***
Het kostte hun negen dagen om naar Montana te rijden, ongeveer
twee keer zo lang als Diane had gedacht. Ze doorkruisten vier
staten en zetten ruim 1600 kilometer op de teller. Soms stopten ze
bij een wegrestaurant, maar meestal kochten ze wat te eten bij een
supermarkt of tankstation en aten dat op in de auto. Ze praatten
veel en zongen alle liedjes die ze konden bedenken; ze namen nummer
voor nummer de musicals door die ze uit hun hoofd kenden dankzij de
platen die Diane vroeger had meegebracht uit Londen: My Fair Lady,
Gigi, South Pacific en Oklahoma. En als ze schor werden, zetten ze
de radio aan en luisterden naar de vreemdste stations; soms leek
het wel of de programma's werden uitgezonden vanaf een andere
planeet.
Tommy begon 's middags al de kaart te bestuderen op zoek naar
een geschikte plaats om te overnachten, waarna ze incheckten in een
of ander krakkemikkig motelletje. Als ze samen in bed lagen, aten
ze toastjes met kaas en appels voor de tv.
Vele malen kwamen ze langs een bioscoop waar The Forsaken
draaide, en dan smeekte Tommy haar om met hem naar de film te gaan,
maar Diane zei dat ze het niet kon opbrengen. Op een avond in een
restaurant in Ely, Nevada, was een verlegen jonge vrouw naar hun
tafeltje toe gekomen en had gevraagd of ze Diane Reed was, de
filmster. Diane had lachend geantwoord dat dat niet het geval was,
was het maar waar. Ze kreeg wel vaker te horen dat ze op haar leek,
zei ze.
En al die tijd werd het langzaamaan kouder. Toen ze Utah
binnenreden, begon het te sneeuwen. Even ten noorden van Salt Lake
City kwamen ze in een sneeuwstorm terecht, en ze zouden beslist
zijn doodgevroren als ze niet waren gered door een tandeloze boer
met zijn sneeuwploeg, die hun onderdak had geboden.
Het was de spannendste reis van Tommy's leven. Hij keek vol
verwondering naar het eindeloze, onbewoonde landschap dat zich voor
hem uitstrekte, met bergen en rivieren en berijpte dennenbossen, en
hij voelde zich net een onverschrokken pionier of verkenner uit de
vorige eeuw. Flint McCullough in een Galaxie cabriolet.
Met de opwaaiende sneeuw rond haar benen dwarrelend belde
Diane Cal op met een munttelefoon in Idaho. Ze kwam stralend
teruggelopen naar de auto en vertelde dat het wel leek of hij hen
al had verwacht. Ze moest hem weer bellen als ze bij Choteau waren,
had hij gezegd.
Choteau was een mooi stadje langs de spoorlijn, met een brede,
door bomen omzoomde hoofdstraat. Mannen in pick-ups tikten in het
voorbijgaan tegen hun cowboyhoed. Er lag die ochtend een vers pak
sneeuw, dat glinsterde in de zon; de hemel was diep helderblauw en
leek op de een of andere manier weidser dan gewoonlijk het geval
was. Ze belden Cal vanaf het postkantoor en wachtten een kwartier
in het warme vertrek tot hij kwam aangereden in zijn oude,
felgroene pick-up. Toen ze naar buiten liepen, zeiden ze geen van
drieën iets. Cal spreidde alleen zijn armen en drukte hen beiden
een hele tijd tegen zich aan. Diane moest huilen en lachen
tegelijk, en daar schaamde ze zich weer voor.
John en Rose Matthieson bleken al even lief en aardig te zijn
als Cal. Ze verwelkomden hen in hun huis alsof ze familie waren.
John was lang en knokig en liep met een stok. Hij droeg dikke
tweedvesten en kraagloze overhemden en deed Tommy sterk aan zijn
grootvader denken. Rose, wier Blackfoot-naam Little Calf ('Kalfje')
was, was zeker vijftien centimeter kleiner dan Tommy. Ze had
vriendelijke, pikzwarte ogen en lang zwart haar, dat ze droeg in
een vlecht die tot haar middel kwam. Ze zei niet veel, maar ze
lachte altijd.
Het land rondom de ranch was vlak, met laag struikgewas, maar
het uitzicht op de Rocky Mountains, zo'n dertig kilometer naar het
westen, was adembenemend. Het gebergte leek één grote rotswand, die
knalroze kleurde als de zon erop scheen en paars bij zonsondergang.
