***
Het pad strekte zich voor hen uit langs de flank van de
bergkam, als een lint van rood zand dat in noordelijke richting
tussen de zilvergroene struiken door slingerde. Aan weerszijden
lagen rotsblokken; een ervan was zo groot als een huis en stak uit
over het pad, zodat ze moesten bukken tot ze naast de hals van hun
paard hingen. Op de helling onder hen lag een eikenbos; de bladeren
ritselden en klapperden in de wind, en zo nu en dan zag je er een
glimp helderder groen doorheen, verderop, waar het dal het laagste
punt bereikte bij het water, waar gras groeide.
Het was eind mei en het werd iedere dag warmer. Niet dat ze in
la echt iets hadden wat je 'weer' zou noemen. Het was er altijd
zonnig en warm. Het enige waarover je ooit iemand hoorde klagen was
de smog.
Tommy reed voorop op Chester, de betrouwbare gevlekte pony
waarop hij altijd reed. Cal reed achter hem op Amigo. Tommy vond
het fijn als ze met z'n tweeën waren, maar het was ook leuk als
Diane met hem meeging. Dat gebeurde de laatste tijd vaak. Ze moest
leren paardrijden voor een film waarin ze samen met Ray ging
spelen, en dankzij Cal was ze er al behoorlijk goed in. Vanmiddag
zou ze eigenlijk ook meegegaan zijn, maar de studio had gebeld dat
ze bij de make-up en kleding werd verwacht voor een proef-
middag.
Nog drie dagen naar school. Dat weekend zouden ze naar Arizona
vertrekken voor de eerste opnamen. Tommy verheugde zich er zo op
dat hij de afgelopen dagen aan niets anders had kunnen denken; hij
praatte nergens anders over. Ze zouden twee hele maanden 'op
locatie' verblijven. Ray had gezegd dat ze een keer naar Monument
Valley zouden gaan, waar al die mooie John Ford-films opgenomen
waren. Cal ging ook mee, om voor de paarden te zorgen en als Rays
stand-in voor de stunts.
Plotseling schoot Chester opzij en begon te steigeren. Tommy
kon zich nog net aan de zadelknop vastgrijpen om te voorkomen dat
hij viel. Cal kwam naast hem rijden en wist het paard snel tot
bedaren te brengen.
'Waarom deed hij dat?'
Cal wees omhoog langs de heuvelrug, waar Tommy een zwart-witte
slang glibberend in een rotsspleet zag verdwijnen.
'O! Is dat een ratelslang?'
'Een Californische koningsslang.'
'Zijn die giftig?'
'Nee. De enige giftige slang hier is de ratelslang. Hé Tom,
dat was goed van je, dat je in het zadel bleef.'
Tommy vond het fijn als Cal hem Tom noemde. Eigenlijk vond hij
alles aan Cal fijn. Hij kende de namen van alle planten en bomen en
dieren. Tommy bestookte hem met vragen en probeerde alles te
onthouden wat Cal hem vertelde. Hij wist dat er in Californië zeven
verschillende soorten haviken leefden, acht soorten hagedissen en
achttien verschillende slangen, ook al had hij die hier nog amper
gezien. Hij had er alleen spijt van dat hij, tijdens een van hun
eerste ritjes samen, trots had verteld dat hij in Rays tuin op
vogels had geschoten met zijn luchtbuks. Cal had zijn wenkbrauwen
gefronst.
'Schoot je ze dood om ze op te eten?'
'Natuurlijk niet.'
'Waarom zou je ze dan willen doden?'
Tommy had niet geweten wat hij moest antwoorden. Bijna had hij
Ray de schuld gegeven, omdat Ray hem had leren schieten. Maar dat
zou niet eerlijk zijn, want hij vond het leuk om te doen, hij
genoot van het bespieden van de vogels en vond het fijn dat hij
goed genoeg kon mikken om ze te raken. Willy Freeman schoot ook
graag als hij zo nu en dan na school met Tommy mee naar huis ging.
Dan trokken ze samen verkleedkleren aan en deden alsof ze Haviksoog
en Chingachgook waren die gingen jagen in het bos.
