***

Ray had ruim een halfuur moeten wachten en was zo opgefokt als een getergde ratelslang. Het was al bijna twee jaar geleden dat hij een gesprek onder vier ogen had gehad met de Kolonel, en zo'n kans moest je niet verpesten door uit je slof te schieten. Ze lieten je expres wachten om je te intimideren, om je het gevoel te geven dat je niets voorstelde, dus kon hij maar beter rustig blijven en doen alsof het hem geen donder kon schelen.
De gewichtige grandeur waarmee dit type studiobazen zich omringde had angstaanjagend kunnen zijn als het niet zo lachwekkend was geweest. De enorme halfronde oprijlaan, de statige bomen en gazonnen, de vorstelijke trap en de receptie zo groot als een voetbalveld, waar een eerbiedige stilte heerste en een draak van een vrouw - strak kapsel, mantelpakje en streng schoolffikbrilletje - de wacht hield achter haar bureau. Een afspraak met Jack Warner was als een audiëntie bij Mussolini.
Ray zat op een van de grote banken wat vakbladen door te bladeren en deed zijn best om een ontspannen indruk te maken. Zo nu en dan zoemde de intercom van de draak; dan nam ze de telefoon op en zei: 'Ja, meneer Warner. Natuurlijk, meneer Warner.' En soms ging de deur naar het heiligdom open en kwam een van de weelderige secretaresses van de Kolonel in een strak rokje naar buiten getrippeld om de draak een pakje te overhandigen. Een van hen, een blonde met grote borsten die die ouwe schurk ongetwijfeld al in zijn handen had gehad, schonk Ray een stralende glimlach toen ze weer naar binnen ging. Jack Warner liep tegen de zeventig, maar was nog altijd een rokkenjager. Er werd gefluisterd dat zijn kantoor een geheime deur en een geheime trap had, zodat beginnende actrices wat discreter konden 'beginnen'.
De zoemer van de draak ging weer en ze nam de telefoon op. 'Jazeker, meneer Warner. Ik zal het hem doorgeven.'
Ze stond op en kwam naar Ray toe gelopen. 'Excuses van meneer Warner. Zijn afspraak van tien uur loopt een beetje uit, maar het duurt nu vast niet lang meer. Wilt u nog koffie?'
'Nee, dank je. Mooie bril, trouwens.'
'Dank u wel.'
Hij gooide zijn krant op de salontafel voor hem en pakte het glossy fotoboek waar hij de hele tijd al weerstand aan had geboden. Het stond vol paginagrote foto's van de sterren van Warner Brothers: Bogart en Bergman, Jimmy Cagney, Errol Flynn, Henry Fonda en zelfs een paar mensen met wie de studio inmiddels ruzie had en die ze wel konden vermoorden, zoals Bette Davis. Achter in het boek was een klein gedeelte gewijd aan tv-sterren, twee per pagina: Clint Walker, James Garner, Ty 'Bronco' Hardin en Will Hutchins van Sugarfoot. Terwijl Ray het doorbladerde, kreeg hij langzaam een knoop in zijn maag. Niet te geloven. De klootzakken hadden hem overgeslagen. Maar nee, toch niet, daar stond hij. Helemaal achteraan, na Rin Tin Tin.
Hij sloeg het boek dicht, gooide het op tafel en ging naar de wc om te pissen. Het deed nog steeds zeer daar beneden, waar Diane hem had dubbel geknakt. Hij waste zijn handen en keek in de spiegel. Gelukkig was de meeste schade die ze had aangericht niet zichtbaar, al kwam een van de krassen van haar nagels net boven zijn kraag uit. Jezus, dacht hij. Wat een nacht. Hij liep terug naar de ontvangstruimte en ging weer zitten wachten.