Voor Tommy was het alsof de bergen daar neergezet waren om alle
akelige dingen in de wereld op afstand te houden.
Het woonhuis dat bij de ranch hoorde was klein en bescheiden,
maar een paar honderd meter verderop, aan het grindpad naar de
bergen, stond een knusse blokhut die Cal nog niet zo lang geleden
helemaal had opgeknapt - eigenlijk voor hemzelf, maar hij stond
erop dat zij er nu hun intrek in namen. Hij had zijn oude kamer op
de ranch nog, zei hij, en wilde daar met alle plezier weer gaan
slapen.
'Als je maar oppast voor grizzlyberen,' zei hij toen hij hun
een rondleiding gaf.
'Je houdt me voor de gek,' zei Diane.
'Ja, ik hou je voor de gek. Ze slapen nu, maar in april is hun
winterslaap ten einde en dan komen ze deze kant op. Het hoeft geen
probleem te zijn, je moet alleen goed opletten.'
'O, maar zo lang blijven we niet.'
'Ik hoop anders van wel. Er is hier een boel werk te verzetten
en ik had erop gerekend dat Tom me een handje zou helpen.'
Die eerste middag hielp Tom hem hooi in de pick-up laden, en
ze reden naar de wei waar de paarden stonden. Ze kwamen door de
sneeuw naar hen toe gelopen. Chester had een heel dikke, stugge
vacht gekregen en hij bleef maar hinniken en snuiven en zijn neus
tegen Tommy's schouder duwen. Cal zei dat dat betekende dat hij hem
nog kende.
Diane liet Tommy beloven met geen woord te reppen over wat er
was voorgevallen met Ray. Ze zou het Cal wel vertellen als de tijd
er rijp voor was, en voorlopig moesten ze maar gewoon doen alsof ze
in een opwelling hierheen waren gekomen, alsof dit een soort
verrassingsvakantie was.
Toen de sneeuw smolt, veranderde de wereld. De weilanden
vulden zich met wilde bloemen en de paarden verloren hun
wintervacht; ze glommen als satijn in de lentezon. Tommy ging naar
school in Choteau en maakte nieuwe vrienden. Op een dag kregen ze
een film te zien over wat je moest doen in geval van een nucleaire
aanval. Kennelijk was het heel belangrijk dat je niet in paniek
raakte. En om iedereen aan het idee te laten wennen, werd er een
'bomoefening' gehouden. In elk klaslokaal hing een intercom, en
zodra het hoofd van de school in zijn kantoor een knop indrukte en
het alarm afging, moesten de leerlingen hun ogen dichtdoen en hun
hoofd bedekken met hun armen. Niemand nam het serieus.
's Middags en in het weekend hielpen Tommy en Diane mee op de
ranch en gingen ze paardrijden. De familie Matthieson had een
veestapel van wel honderd Hereford-runderen, en Cal leerde Tommy om
ze te vangen met de lasso en ze met zijn paard uiteen te drijven om
er een paar van de kudde te scheiden. Eind april kwamen de buren
langs en hielp iedereen mee om de kalfjes te brandmerken, en na
afloop gingen ze met z'n allen aan een lange schragentafel voor de
schuur zitten, met een heerlijke maaltijd die Rose en Diane hadden
bereid.
Rose vond het grappig dat Tommy een paar woorden van hun
Blackfoot-taal sprak. Ze had een heel hoge, schelle lach, zo'n lach
die aanstekelijk werkte. Ze aten elke avond samen in het woonhuis
en Tommy hielp haar met koken (of liep in de weg) en dan vertelde
ze over haar ouders, en hoe het was geweest om op te groeien in een
reservaat.
'Ach, dat wil je toch helemaal niet weten,' zei ze vaak.
Waarop Tommy antwoordde dat hij het wél wilde weten, echt waar, en
hij zeurde net zo lang tot ze weer een nieuw verhaal vertelde.
Tijdens een weekend in juli reden ze met z'n allen naar het
reservaat in Browning om een speciale ceremonie bij te wonen,
waarbij iedereen een verentooi droeg en danste en zong. Ze maakten
kennis met de broer van Rose en zijn kinderen, en iedereen had veel
aandacht voor Tommy en wilde hem hun taal horen spreken.