Door Cals eenvoudige vraag had Tommy zich geschaamd. Toen hij
er later over nadacht, had hij beseft dat het antwoord luidde: uit
nieuwsgierigheid. Vogels waren vrij, en zo vliegensvlug dat je er
nooit bij in de buurt kon komen. Maar als je ze neerschoot, kon je
ze aanraken en vastpakken en zien hoe mooi ze waren. En toch... als
de kick van het doden voorbij was en hij zo'n slap, levenloos
lijfje in zijn handen hield waar hij de warmte uit voelde
wegtrekken, ging er altijd iets van wroeging door hem heen. Na dat
gesprek met Cal had hij zich vast voorgenomen om nooit meer op een
levend wezen te schieten.
Cal vertelde dat er vroeger veel meer wilde dieren hadden
gezeten hier in de heuvels, maar dat de stad zich zo uitbreidde dat
alle dieren werden verjaagd. Vorige week nog waren ze samen de
andere kant op gereden vanaf de ranch, een heuvel op. Daar hadden
ze de paarden vastgemaakt en staan kijken naar de bulldozers, die
enorme stofwolken deden opwaaien bij het afgraven van de grond waar
een nieuwe snelweg zou komen. Cal vertelde dat meneer Maxwell, de
eigenaar van de ranch, veel geld aangeboden had gekregen door een
projectontwikkelaar die er huizen wilde bouwen. Telkens wanneer hij
het bod afwees, boden ze nóg meer, zei Cal. Het was nog slechts een
kwestie van tijd.
Diezelfde dag hadden ze muildierherten, grondeekhoorntjes en
een coyote gezien. En het spannendst van allemaal: op een
ingedroogd modderbed aan het water waren de sporen van een poema
zichtbaar. Enorme pootafdrukken. Cal vertelde dat hier heel veel
poema's zaten, maar dat je ze amper te zien kreeg, tenzij er een
uit een boom sprong en in je hoofd beet, want zo vielen ze meestal
aan. Sinds die tijd had Tommy stilletjes iedere boom waar ze
onderdoor reden afgespeurd. Volgens Cal zaten er in Montana ook
heel veel poema's. En grizzlyberen, die nog gevaarlijker waren,
vooral als je een moeder met jong tegenkwam. Vroeger hadden er ook
wolven gezeten, maar die waren allemaal gevangen of
doodgeschoten.
Tommy vond het prachtig om Cal te horen vertellen over zijn
jeugd in Montana. Zijn moeder was een volbloed Blackfoot, geboren
in het reservaat bij een stadje dat Browning heette en dat volgens
Cal behoorlijk mistroostig was. Zijn vader was een blanke, en ze
hadden vroeger op een kleine ranch meer zuidwaarts gewoond, aan de
Front Range-uitloper van de Rocky Mountains. Zijn overgrootvader
van moederskant was bijna honderd jaar oud en kon zich de tijd nog
herinneren dat ze op bizonjacht gingen. Er waren toen nog hele
kuddes bizons, zei Cal. Zo veel dat het land er soms zwart van zag.
Maar met de komst van de spoorlijnen waren ook alle bizons
neergeknald. Vijftig miljoen in iets meer dan tien jaar.
'Vertel eens, heb je al een filmrol gekregen?' zei Cal.
Tommy begon te lachen. 'Nog niet. Ray zegt dat hij zijn best
ervoor doet.'
'Dan zullen we iets moeten verzinnen. Misschien moet ik je
maar een baantje geven als paardenverzorger.'
De film heette The Forsaken. Het script was geweldig, zei
iedereen. Tommy had geprobeerd het te lezen, maar hij had moeite
met al die scènenummers en camera-aanwijzingen - exterieur,
interieur, fade en pan en rijdershot en dat soort dingen - en hij
snapte niet precies wat er allemaal gebeurde. Maar Diane had hem
het verhaal verteld. Het was niet echt een western, althans niet
het soort western waar Tommy van hield. Er kwamen auto's en
vliegtuigen in voor, en pratende mensen aan de telefoon en geen
enkele indiaan.