Het was niet zijn bedoeling geweest om tegen haar te liegen. Zoals het nooit zijn bedoeling was om te liegen. Het was gewoon zijn tweede natuur. Hij loog nu al zo lang en zo vaak dat hij zelf niet meer besefte wanneer hij het deed. Voor de meeste mensen hadden leugens bepaalde gevolgen, waardoor ze liever niet logen, of niet te vaak, maar voor Ray was het andersom. Hij was juist altijd in de problemen gekomen wanneer de waarheid aan het licht kwam. Hij had sowieso nooit begrepen waarom je zo nodig eerlijk moest zijn. Een mens kreeg al genoeg onverbloemde waarheden te horen in zijn leven. Daarom waren de meeste mensen zo ongelukkig. Wat ze eigenlijk wilden, waren leugens. Daar draaide het allemaal om in Hollywood: leugens verspreiden die de fantasie aanwakkerden en de mensen een beter gevoel gaven.
En dat gold niet alleen voor de films zelf. Bijna iedereen die was betrokken bij het maken ervan moest de meest uiteenlopende leugens ophangen. Dat hoorde erbij. De producenten konden het beste liegen van allemaal. Om een film van de grond te krijgen moest je tegen iedereen liegen, jongleren met vijf leugens tegelijk, zodat alle betrokkenen geloofden dat ze samen aan iets heel goeds zouden gaan werken, waarna met een beetje geluk de leugens allemaal waarheid werden en ze alle vijf in de lucht bleven.
Acteurs logen over het algemeen omdat de studio's en de producenten dat wilden. Als je naam niet goed genoeg klonk, verzonnen ze gewoon een andere voor je. Daar was niets verkeerds aan, dat moest wel. Wie zou er ooit hebben gehoord van John Wayne of Cary Grant als die nog Marion Morrison en Archibald Leach hadden geheten? Wie zou ooit hebben gekozen voor die arme Ty Hardin als hij nog opgescheept had gezeten met de naam Orison Whipple Hungerford Jr.?
Rays echte naam was Lennie Gulewicz, maar dat wist niemand. En wanneer journalisten informeerden naar zijn vroegere leven, schetste hij een beeld van hoe hij had gewild dat het was geweest, het plaatje van de cowboyhelden dat de wereld eens had gewenst: Ray die bij zijn vader op de knie zat op de veranda van hun kleine ranch in Texas; Ray die zijn moeder hielp met maïsbrood bakken en boter karnen; Ray die als kind van vijf stieren leerde vangen met de lasso om ze te brandmerken. Hij had het zo vaak verteld dat hij bijna was vergeten dat het niet echt zo was gegaan.
Zoals in alle goede leugens moest er een vleugje waarheid in schuilen. Hij had inderdaad in Texas gewoond, maar nooit op een ranch. Hij had zich kapot gewerkt: putten boren en buizen sjouwen voor diverse oliemaatschappijen, tot hij zo slim was geweest om als uitsmijter te gaan werken in een nachtclub in Houston. Tijdens een handgemeen aan de deur was hij op een avond opgemerkt door een jonge fotograaf, die zojuist de opdracht had gekregen een sigarettenreclame te maken. Hij vroeg Ray of hij kon paardrijden; natuurlijk, zei Ray, hij was op een paard gebóren. Hij werd gevraagd voor de advertentie. Het rijden viel hem niet mee, en het gevolg was dat hij sindsdien niet veel van paarden moest hebben - en dat was wederzijds. Maar door de reclamecampagne was hij wel opgevallen. Binnen een halfjaar verhuisde hij naar LA en had hij een agent, en samen hadden ze de naam Ray Montane verzonnen - en een geschikter levensverhaal.