Wanneer of hoe het precies was gebeurd, zou Tommy nooit te
weten komen. Of hij was toen nog te jong om de tekenen te zien, of,
en dat was waarschijnlijker, Diane en Cal hadden het zorgvuldig
voor hem verborgen gehouden. Maar op een bepaald moment die zomer
werd duidelijk dat die twee meer waren dan vrienden. Toen de
avonden warmer werden, gingen ze wanneer Tommy in bed lag samen op
de kleine veranda achter de blokhut zitten, waar ze de zon achter
de bergen zagen verdwijnen. Tommy kon niet horen wat ze zeiden,
maar hun stemmen hadden een bepaalde, onmiskenbare klank, en één
keer ging hij stiekem kijken en zag hij dat Cal een arm om Diane
heen had geslagen en ze haar hoofd op zijn schouder liet rusten. Ze
leek gelukkiger dan Tom haar ooit had meegemaakt.
Misschien was het gewoon de actrice in haar, maar soms
verbaasde het Diane hoe gemakkelijk ze zich kon aanpassen aan een
compleet nieuwe wereld. Tijdens hun reis naar het noorden was ze zo
vervuld geweest van twijfels dat ze bijna was omgedraaid. Ze had
zich bezorgd afgevraagd of Cal het wel echt had gemeend toen hij
vroeg of ze een keer langskwamen, of het niet helemaal verkeerd was
om zomaar aan te nemen dat hij het goed zou vinden. Maar zodra hij
hen op die eerste kristalheldere ochtend was komen ophalen bij het
postkantoor, had het gevoeld alsof ze thuiskwam.
Dat wilde niet zeggen dat ze zich geen zorgen maakte om wat de
mensen zouden denken van haar plotselinge verdwijning. Ze had Herb
Kanter gebeld en hem in vertrouwen verteld wat er was gebeurd en
waar ze zaten. Hij had lief en begripvol gereageerd en had haar
laten beloven contact te houden. En naarmate de weken verstreken,
had hij haar op de hoogte gehouden van alle geruchten die in
Hollywood de ronde deden.
Herb had een persbericht doen uitgaan met de mededeling dat
Diane 'herstellende' was van een 'onverwacht ziekbed'. Maar hoezeer
hij ook zijn best had gedaan, niemand trapte erin. Er werd
gefluisterd dat ze een zenuwinzinking had gehad. Volgens Herb was
dat verhaal hoofdzakelijk de wereld in geholpen door Ray. Diverse
kranten haalden zijn mededeling aan dat hij zich zorgen maakte om
het gedrag van zijn echtgenote en dat ze in de weken voor haar
verdwijning 'steeds labieler' was geworden. Louella Parsons hield
het verhaal bijna een maand lang actueel, met koppen als Catch a
Falling Star. Ze noemde Diane 'de ster die nooit is doorgebroken'
en 'een eendagsvlieg', en ze vergeleek haar zelfs met de
'krankzinnige' Frances Farmer en de arme Peg Entwisde ('die andere
tragische Britse mislukking'), die vanaf de hollywood-Ietters haar
dood tegemoet was gesprongen.
Diane merkte dat het haar niets kon schelen. Ze was alleen
maar blij dat ze van Hollywood was verlost, weg van al die
nepfiguren en het bedrog en de opzichtige corruptheid. Toen Herb
haar waarschuwde dat haar carrière 'in gevaar zou kunnen komen',
moest ze zelfs hard lachen. Het enige wat telde was het hier en nu,
Tommy zien opgroeien en opbloeien en stralend bruin zien worden
onder de weidse blauwe hemel van Montana. En ze had eindelijk een
man gevonden bij wie ze zich veilig voelde.
Twee weken lang, elke avond na het eten, waren Tommy en Cal
bezig een jong paard zadelmak te maken, al hield Cal niet van het
woord 'mak'. Dat was wel het laatste wat je wilde, zei hij, 'een
mak paard'. Hij noemde het liever 'inrijden'. Je moest iets
opbouwen samen, legde hij uit, het paard Ieren om je te vertrouwen,
genoeg om een eenheid met je te vormen. Het was een mooie roomwitte
merrie, met een trotse gang en een bijna koninklijk geheven hoofd.
Hoewel ze nu nog een maatje te groot was voor Tommy, was ze
wel voor hem bedoeld. Tommy noemde haar Cloud.
Diane hielp Rose na het eten met afruimen terwijl John naar
het nieuws zat te kijken op hun stokoude zwart-wittelevisie. Het
beeld was slecht; alsof je door de regen reed zonder ruitenwissers.