Eigenlijk was het vooral een liefdesverhaal. Diane speelde
Helen, een Engelse vrouw die was getrouwd met een rijke man, Dexter
Dearborn. Ze woonden op een mooie ranch aan de rand van de
woestijn, maar Dexter was helemaal niet aardig voor haar -
eigenlijk was hij voor niemand aardig. Hij was eigenaar van een
oliemaatschappij en was altijd van huis voor zaken of ging stiekem
de stad in om zijn vriendin op te zoeken, dus werd Helen heel
verdrietig en eenzaam en verveelde ze zich. Tot Dexters broer Harry
kwam logeren.
Dat was Rays rol. Harry was eens een beroemd rodeoster
geweest, maar hij was ernstig gewond geraakt en had moeten stoppen
met werken. Nu was hij blut, triest en eenzaam, en hij dronk te
veel, maar in wezen was het een prima kerel. Om hem te helpen had
Dexter hem aangenomen om een oogje in het zeil te houden op de
ranch. En omdat het een film was, moesten Helen en Harry natuurlijk
wel verliefd op elkaar worden, en een tijdlang was alles koek en
ei, en rozengeur en maneschijn, zoals Diane het zei. Maar dat
duurde niet lang. Toen Dexter op een avond onverwachts thuiskwam,
betrapte hij het zoenende stel en begon op Helen in te slaan. Harry
schoot haar te hulp, en in het gevecht dat daarop volgde,
vermoordde hij Dexter. Harry kreeg de elektrische stoel, dus liep
het allemaal slecht af. Niemand leek te weten waarom de film The
Forsaken ('De verlatene') heette, maar dat deed er niet toe, zei
Ray, het was gewoon een goede titel.
Doordat de opnamen nu echt gingen beginnen, leek iedereen weer
blij en tevreden te zijn, na alle vervelende dingen die er aan het
einde van het afgelopen jaar waren gebeurd. En door de bruiloft
natuurlijk.
Ray en Diane waren vorige maand getrouwd, op de dag nadat de
Russen Joeri Gagarin de ruimte in hadden gestuurd (al beweerde Ray
dat dat niet echt was gebeurd, dat het allemaal in scène was gezet
in een tv-studio; volgens hem waren de Amerikanen de eersten toen
ze drie weken later Alan Shepard de ruimte in schoten).
Ray had erop gestaan om van de bruiloft een groot feest te
maken en veel mensen uit te nodigen, maar dat had Diane niet
gewild, en uiteindelijk waren ze maar met z'n drietjes geweest. Ze
waren naar Las Vegas gereden in de open Cadillac en hadden
gelogeerd in een gigantische suite van een schitterend nieuw hotel
dat Tropicana heette. Daar waren ze behandeld als vorsten; ze
hadden zelfs een Rolls-Royce met chauffeur toegewezen gekregen om
hen rond te rijden. De volgende morgen waren ze voor dag en dauw
opgestaan en hadden ze urenlang door de woestijn gereden naar de
Grand Canyon. Die was zo oneindig groot en vreemd dat het wel leek
of ze op de maan of Mars waren.
De avond daarna, weer terug in Las Vegas, waren Ray en Diane
getrouwd in een kapelletje dat was versierd met duizenden lichtjes.
Diane zag er schitterend uit. Ze droeg een jurk van wit satijn
bedekt met glittersteentjes en ze had witte lelies in haar haar.
Tommy had een wit pak aan dat speciaal voor hem was gemaakt door
een van de kostuumontwerpers bij Paramount. Ray droeg ook een wit
pak, en ze hadden bijpassende stetsons en veterdasjes. De priester
had achterovergekamd zwart haar, net als Elvis, en even had Tommy
gedacht dat hij het was.
Het huwelijk had geheim moeten blijven, maar waarschijnlijk
had iemand de kranten ingelicht, want toen ze naar buiten kwamen,
stond er een hele horde fotografen. Ze moesten met z'n drieën op de
trap blijven staan en blindelings glimlachen naar de flitslichten
terwijl iedereen brulde: 'Diane! Ray! Deze kant! Diane!' Er riep
zelfs iemand 'Tommy!' Dat was de eerste keer in zijn leven dat hij
zich beroemd voelde. De volgende dag vlogen ze naar Hawaï voor de
huwelijksreis, en ook daar waren fotografen. Er verscheen een foto
van het drietal met bloemenslingers om hun nek op de voorpagina van
de plaatselijke krant.
