***

Het pad strekte zich voor hen uit langs de flank van de bergkam, als een lint van rood zand dat in noordelijke richting tussen de zilvergroene struiken door slingerde. Aan weerszijden lagen rotsblokken; een ervan was zo groot als een huis en stak uit over het pad, zodat ze moesten bukken tot ze naast de hals van hun paard hingen. Op de helling onder hen lag een eikenbos; de bladeren ritselden en klapperden in de wind, en zo nu en dan zag je er een glimp helderder groen doorheen, verderop, waar het dal het laagste punt bereikte bij het water, waar gras groeide.
Het was eind mei en het werd iedere dag warmer. Niet dat ze in la echt iets hadden wat je 'weer' zou noemen. Het was er altijd zonnig en warm. Het enige waarover je ooit iemand hoorde klagen was de smog.
Tommy reed voorop op Chester, de betrouwbare gevlekte pony waarop hij altijd reed. Cal reed achter hem op Amigo. Tommy vond het fijn als ze met z'n tweeën waren, maar het was ook leuk als Diane met hem meeging. Dat gebeurde de laatste tijd vaak. Ze moest leren paardrijden voor een film waarin ze samen met Ray ging spelen, en dankzij Cal was ze er al behoorlijk goed in. Vanmiddag zou ze eigenlijk ook meegegaan zijn, maar de studio had gebeld dat ze bij de make-up en kleding werd verwacht voor een proef- middag.
Nog drie dagen naar school. Dat weekend zouden ze naar Arizona vertrekken voor de eerste opnamen. Tommy verheugde zich er zo op dat hij de afgelopen dagen aan niets anders had kunnen denken; hij praatte nergens anders over. Ze zouden twee hele maanden 'op locatie' verblijven. Ray had gezegd dat ze een keer naar Monument Valley zouden gaan, waar al die mooie John Ford-films opgenomen waren. Cal ging ook mee, om voor de paarden te zorgen en als Rays stand-in voor de stunts.
Plotseling schoot Chester opzij en begon te steigeren. Tommy kon zich nog net aan de zadelknop vastgrijpen om te voorkomen dat hij viel. Cal kwam naast hem rijden en wist het paard snel tot bedaren te brengen.
'Waarom deed hij dat?'
Cal wees omhoog langs de heuvelrug, waar Tommy een zwart-witte slang glibberend in een rotsspleet zag verdwijnen.
'O! Is dat een ratelslang?'
'Een Californische koningsslang.'
'Zijn die giftig?'
'Nee. De enige giftige slang hier is de ratelslang. Hé Tom, dat was goed van je, dat je in het zadel bleef.'
Tommy vond het fijn als Cal hem Tom noemde. Eigenlijk vond hij alles aan Cal fijn. Hij kende de namen van alle planten en bomen en dieren. Tommy bestookte hem met vragen en probeerde alles te onthouden wat Cal hem vertelde. Hij wist dat er in Californië zeven verschillende soorten haviken leefden, acht soorten hagedissen en achttien verschillende slangen, ook al had hij die hier nog amper gezien. Hij had er alleen spijt van dat hij, tijdens een van hun eerste ritjes samen, trots had verteld dat hij in Rays tuin op vogels had geschoten met zijn luchtbuks. Cal had zijn wenkbrauwen gefronst.
'Schoot je ze dood om ze op te eten?'
'Natuurlijk niet.'
'Waarom zou je ze dan willen doden?'
Tommy had niet geweten wat hij moest antwoorden. Bijna had hij Ray de schuld gegeven, omdat Ray hem had leren schieten. Maar dat zou niet eerlijk zijn, want hij vond het leuk om te doen, hij genoot van het bespieden van de vogels en vond het fijn dat hij goed genoeg kon mikken om ze te raken. Willy Freeman schoot ook graag als hij zo nu en dan na school met Tommy mee naar huis ging. Dan trokken ze samen verkleedkleren aan en deden alsof ze Haviksoog en Chingachgook waren die gingen jagen in het bos.