Het tv-signaal moest helemaal uit Freat Falls komen, negentig
kilometer verderop, en tegen de tijd dat het de antenne op het dak
van het woonhuis bij de ranch had bereikt, was het te verzwakt om
iets anders door te geven dan Channel Five zonder geluid en Channel
Three zonder beeld. Maar dat was genoeg om een idee te krijgen van
de paranoia die om zich heen greep in de wereld achter de bergen.
Het klonk alsof de Russen elk moment het land konden
binnenvallen.
Diane wenste Rose en John een fijne avond en liep via de
hordeur naar buiten. Daar bleef ze even in het zondoorstoofde zand
voor het huis staan en keek in westelijke richting naar de bergen.
De zon had nog een eindje te gaan voordat hij achter de toppen zou
verdwijnen, maar de hemel maakte zich al op voor de
routinevoorstelling in roze, rode en oranje slierten. Hoog in de
straalstroom dreven twee elkaar kruisende vliegtuigsporen in
westelijke richting, in een grote, langzaam oplossende x. Het was
weer een heldere, warme dag geweest, zonder een zuchtje wind. In de
lucht hing de geur waarvan Diane was gaan houden, het rokerige
aroma van stof en salie.
Ze volgde het zandpad naar de veekralen. Daar hoorde ze hun
stemmen al; Tommie riep de merrie en Cal lachte. Ze hadden het te
druk om haar komst op te merken, en ze leunde met haar armen over
elkaar op de gebleekt houten reling om naar hen te kijken. Ze
stonden in een wolk stof, die amberkleurig was door de zon. Ze
hadden het paard opgezadeld; Cal hield haar vast bij het hoofdstel
en streelde haar hals terwijl Tommy zich klaarmaakte om op te
stijgen. De kleine merrie schraapte met haar hoef over de grond en
schuifelde een paar pasjes zijwaarts.
'Stil maar, meisje,' zei Cal. 'Brave meid, goed zo. Ja Tom,
rustig aan.'
Hij schoof Tommy's laars in de stijgbeugel en hielp hem
voorzichtig in het zadel, aldoor zachtjes tegen het paard pratend.
De merrie wierp haar hoofd in de lucht en deed een paar passen
achteruit en opzij. Maar toen bleef ze staan, en Cal bleef haar
hals strelen en zei dat er niks aan de hand was, niks aan de
hand.
'Hé Tom,' zei Cal. 'Het lijkt wel of je dat al honderd keer
hebt gedaan. Gefeliciteerd. Zit ze lekker?'
'Heel lekker.'
'Het is alsof jullie voor elkaar zijn gemaakt. Zullen we een
eindje gaan lopen?'
'Graag. Hoi, Diane!'
'Goed, zeg,' zei Diane.
'Hij heeft het zware werk gedaan,' zei Cal. 'Straks neemt hij
het nog van me over, als ik niet uitkijk.'
Hij liep een paar rondjes met het paard door de bak en vroeg
toen of Tommy het alleen wilde proberen. Tommy knikte plechtig en
zei dat hij het wel aandurfde. Hij drukte zijn hoed stevig op zijn
hoofd en maakte de teugels wat korter. Toen ze bijna bij Diane
waren, liet Cal het hoofdstel los en deed een stapje terug. En ze
keken samen toe hoe hij langzaam nog drie keer de bak rondreed; de
kleine merrie snoof en brieste alsof ze het al vele malen eerder
had gedaan.
De zon gleed nu achter de bergen, en in het paarse
schemerdonker brachten ze het paard naar de wei aan de voorkant van
de blokhut, zadelden haar af en lieten haar los. Met z'n drieën
keken ze hoe ze wegrende met de andere jonge paarden en nonchalant
haar hoofd schudde, alsof ze wilde vertellen wat ze zojuist had
gedaan en dat het niks voorstelde.
In het huisje kreeg Tommy een glas melk en een koek voor het
slapengaan, en Cal kwam op de rand van zijn bed zitten en las een
verhaal voor uit een oud boek dat hij als kind had gehad: De
avonturen van de Blackfoot- indianen. Diane nestelde zich buiten op
de oude bank die ze samen de veranda op hadden gezeuld. Ze kon het
verhaal niet woord voor woord volgen, maar het ging over een slim
jagertje, Little Teeth, en zijn vergeefse pogingen om een wijs oud
elandmannetje te vangen.
Toen het verhaal uit was, kwam Cal haar halen en ze ging naar
binnen om Tommy welterusten te zeggen.
'Wat zag dat er goed uit, jij op dat paard.'