'Zeg Tom, zullen we de paarden eens lekker laten
rennen?'
Cal en hij waren inmiddels het eikenbos door gereden, het dal
in, waar de grond vlakker en groener was, en de lucht warm en zoet
rook. Tommy drukte zachtjes zijn hakken in Chesters flanken, zoals
Cal hem had voorgedaan, en het gevlekte beestje ging er als een
raket vandoor. Ze draafden langs het water, en de laatste honderd
meter legden ze in galop af. Tommy was dol op het hoefgekletter en
de warme wind die langs zijn gezicht streek. Zijn hoed vloog af,
maar Cal boog zich uit het zadel, plukte hem van de grond en gaf
hem terug aan Tommy toen ze weer in stap waren. Ze reden het dal
uit over het smalle zandpad dat langs de laatste heuvel liep, en
toen zagen ze de veekralen en Cals huisje daarachter, en Diane die
bij de gele Galaxie op hen stond te wachten. Ze zwaaide.
'Hoe gaat het met mijn beste leerling?' vroeg Cal toen ze aan
kwamen rijden.
'Ik dacht dat ik dat was,' zei Tommy.
Ze lachten.
'Dat zegt hij tegen al zijn leerlingen,' zei Diane. 'Ik wou
dat ik mee had gekund, jongens. Hebben jullie lekker
gereden?'
'We hebben een Californische koningsslang gezien.'
'Echt waar?'
'Maar die zijn niet giftig. De ratelslang is de enige soort
hier die giftig is. Chester schrok ervan, maar ik bleef in het
zadel zitten, hè Cal?'
'Nou en of. Zo vast als een huis. Hij heeft het goed gedaan.
Straks raak ik mijn baan nog aan hem kwijt.'
Ze stegen af en brachten de paarden naar de veekraal. Tommy
maakte Chesters singel los, hing het zadel over de omheining en
wreef toen de bezwete rug van het paard droog. Cal zei dat ze dat
heerlijk vonden. Daarna leidde Tommy beide paarden naar de waterbak
en bleef staan kijken toen ze dronken, terwijl Cal bij de auto met
Diane stond te praten. Sinds Diane was begonnen met rijden, waren
die twee echt goede vrienden geworden.
Onderweg naar huis vroeg Tommy haar waarom zo'n aardige man
als Cal geen vrouw had, en Diane antwoordde dat het soms lang
duurde voordat iemand de juiste persoon tegenkwam, en dat niet
iedereen wilde trouwen. Sommige mensen woonden liever alleen.
'Als jij Cal eerder had leren kennen, voordat je Ray
ontmoette, had je dan met hem willen trouwen?'
Diane moest lachen. 'Wat is daar zo grappig aan?' 'Niks. Jij
altijd met je vragen.'
Ze vlogen naar Arizona in de Lockheed Lodestar van Herb en
zagen onder hen de schaduw van het toestel mee glijden. De bergen
waren golvend roze, doorkliefd met drooggevallen rivierbeddingen en
geheime meren waarin de dalende zon werd weerspiegeld. Tommy kreeg
een tweede kans om de Grand Canyon te bekijken, en ze tuurden naar
beneden en probeerden vast te stellen waar ze vorige maand hadden
gestaan, maar het geheel was zo immens dat de juiste schaal niet
vast te stellen was. Even later gaf Herb de piloot opdracht om een
omweg te maken zodat ze Monument Valley konden bekijken. Ze kwamen
laag aanvliegen, met de vleugels helemaal schuin, en cirkelden om
de torenhoge rotsen heen die vlammend rood en gigantisch oprezen,
als de smeulende citadellen van een uitgestorven reuzenvolk. De
oostelijke rotswanden aan de schaduwkant staken paars af tegen de
oranje lucht.
