geur die om haar heen hing, ondanks het parfum en het smetteloos gewassen goed, en ik bedenk dat de zwarte hond achter haar aan zal blijven lopen en de trap van kasteel Peel op het eiland Man op en af zal rennen, terwijl zij lange, lange jaren wacht tot de dood haar komt verlossen.