'Echt?'
'Weet je op wie je leek?'
'Nee?'
'Op Flint McCullough.'
'Ia, hoor.'
'Echt waar, ik zweer het. Als twee druppels water.' Ze
streelde zijn voorhoofd. Op een centimeter of drie boven zijn
wenkbrauwen zat een lichte rand van de schaduw van zijn hoed.
Hij fronste zijn wenkbrauwen. 'Diane?'
'Wat is er, lieverd?'
'Hoe lang blijven we nog hier?'
'Dat weet ik niet.'
'Kunnen we hier niet voorgoed blijven?'
'We zullen zien.'
'Dat zeg je altijd als je nee bedoelt.'
'Ik bedoel niet nee. Ik bedoel gewoon dat we het er een andere
keer wel over zullen hebben.'
Ze gaf hem een nachtzoen en ging buiten bij Cal op de bank
zitten. Hij sloeg een arm om haar heen en kuste haar op haar wang,
en ze legde haar hoofd op zijn schouder. Even zeiden ze geen van
beiden iets. Het silhouet van de bergen tekende zich af tegen de
lucht, die weldra melkwit zou zien van de sterren. Ergens bij de
kreek klonk de roep van een uil. Diane huiverde.
'Heb je het koud?'
'Nee. Een beetje.' Ze kroop wat dichter tegen hem aan. 'Heb je
gehoord wat hij me vroeg?'
'Over voorgoed hier blijven?' 'Ja.'
'Ik was zelf ook wel benieuwd naar je antwoord.'
'Je weet best wat mijn antwoord is.'
Ze kuste hem. Maar later, toen ze naar binnen waren gegaan en
de liefde hadden bedreven en Cal naast haar lag te slapen en ze lag
te luisteren naar het gejank van de coyotes die op jacht waren in
de wilgenstruiken achter het weiland, moest ze denken aan wat ze op
het nieuws had gehoord.
De oude John Matthieson maakte zich inmiddels zo veel zorgen
om de naderende Derde Wereldoorlog dat hij zijn eigen schuilkelder
aan het bouwen was. Hij had achter de veekralen een kuil gegraven
van vier bij vier meter, met wanden van cement. Het dak was nog
niet klaar, maar het proviand stond al te wachten in de schuur:
twintig gegalvaniseerde vuilnisbakken die Rose had gevuld met
honderden blikken tonijn, cornedbeef en perziken. Tien andere
moesten nog worden gevuld met flessen water. Cal had hen geholpen,
maar hij maakte er geen geheim van dat hij de hele onderneming een
lachwekkende vorm van tijdverspilling vond. Als die bom ooit viel,
zei hij, zouden ze allemaal dood zijn voordat ze er iets van hadden
gemerkt.
Een van hun favoriete tochten te paard was naar wat Cal het
dinosauruskerkhof noemde. Dat lag achter de grote weide aan de
andere kant van de kreek en was een soort maanlandschap van
kleisteen, waar zo veel fossielen en botten en schitterende stukken
agaatsteen lagen dat je er niet eens naar hoefde te zoeken. Je kon
bijna overal van je paard stappen en ze zo van de grond rapen.
Volgens Cal moest er een plotselinge, grote catastrofe hebben
plaatsgevonden dat er zo veel dode dieren bij elkaar lagen.
Op een middag begin september, toen het buiten koeler werd en
de bladeren van de populieren langs de rivier geel begonnen te
kleuren, reden ze daar weer met z'n drieën. Diane vond iets waarvan
ze later met behulp van een van Johns naslagwerken zouden
vaststellen dat het de complete teen van een velociraptor was. Ze
gaf hem aan Tommy. Op de terugweg, toen Tommy voor hen reed,
raakten Diane en Cal aan de praat over Cuba en de woordenstrijd
tussen president Kennedy en Chroesjtsjov.
'Ach,' zei Diane, 'hier zijn we veilig. Ze zullen heus geen
bom op Montana gooien.'
'Kom eens mee,' zei Cal. 'Ik wil je iets laten zien.'