Door Cals eenvoudige vraag had Tommy zich geschaamd. Toen hij er later over nadacht, had hij beseft dat het antwoord luidde: uit nieuwsgierigheid. Vogels waren vrij, en zo vliegensvlug dat je er nooit bij in de buurt kon komen. Maar als je ze neerschoot, kon je ze aanraken en vastpakken en zien hoe mooi ze waren. En toch... als de kick van het doden voorbij was en hij zo'n slap, levenloos lijfje in zijn handen hield waar hij de warmte uit voelde wegtrekken, ging er altijd iets van wroeging door hem heen. Na dat gesprek met Cal had hij zich vast voorgenomen om nooit meer op een levend wezen te schieten.
Cal vertelde dat er vroeger veel meer wilde dieren hadden gezeten hier in de heuvels, maar dat de stad zich zo uitbreidde dat alle dieren werden verjaagd. Vorige week nog waren ze samen de andere kant op gereden vanaf de ranch, een heuvel op. Daar hadden ze de paarden vastgemaakt en staan kijken naar de bulldozers, die enorme stofwolken deden opwaaien bij het afgraven van de grond waar een nieuwe snelweg zou komen. Cal vertelde dat meneer Maxwell, de eigenaar van de ranch, veel geld aangeboden had gekregen door een projectontwikkelaar die er huizen wilde bouwen. Telkens wanneer hij het bod afwees, boden ze nóg meer, zei Cal. Het was nog slechts een kwestie van tijd.
Diezelfde dag hadden ze muildierherten, grondeekhoorntjes en een coyote gezien. En het spannendst van allemaal: op een ingedroogd modderbed aan het water waren de sporen van een poema zichtbaar. Enorme pootafdrukken. Cal vertelde dat hier heel veel poema's zaten, maar dat je ze amper te zien kreeg, tenzij er een uit een boom sprong en in je hoofd beet, want zo vielen ze meestal aan. Sinds die tijd had Tommy stilletjes iedere boom waar ze onderdoor reden afgespeurd. Volgens Cal zaten er in Montana ook heel veel poema's. En grizzlyberen, die nog gevaarlijker waren, vooral als je een moeder met jong tegenkwam. Vroeger hadden er ook wolven gezeten, maar die waren allemaal gevangen of doodgeschoten.
Tommy vond het prachtig om Cal te horen vertellen over zijn jeugd in Montana. Zijn moeder was een volbloed Blackfoot, geboren in het reservaat bij een stadje dat Browning heette en dat volgens Cal behoorlijk mistroostig was. Zijn vader was een blanke, en ze hadden vroeger op een kleine ranch meer zuidwaarts gewoond, aan de Front Range-uitloper van de Rocky Mountains. Zijn overgrootvader van moederskant was bijna honderd jaar oud en kon zich de tijd nog herinneren dat ze op bizonjacht gingen. Er waren toen nog hele kuddes bizons, zei Cal. Zo veel dat het land er soms zwart van zag. Maar met de komst van de spoorlijnen waren ook alle bizons neergeknald. Vijftig miljoen in iets meer dan tien jaar.
'Vertel eens, heb je al een filmrol gekregen?' zei Cal.
Tommy begon te lachen. 'Nog niet. Ray zegt dat hij zijn best ervoor doet.'
'Dan zullen we iets moeten verzinnen. Misschien moet ik je maar een baantje geven als paardenverzorger.'
De film heette The Forsaken. Het script was geweldig, zei iedereen. Tommy had geprobeerd het te lezen, maar hij had moeite met al die scènenummers en camera-aanwijzingen - exterieur, interieur, fade en pan en rijdershot en dat soort dingen - en hij snapte niet precies wat er allemaal gebeurde. Maar Diane had hem het verhaal verteld. Het was niet echt een western, althans niet het soort western waar Tommy van hield. Er kwamen auto's en vliegtuigen in voor, en pratende mensen aan de telefoon en geen enkele indiaan.