Herb zat naast Tommy bij het raampje en wees allerlei
oriëntatiepunten aan, en de plekken waar Ford beroemde scènes van
The Searchers en Stagecoach had opgenomen. Tommy keek er met grote
ogen naar, en hoewel Ray het allemaal al eens eerder had gezien,
voelde ook hij een soort kinderlijk ontzag. Hij sloeg zijn arm om
Diane heen, waarop zij glimlachte, haar gezicht in zijn hals
begroef en hem kuste.
Ray had nooit geloofd in het lot of voorbestemming, of wat het
ook was waaraan anderen de dingen die hun overkwamen toeschreven.
Als alles voorbeschikt was, in de lucht geschreven door een
onzichtbare, almachtige hand, en er geen ruimte was voor je eigen
keuze of veranderingen, wat had het leven dan voor zin? Hij verkoos
de filosofie dat het leven als een wrede politieagent was, die je
een trap in je kruis gaf zodra hij daartoe de kans kreeg. Maar soms
keek die schoft uit verveling even de andere kant op, en dat was
het moment waarop je moest pakken wat je pakken kon, dat je als een
winkeldief je zakken moest volproppen voordat hij zijn boze oog
weer op je richtte. Overleven was slechts een kwestie van sluw en
geslepen zijn en had niets te maken met mazzel. Toch moest hij
toegeven dat de wrede politieagent de afgelopen maanden wel heel
vaak afgeleid was geweest.
Ray had gedacht dat hij alles kwijt was - carrière, verloofde,
eigenwaarde, de hele zooi - en nu zat. hij hoog in de lucht met een
van de grote producenten van Hollywood; hij was getrouwd met de
vrouw van zijn dromen en stond op het punt om datgene te worden
waarvan hij altijd had geweten dat hij het kon en móést zijn: een
echte filmster.
Hij had nooit meer iets van Jack Warner gehoord over The
Forsaken. Waarschijnlijk had die idioot het script meteen na hun
bespreking in de prullenbak gekieperd. Dit was immers dezelfde
snuggere kerel die Gejaagd door de wind had afgekeurd, omdat hij
van mening was dat geen mens een film zou willen zien over de
Amerikaanse Burgeroorlog. Ray voelde een zeker wraakzuchtig
genoegen bij de gedachte dat die ouwe lui inmiddels wel zou hebben
gehoord dat The Forsaken bij een andere filmstudio werd
gemaakt.
Dat was geheel en al te danken aan Herb Kanter en zijn
rotsvaste geloof (en aanzienlijke investering) in Diane. Het was de
snelste deal geweest die Ray ooit had meegemaakt. Toen ze na
Kerstmis was teruggevlogen en hem vergiffenis had geschonken en
alles tussen hen weer koek en ei was, had Diane eindelijk het
script van Steve Shelby gelezen. Ze was er helemaal weg van en was
het met hem eens dat er een goede rol voor haar in zat. Ze had het
script aan Herb laten zien, die het nog dezelfde avond had gelezen
en had laten weten dat hij het ook fantastisch vond. Hij had
Terence Redfield in de arm genomen als regisseur, had het geheel
aan de man gebracht bij Paramount, en bingo: de volgende dag hadden
de hoge heren van de studio hem groen licht gegeven.
Vrijwel de hele filmploeg die al bijeengebracht was voor de
film met Gary Cooper schoof nu door naar The Forsaken. Die arme
Coop had een paar weken geleden uiteindelijk de geest gegeven. Ray
had natuurlijk samen met de rest van het land de juiste woorden
gesproken: wat een tragedie, een vreselijk verlies, et cetera. Maar
stiekem beschouwde hij het heengaan van de grote man als een zegen,
een nuttige vermindering van de concurrentie.