Hij riep Tommy en ze sloegen af in zuidelijke richting,
sprongen in galop en reden een heuvel over naar een glooiend stuk
grasland dat Diane nooit eerder had gezien. Het waterige zonnetje
ging al onder; alles kreeg een mysterieuze metaalglans en de
schaduwen van de paarden strekten zich als spoken uit over het
gebleekte gras. Net toen Diane zich begon af te vragen waar ze
naartoe gingen, kwamen ze daar op die verlaten vlakte opeens bij
een hek dat aan de bovenkant was afgezet met prikkeldraad. Er
stonden bordjes verboden toegang bij, en door het prikkeldraad heen
zagen ze cementen deksels in de grond, met richels waarover ze
dichtgeschoven konden worden. In elke hoek van het afgezette
gedeelte stond iets wat eruitzag als een camera. Diane vroeg aan
Cal wat dat in hemelsnaam moest voorstellen.
'Dit is een raketsilo. Daarvan zijn er heel veel hier tegen de
bergkam aan. Pas gebouwd.'
Hij vertelde dat er in de silo's gigantische raketten
opgeslagen lagen, zogeheten Minutemen, die een afstand van wel
achtduizend kilometer konden afleggen, en dat ze allemaal waren
uitgerust met een kernkop van een megaton waarmee je een complete
stad kon uitroeien. Een jaar geleden had hij op een avond
zoeklichten gezien, en toen hij op zijn paard naar deze plek was
gereden, had hij een lange truck gezien met een hijskraan die de
raketten in de grond liet zakken.
'Zijn er daar beneden ook mensen om de raketten af te
schieten?' vroeg Tommy.
'Nee, ze zeggen dat de rode knop in Great Falls staat, bij
Malmstrom.'
'Komt meneer Kennedy daar dan zelf naartoe om op de knop te
drukken?' vroeg Tommy.
'Ik denk dat hij in dat geval met een speciale telefoon belt
om iemand anders opdracht te geven.'
Er stak een koude wind op.
'Misschien is het zo ook gegaan met de dinosaurussen.'
Cal moest lachen en zei dat hij daar best eens gelijk in kon
hebben. Maar Tommy hoefde zich geen zorgen te maken, er zou niets
gebeuren. De aanwezigheid van de silo's moest ervoor zorgen dat ze
allemaal veilig waren. En je moest wel knettergek zijn, zei Cal, om
een oorlog te beginnen als je wist dat je daarmee jezelf en alle
levende wezens op aarde zou uitroeien.
Een week later begon het te sneeuwen. De eerste sneeuw viel 's
nachts, een paar centimeter maar, en bij het ochtendlicht werd de
nieuwe wereld zichtbaar. Toen Tommy naar school was, reden Cal en
Diane samen de heuvels in. Ze lieten de paarden uitrusten op de top
en hoorden burlende herten. Hoog in de kristalheldere hemel vlogen
grote vluchten ganzen in hun v-formaties naar het zuiden.
'Ik zou hier altijd willen blijven,' zei Diane.
'Nou, dan doe je dat toch?'
'O, Cal.'
'Ik meen het. Tommy is al helemaal gewend. Het zou nog niet
meevallen om hem hier weg te krijgen.'
'Vertel mij wat.'
Ze zwegen even. De adem van de paarden vormde wolkjes in de
koude lucht.
'Cal, er is iets wat ik je al een tijdje wil vragen.'
'Het antwoord is ja.'
'Ik ben bloedserieus.'
'Ik ook.'
'Als er ooit iets met me gebeurt... Stel dat ik een ongeluk
krijg of iets dergelijks, dan wil ik niet dat Ray ook maar enige
zeggenschap krijgt over Tommy. Zou jij dan voor hem willen
zorgen?'
'Natuurlijk.'
Ze boog zich naar hem toe en kuste hem.
De week daarop reden ze op een middag, toen Tommy nog op
school zat, door de sneeuw naar de stad, naar het kantoor van de
advocaat van de familie Matthieson. Alfred Cobb, een enthousiaste
maar enigszins afgeleefde veteraan uit de Eerste Wereldoorlog, had
de papieren al in orde gemaakt. En Diane en Cal namen plaats aan
zijn grote eiken bureau voor de open haard om hun handtekening te
zetten. Zo werd officieel vastgelegd dat Cal in geval van Dianes
overlijden Tommy zou adopteren en voor hem zou zorgen.
In het allerlaatste staartje van oktober, twee dagen nadat
Kennedy en Chroestsjov rond de tafel waren gaan zitten om de
Cuba-kwestie op te lossen en de wereld op het nippertje aan een
oorlog was ontsnapt, kwam er een jongeman naar de ranch met een
telegram voor Diane. Het was afkomstig van haar agent in Londen,
Julian Baverstock, en de tekst luidde:
ie vader ernstig ziek. kom zo spoedig mogelijk naar
engeland.