Eigenlijk was het vooral een liefdesverhaal. Diane speelde Helen, een Engelse vrouw die was getrouwd met een rijke man, Dexter Dearborn. Ze woonden op een mooie ranch aan de rand van de woestijn, maar Dexter was helemaal niet aardig voor haar - eigenlijk was hij voor niemand aardig. Hij was eigenaar van een oliemaatschappij en was altijd van huis voor zaken of ging stiekem de stad in om zijn vriendin op te zoeken, dus werd Helen heel verdrietig en eenzaam en verveelde ze zich. Tot Dexters broer Harry kwam logeren.
Dat was Rays rol. Harry was eens een beroemd rodeoster geweest, maar hij was ernstig gewond geraakt en had moeten stoppen met werken. Nu was hij blut, triest en eenzaam, en hij dronk te veel, maar in wezen was het een prima kerel. Om hem te helpen had Dexter hem aangenomen om een oogje in het zeil te houden op de ranch. En omdat het een film was, moesten Helen en Harry natuurlijk wel verliefd op elkaar worden, en een tijdlang was alles koek en ei, en rozengeur en maneschijn, zoals Diane het zei. Maar dat duurde niet lang. Toen Dexter op een avond onverwachts thuiskwam, betrapte hij het zoenende stel en begon op Helen in te slaan. Harry schoot haar te hulp, en in het gevecht dat daarop volgde, vermoordde hij Dexter. Harry kreeg de elektrische stoel, dus liep het allemaal slecht af. Niemand leek te weten waarom de film The Forsaken ('De verlatene') heette, maar dat deed er niet toe, zei Ray, het was gewoon een goede titel.
Doordat de opnamen nu echt gingen beginnen, leek iedereen weer blij en tevreden te zijn, na alle vervelende dingen die er aan het einde van het afgelopen jaar waren gebeurd. En door de bruiloft natuurlijk.
Ray en Diane waren vorige maand getrouwd, op de dag nadat de Russen Joeri Gagarin de ruimte in hadden gestuurd (al beweerde Ray dat dat niet echt was gebeurd, dat het allemaal in scène was gezet in een tv-studio; volgens hem waren de Amerikanen de eersten toen ze drie weken later Alan Shepard de ruimte in schoten).
Ray had erop gestaan om van de bruiloft een groot feest te maken en veel mensen uit te nodigen, maar dat had Diane niet gewild, en uiteindelijk waren ze maar met z'n drietjes geweest. Ze waren naar Las Vegas gereden in de open Cadillac en hadden gelogeerd in een gigantische suite van een schitterend nieuw hotel dat Tropicana heette. Daar waren ze behandeld als vorsten; ze hadden zelfs een Rolls-Royce met chauffeur toegewezen gekregen om hen rond te rijden. De volgende morgen waren ze voor dag en dauw opgestaan en hadden ze urenlang door de woestijn gereden naar de Grand Canyon. Die was zo oneindig groot en vreemd dat het wel leek of ze op de maan of Mars waren.
De avond daarna, weer terug in Las Vegas, waren Ray en Diane getrouwd in een kapelletje dat was versierd met duizenden lichtjes. Diane zag er schitterend uit. Ze droeg een jurk van wit satijn bedekt met glittersteentjes en ze had witte lelies in haar haar. Tommy had een wit pak aan dat speciaal voor hem was gemaakt door een van de kostuumontwerpers bij Paramount. Ray droeg ook een wit pak, en ze hadden bijpassende stetsons en veterdasjes. De priester had achterovergekamd zwart haar, net als Elvis, en even had Tommy gedacht dat hij het was.
Het huwelijk had geheim moeten blijven, maar waarschijnlijk had iemand de kranten ingelicht, want toen ze naar buiten kwamen, stond er een hele horde fotografen. Ze moesten met z'n drieën op de trap blijven staan en blindelings glimlachen naar de flitslichten terwijl iedereen brulde: 'Diane! Ray! Deze kant! Diane!' Er riep zelfs iemand 'Tommy!' Dat was de eerste keer in zijn leven dat hij zich beroemd voelde. De volgende dag vlogen ze naar Hawaï voor de huwelijksreis, en ook daar waren fotografen. Er verscheen een foto van het drietal met bloemenslingers om hun nek op de voorpagina van de plaatselijke krant.