Later zou hij tot de ontdekking komen dat Redfield, dat
achterbakse ettertje, had geprobeerd om Steve McQueen en Bill
Holden te strikken voor de rol van Harry, ook al was die rol - nee,
verdomme, de hele film - geschreven met Ray in gedachten. Gelukkig
hadden die eikels allebei andere verplichtingen gehad en had Herb
Redfield ervan kunnen overtuigen dat het casten van de vroeger Red
McGraw als aan lager wal geraakte rodeoster precies was waar het
publiek op zat te wachten. Daar kwam nog bij dat er heel veel
publiciteit te scoren viel vanwege het feit dat Ray en Diane ook in
het echte leven een stel waren. Op dat punt had Herb al gelijk
gekregen. Zowel Louella Parsons als Hedda Hopper had erover
geschreven, en alle kranten en tijdschriften die hun trouwfoto's
hadden gepubliceerd hadden ook de naam van de film vermeld. Het
inseinen van die fotografen in Las Vegas was een van Rays beste
ingevingen in lange tijd geweest.
De keerzijde was dat hij verdomd weinig betaald kreeg voor
zijn rol en dat zowel het budget als het opnameschema retekrap was.
Dat kwam doordat er geen grote namen meededen en de financiële
malaise bij Paramount met de dag toenam. Het opnemen van The
Forsaken zou beslist zwaar worden. Maar wat kon het schelen? Het
was een film, een echte bioscoopfilm. Montane en Reed, eindelijk
samen op het witte doek. De gedachte bezorgde hem bijna een
stijve.
Toen ze bij Medicine Springs aankwamen was de zon al
ondergegaan, en de landingsbaan was niet meer dan een vaag zwart
litteken in het schemerrood van de woestijn. Toen de wielen van de
Lodestar de grond raakten, sloeg er een windvlaag onder het
toestel, waardoor het even zijwaarts over de baan stuiterde.
Iedereen hapte naar adem, en begon te lachen toen het vliegtuig
weer stabiel was. Bij het uitstappen was de buitenlucht nog warm.
Met gesloten ogen snoof Diane heel diep de geur op en ze verzuchtte
dat ze dol was op de woestijn. Ray deed alsof hij het met haar eens
was, maar in werkelijkheid kleefden er te veel herinneringen aan,
herinneringen aan zijn tijd als olieboorder: slopend werk met een
mond vol zand op een godvergeten vlakte in Texas.
Frank Dawson, de uitvoerend producent, stond hen samen met
zijn assistente al op te wachten met een paar gloednieuwe
Chevrolet-trucks. Ray had nooit met hem samengewerkt, maar hij had
niets dan goeds over de man gehoord. Dawson had de naam streng maar
rechtvaardig te zijn. Hij was één meter vijfennegentig lang en had
een enorme borstkas. Ze schudden elkaar de hand en Frank zette hun
bagage achter in een van de trucks. Herb moest meteen door naar een
reeks besprekingen en vertrok met zijn assistente, met de
mededeling dat hij hen over een paar uur zou zien bij de
bijeenkomst die hij had gepland in The Hungry Horse. Frank zou hen
naar het motel brengen.
Medicine Springs was een stadje van één straat dat een beetje
verloren onder een rotswand van rood zandsteen lag. Volgens Frank
Dawson was die rots driehonderd meter hoog en was het een heilige
plaats voor de indianen. Helemaal bovenop zouden oude
wandtekeningen te vinden zijn. Het stadje telde een
ijzerwarenwinkel, een wasserette, een kruidenier, een
benzinestation, vier bars (waaronder The Hungry Horse) en, naar het
zich liet aanzien toen ze erdoorheen reden, een recordaantal
schurftige honden. Dawson moest drie keer remmen en toeteren om het
ongedierte van de weg te jagen. Op het trottoir hingen groepjes
jonge, rokende indianen rond. Ze keken zonder ook maar het minste
lachje naar de filmsterren in hun glimmende auto.
'Zijn dat indianen?' vroeg Tommy.
'Navajo,' antwoordde Dawson.
'Ze keken niet blij.'
'Dat zijn ze ook niet.'
Het productieteam had elke beschikbare kamer in het stadje
gereserveerd. Er waren twee motels, en Dawson verzekerde hun dat
zij het mooiste van de twee hadden, al was 'mooi' niet bepaald het
woord dat bij hen opkwam toen ze het zagen. Het lag op een verhoogd
stuk grond aan de zuidelijke rand van het stadje. Er stond een
grote plastic cactus voor de deur, en een neonbord met de naam
'Motel Casa Rosa'. De laatste twee letters haperden, zoemend en
knipperend.