'Zeg Tom, zullen we de paarden eens lekker laten rennen?'
Cal en hij waren inmiddels het eikenbos door gereden, het dal in, waar de grond vlakker en groener was, en de lucht warm en zoet rook. Tommy drukte zachtjes zijn hakken in Chesters flanken, zoals Cal hem had voorgedaan, en het gevlekte beestje ging er als een raket vandoor. Ze draafden langs het water, en de laatste honderd meter legden ze in galop af. Tommy was dol op het hoefgekletter en de warme wind die langs zijn gezicht streek. Zijn hoed vloog af, maar Cal boog zich uit het zadel, plukte hem van de grond en gaf hem terug aan Tommy toen ze weer in stap waren. Ze reden het dal uit over het smalle zandpad dat langs de laatste heuvel liep, en toen zagen ze de veekralen en Cals huisje daarachter, en Diane die bij de gele Galaxie op hen stond te wachten. Ze zwaaide.
'Hoe gaat het met mijn beste leerling?' vroeg Cal toen ze aan kwamen rijden.
'Ik dacht dat ik dat was,' zei Tommy.
Ze lachten.
'Dat zegt hij tegen al zijn leerlingen,' zei Diane. 'Ik wou dat ik mee had gekund, jongens. Hebben jullie lekker gereden?'
'We hebben een Californische koningsslang gezien.'
'Echt waar?'
'Maar die zijn niet giftig. De ratelslang is de enige soort hier die giftig is. Chester schrok ervan, maar ik bleef in het zadel zitten, hè Cal?'
'Nou en of. Zo vast als een huis. Hij heeft het goed gedaan. Straks raak ik mijn baan nog aan hem kwijt.'
Ze stegen af en brachten de paarden naar de veekraal. Tommy maakte Chesters singel los, hing het zadel over de omheining en wreef toen de bezwete rug van het paard droog. Cal zei dat ze dat heerlijk vonden. Daarna leidde Tommy beide paarden naar de waterbak en bleef staan kijken toen ze dronken, terwijl Cal bij de auto met Diane stond te praten. Sinds Diane was begonnen met rijden, waren die twee echt goede vrienden geworden.
Onderweg naar huis vroeg Tommy haar waarom zo'n aardige man als Cal geen vrouw had, en Diane antwoordde dat het soms lang duurde voordat iemand de juiste persoon tegenkwam, en dat niet iedereen wilde trouwen. Sommige mensen woonden liever alleen.
'Als jij Cal eerder had leren kennen, voordat je Ray ontmoette, had je dan met hem willen trouwen?'
Diane moest lachen. 'Wat is daar zo grappig aan?' 'Niks. Jij altijd met je vragen.'
Ze vlogen naar Arizona in de Lockheed Lodestar van Herb en zagen onder hen de schaduw van het toestel mee glijden. De bergen waren golvend roze, doorkliefd met drooggevallen rivierbeddingen en geheime meren waarin de dalende zon werd weerspiegeld. Tommy kreeg een tweede kans om de Grand Canyon te bekijken, en ze tuurden naar beneden en probeerden vast te stellen waar ze vorige maand hadden gestaan, maar het geheel was zo immens dat de juiste schaal niet vast te stellen was. Even later gaf Herb de piloot opdracht om een omweg te maken zodat ze Monument Valley konden bekijken. Ze kwamen laag aanvliegen, met de vleugels helemaal schuin, en cirkelden om de torenhoge rotsen heen die vlammend rood en gigantisch oprezen, als de smeulende citadellen van een uitgestorven reuzenvolk. De oostelijke rotswanden aan de schaduwkant staken paars af tegen de oranje lucht.
Herb zat naast Tommy bij het raampje en wees allerlei oriëntatiepunten aan, en de plekken waar Ford beroemde scènes van The Searchers en Stagecoach had opgenomen. Tommy keek er met grote ogen naar, en hoewel Ray het allemaal al eens eerder had gezien, voelde ook hij een soort kinderlijk ontzag. Hij sloeg zijn arm om Diane heen, waarop zij glimlachte, haar gezicht in zijn hals begroef en hem kuste.
Ray had nooit geloofd in het lot of voorbestemming, of wat het ook was waaraan anderen de dingen die hun overkwamen toeschreven. Als alles voorbeschikt was, in de lucht geschreven door een onzichtbare, almachtige hand, en er geen ruimte was voor je eigen keuze of veranderingen, wat had het leven dan voor zin? Hij verkoos de filosofie dat het leven als een wrede politieagent was, die je een trap in je kruis gaf zodra hij daartoe de kans kreeg. Maar soms keek die schoft uit verveling even de andere kant op, en dat was het moment waarop je moest pakken wat je pakken kon, dat je als een winkeldief je zakken moest volproppen voordat hij zijn boze oog weer op je richtte. Overleven was slechts een kwestie van sluw en geslepen zijn en had niets te maken met mazzel. Toch moest hij toegeven dat de wrede politieagent de afgelopen maanden wel heel vaak afgeleid was geweest.
Ray had gedacht dat hij alles kwijt was - carrière, verloofde, eigenwaarde, de hele zooi - en nu zat. hij hoog in de lucht met een van de grote producenten van Hollywood; hij was getrouwd met de vrouw van zijn dromen en stond op het punt om datgene te worden waarvan hij altijd had geweten dat hij het kon en móést zijn: een echte filmster.
Hij had nooit meer iets van Jack Warner gehoord over The Forsaken. Waarschijnlijk had die idioot het script meteen na hun bespreking in de prullenbak gekieperd. Dit was immers dezelfde snuggere kerel die Gejaagd door de wind had afgekeurd, omdat hij van mening was dat geen mens een film zou willen zien over de Amerikaanse Burgeroorlog. Ray voelde een zeker wraakzuchtig genoegen bij de gedachte dat die ouwe lui inmiddels wel zou hebben gehoord dat The Forsaken bij een andere filmstudio werd gemaakt.
Dat was geheel en al te danken aan Herb Kanter en zijn rotsvaste geloof (en aanzienlijke investering) in Diane. Het was de snelste deal geweest die Ray ooit had meegemaakt. Toen ze na Kerstmis was teruggevlogen en hem vergiffenis had geschonken en alles tussen hen weer koek en ei was, had Diane eindelijk het script van Steve Shelby gelezen. Ze was er helemaal weg van en was het met hem eens dat er een goede rol voor haar in zat. Ze had het script aan Herb laten zien, die het nog dezelfde avond had gelezen en had laten weten dat hij het ook fantastisch vond. Hij had Terence Redfield in de arm genomen als regisseur, had het geheel aan de man gebracht bij Paramount, en bingo: de volgende dag hadden de hoge heren van de studio hem groen licht gegeven.
Vrijwel de hele filmploeg die al bijeengebracht was voor de film met Gary Cooper schoof nu door naar The Forsaken. Die arme Coop had een paar weken geleden uiteindelijk de geest gegeven. Ray had natuurlijk samen met de rest van het land de juiste woorden gesproken: wat een tragedie, een vreselijk verlies, et cetera. Maar stiekem beschouwde hij het heengaan van de grote man als een zegen, een nuttige vermindering van de concurrentie.