De receptie besloeg ongeveer een vierkante meter en was
lichtgroen geschilderd, verlicht met alleen een d-bak aan het
plafond. Achter de balie zat een kleine Mexicaanse vrouw met
droevige ogen. Ze knikte en glimlachte toen Dawson Ray en Diane aan
haar voorstelde als de grote filmsterren die zojuist per vliegtuig
uit Hollywood waren aangekomen.
'Jezus, Frank,' fluisterde Ray toen ze zich omdraaide om de
sleutels te pakken. 'Is dit het beste motel?'
'Beter dan het andere. Je zou mijn kamer eens moeten
zien.'
Ze hadden kamer 6 en kamer 7, zei de vrouw toen ze hen
buitenom voorging naar de achterkant. Dat waren de beste kamers die
ze hadden, met een tussendeur en 'bergzicht'. Behalve op de bergen
hadden ze ook uitzicht op een roestige gele bulldozer die in een
diepe kuil stond, met een enorme hoop zand eromheen. De vrouw
verkondigde trots dat dit het zwembad zou worden.
'Fijn,' zei Ray.
Er schoot iets weg toen de vrouw de deur opendeed. De kamer
was klein, bloedheet en smoezelig, en de horren voor de ramen
hingen aan flarden. Op een minuscuul tafeltje stonden een groot
boeket bloemen en een fruitmand, met een kaartje van Herb erbij om
hun succes te wensen.
'Wat lief,' zei Diane. 'Dank je wel.'
Er schoot een kakkerlak tussen het fruit vandaan, die over de
tafelrand verdween. Diane zag het niet, maar Tommy wel. Hij wierp
Ray een blik toe.
'Frank,' zei Ray, 'kan ik je even spreken? Diane, laat jij
Tommy ondertussen zijn kamer even zien.'
Dawson liep met hem mee naar buiten, waar ze tegenover elkaar
aan de rand van de kuil gingen staan. Ray stak een sigaret op
zonder Dawson er een aan te bieden. 'Ben ik in de war met de datum?
Is het vandaag 1 april?'
'Pardon?'
'Dit moet een grap zijn. Hoe kun je ons nou in zo'n sjofel
motel wegstoppen?'
'Ray, dit is de best beschikbare accommodatie. Soms zijn de
voorzieningen op locatie nu eenmaal wat primitiever, je moetje
aanpassen.'
'Aanpassen! We hebben verdomme een kind bij ons. Zag je die
kakkerlak? Deze tent zou gesloten moeten worden. En ga me nou niet
vertellen dat dat erbij hoort op locatie, alsof ik een jochie ben
dat nog niet droog is achter zijn oren.'
De twee mannen stonden elkaar een hele tijd aan te staren. De
vrouw van het motel keek toe. Dawson was de eerste die met zijn
ogen knipperde. 'Ik ga wel met Herb praten.'
'Ja, doe dat. Hier blijven we niet, begrepen?'
Diane vond dat hij te fel was geweest, maar Ray zei dat ze
niet begreep hoe de filmwereld in elkaar zat. Die kerels werden
ervoor betaald om elke cent drie keer om te draaien en dit soort
ongein haalden ze uit om je op de proef te stellen, om te kijken
hoever ze konden gaan. Als je niet voor jezelf opkwam, namen ze een
loopje met je. Je moest meteen vanaf het begin laten zien dat je
met respect behandeld diende te worden.
En inderdaad, binnen twintig minuten hing Kanter aan de
telefoon. Hij zei dat het hem speet en dat hij al bezig was beter
onderdak voor hen te regelen. Er was een privéauto onderweg om hen
op te halen, en was het goed als Leanne, het meisje dat ze hadden
ingehuurd als nanny voor Tommy, morgenvroeg zou beginnen?
'Als je iets nodig hebt, Ray, aarzel dan niet om me te
bellen.'
'Zie je nou wel?' zei Ray toen hij had opgehangen.