Later zou hij tot de ontdekking komen dat Redfield, dat achterbakse ettertje, had geprobeerd om Steve McQueen en Bill Holden te strikken voor de rol van Harry, ook al was die rol - nee, verdomme, de hele film - geschreven met Ray in gedachten. Gelukkig hadden die eikels allebei andere verplichtingen gehad en had Herb Redfield ervan kunnen overtuigen dat het casten van de vroeger Red McGraw als aan lager wal geraakte rodeoster precies was waar het publiek op zat te wachten. Daar kwam nog bij dat er heel veel publiciteit te scoren viel vanwege het feit dat Ray en Diane ook in het echte leven een stel waren. Op dat punt had Herb al gelijk gekregen. Zowel Louella Parsons als Hedda Hopper had erover geschreven, en alle kranten en tijdschriften die hun trouwfoto's hadden gepubliceerd hadden ook de naam van de film vermeld. Het inseinen van die fotografen in Las Vegas was een van Rays beste ingevingen in lange tijd geweest.
De keerzijde was dat hij verdomd weinig betaald kreeg voor zijn rol en dat zowel het budget als het opnameschema retekrap was. Dat kwam doordat er geen grote namen meededen en de financiële malaise bij Paramount met de dag toenam. Het opnemen van The Forsaken zou beslist zwaar worden. Maar wat kon het schelen? Het was een film, een echte bioscoopfilm. Montane en Reed, eindelijk samen op het witte doek. De gedachte bezorgde hem bijna een stijve.
Toen ze bij Medicine Springs aankwamen was de zon al ondergegaan, en de landingsbaan was niet meer dan een vaag zwart litteken in het schemerrood van de woestijn. Toen de wielen van de Lodestar de grond raakten, sloeg er een windvlaag onder het toestel, waardoor het even zijwaarts over de baan stuiterde. Iedereen hapte naar adem, en begon te lachen toen het vliegtuig weer stabiel was. Bij het uitstappen was de buitenlucht nog warm. Met gesloten ogen snoof Diane heel diep de geur op en ze verzuchtte dat ze dol was op de woestijn. Ray deed alsof hij het met haar eens was, maar in werkelijkheid kleefden er te veel herinneringen aan, herinneringen aan zijn tijd als olieboorder: slopend werk met een mond vol zand op een godvergeten vlakte in Texas.
Frank Dawson, de uitvoerend producent, stond hen samen met zijn assistente al op te wachten met een paar gloednieuwe Chevrolet-trucks. Ray had nooit met hem samengewerkt, maar hij had niets dan goeds over de man gehoord. Dawson had de naam streng maar rechtvaardig te zijn. Hij was één meter vijfennegentig lang en had een enorme borstkas. Ze schudden elkaar de hand en Frank zette hun bagage achter in een van de trucks. Herb moest meteen door naar een reeks besprekingen en vertrok met zijn assistente, met de mededeling dat hij hen over een paar uur zou zien bij de bijeenkomst die hij had gepland in The Hungry Horse. Frank zou hen naar het motel brengen.
Medicine Springs was een stadje van één straat dat een beetje verloren onder een rotswand van rood zandsteen lag. Volgens Frank Dawson was die rots driehonderd meter hoog en was het een heilige plaats voor de indianen. Helemaal bovenop zouden oude wandtekeningen te vinden zijn. Het stadje telde een ijzerwarenwinkel, een wasserette, een kruidenier, een benzinestation, vier bars (waaronder The Hungry Horse) en, naar het zich liet aanzien toen ze erdoorheen reden, een recordaantal schurftige honden. Dawson moest drie keer remmen en toeteren om het ongedierte van de weg te jagen. Op het trottoir hingen groepjes jonge, rokende indianen rond. Ze keken zonder ook maar het minste lachje naar de filmsterren in hun glimmende auto.
'Zijn dat indianen?' vroeg Tommy.
'Navajo,' antwoordde Dawson.
'Ze keken niet blij.'
'Dat zijn ze ook niet.'
Het productieteam had elke beschikbare kamer in het stadje gereserveerd. Er waren twee motels, en Dawson verzekerde hun dat zij het mooiste van de twee hadden, al was 'mooi' niet bepaald het woord dat bij hen opkwam toen ze het zagen. Het lag op een verhoogd stuk grond aan de zuidelijke rand van het stadje. Er stond een grote plastic cactus voor de deur, en een neonbord met de naam 'Motel Casa Rosa'. De laatste twee letters haperden, zoemend en knipperend.
De receptie besloeg ongeveer een vierkante meter en was lichtgroen geschilderd, verlicht met alleen een d-bak aan het plafond. Achter de balie zat een kleine Mexicaanse vrouw met droevige ogen. Ze knikte en glimlachte toen Dawson Ray en Diane aan haar voorstelde als de grote filmsterren die zojuist per vliegtuig uit Hollywood waren aangekomen.
'Jezus, Frank,' fluisterde Ray toen ze zich omdraaide om de sleutels te pakken. 'Is dit het beste motel?'
'Beter dan het andere. Je zou mijn kamer eens moeten zien.'
Ze hadden kamer 6 en kamer 7, zei de vrouw toen ze hen buitenom voorging naar de achterkant. Dat waren de beste kamers die ze hadden, met een tussendeur en 'bergzicht'. Behalve op de bergen hadden ze ook uitzicht op een roestige gele bulldozer die in een diepe kuil stond, met een enorme hoop zand eromheen. De vrouw verkondigde trots dat dit het zwembad zou worden.
'Fijn,' zei Ray.
Er schoot iets weg toen de vrouw de deur opendeed. De kamer was klein, bloedheet en smoezelig, en de horren voor de ramen hingen aan flarden. Op een minuscuul tafeltje stonden een groot boeket bloemen en een fruitmand, met een kaartje van Herb erbij om hun succes te wensen.
'Wat lief,' zei Diane. 'Dank je wel.'
Er schoot een kakkerlak tussen het fruit vandaan, die over de tafelrand verdween. Diane zag het niet, maar Tommy wel. Hij wierp Ray een blik toe.
'Frank,' zei Ray, 'kan ik je even spreken? Diane, laat jij Tommy ondertussen zijn kamer even zien.'
Dawson liep met hem mee naar buiten, waar ze tegenover elkaar aan de rand van de kuil gingen staan. Ray stak een sigaret op zonder Dawson er een aan te bieden. 'Ben ik in de war met de datum? Is het vandaag 1 april?'
'Pardon?'
'Dit moet een grap zijn. Hoe kun je ons nou in zo'n sjofel motel wegstoppen?'
'Ray, dit is de best beschikbare accommodatie. Soms zijn de voorzieningen op locatie nu eenmaal wat primitiever, je moetje aanpassen.'
'Aanpassen! We hebben verdomme een kind bij ons. Zag je die kakkerlak? Deze tent zou gesloten moeten worden. En ga me nou niet vertellen dat dat erbij hoort op locatie, alsof ik een jochie ben dat nog niet droog is achter zijn oren.'
De twee mannen stonden elkaar een hele tijd aan te staren. De vrouw van het motel keek toe. Dawson was de eerste die met zijn ogen knipperde. 'Ik ga wel met Herb praten.'
'Ja, doe dat. Hier blijven we niet, begrepen?'
Diane vond dat hij te fel was geweest, maar Ray zei dat ze niet begreep hoe de filmwereld in elkaar zat. Die kerels werden ervoor betaald om elke cent drie keer om te draaien en dit soort ongein haalden ze uit om je op de proef te stellen, om te kijken hoever ze konden gaan. Als je niet voor jezelf opkwam, namen ze een loopje met je. Je moest meteen vanaf het begin laten zien dat je met respect behandeld diende te worden.
En inderdaad, binnen twintig minuten hing Kanter aan de telefoon. Hij zei dat het hem speet en dat hij al bezig was beter onderdak voor hen te regelen. Er was een privéauto onderweg om hen op te halen, en was het goed als Leanne, het meisje dat ze hadden ingehuurd als nanny voor Tommy, morgenvroeg zou beginnen?
'Als je iets nodig hebt, Ray, aarzel dan niet om me te bellen.'
'Zie je nou wel?' zei Ray toen hij had opgehangen.