Het kostte hem tegenwoordig de grootste moeite om zich zijn ware levensverhaal voor de geest te halen. Dat was het verhaal van de kleine Lennie Gulewicz die tweeënveertig jaar geleden - een jaar of acht eerder dan hij ooit toegaf - was geboren onder de naar zwavel stinkende rook van een ertssmelterij in Pennsylvania. De enige keer dat hij bij zijn vader op de knie had gezeten, was wanneer die moordzuchtige schoft hem half bewusteloos had geslagen met een riem of de steel van een hakbijl of wat hij maar te pakken kon krijgen. Zijn moeder was meestal te dronken of kreupel van het laatste pak slaag om zelfs maar een kop koffie te zetten, als ze niet in het achterkamertje met een vreemde kerel lag te neuken. Zodra hij de kans kreeg, had de kleine Lennie zijn biezen gepakt, en gedurende zijn tienerjaren had hij regelmatig in een opvoedingsgesticht gezeten, meestal wegens diefstal, behalve die ene keer dat hij een of ander ettertje dat hem had verraden een mes tussen zijn ribben had gestoken, wat het slachtoffer bijna het leven had gekost.
Het grappige was dat er tegenwoordig jonge acteurs in Hollywood waren die een hoop geld zouden willen betalen voor een jeugd als de zijne. Van die types die waren opgegroeid in een mooi huis in een fijne buurt, met liefhebbende ouders en een kinderjuf, een hondje en verdomme elk jaar met kerst een nieuwe fiets. En diezelfde types hielden zich druk bezig met het bedenken van ellendige verhalen over wrede ontberingen, want dat werd tegenwoordig cool gevonden, en het kon ervoor zorgen dat het publiek dacht dat ze de nieuwe Marlon Brando of James Dean waren, broeierig en duister, gekweld en verknipt en sexy.
Niet dat Ray het ze kwalijk nam. Als hij twintig jaar jonger was geweest, had hij niet hoeven liegen. Dan zou hij ook niet zijn vastgelopen in zijn huidige rol, die van de man met de witte hoed, de blozende held die hij inmiddels wel kon schieten. In de wereld van de bioscoopfilm was de boodschap al doorgedrongen, daar mochten acteurs inmiddels een smoezelige kop en een nog smoezeliger verleden hebben. Maar de tv liep enorm achter: de makers schenen nog te denken dat Amerika zat te wachten op onberispelijke helden van bordkarton, mannen die nooit een scheet lieten of naar de wc moesten.
In dat licht vond hij het onvoorstelbaar dat hij erin was geslaagd een stijlvolle vrouw als Diane aan de haak te slaan - en haar vast te houden, tot nu toe. Ze was jong en bloedmooi en had zo veel talent dat ze iedere kerel zou kunnen krijgen. Zoals dat arrogante eikeltje van een McQueen, die laatst bij Schwab voor de deur zo naar haar had staan gluren en wiens laatste film, die waardeloze The Magnificent Sukkels, kennelijk wereldwijd misselijkmakend goed scoorde. Op het feest bij Kanter en op elke andere party waar ze kwamen, liepen de mannen elkaar voor de voeten om haar te versieren. En toch leek Diane - totdat die trut van een Louella Parsons zich ermee bemoeid had - alleen maar oog voor hem te hebben. Ze wilde zelfs met hem trouwen!
Ray was niet achterlijk. Hij was al snel tot de ontdekking gekomen dat hij Diane kon veroveren via Tommy. Ze werd overspoeld door schuldgevoelens omdat ze zich al die jaren had uitgegeven als zijn zus, waardoor ze er alles voor overhad om het goed te maken. Vanaf de eerste keer dat hij die twee samen had gezien, op de familiedag op school, was het Ray opgevallen dat ze helemaal smolt zodra hij aandacht schonk aan Tommy. En vrij snel daarna had hij een soort wanhoop in haar bespeurd, de wanhopige behoefte om dat joch een vader en een normaal gezinsleven te geven. En Tommy was gek op cowboys, dus wie was er nou een betere kandidaat dan die goeie ouwe Ray Montane?
Als je het zo formuleerde, klonk het te uitgekookt, alsof hij het kind beschouwde als een onontkoombaar aanhangsel van Diane. En zo was het niet. Natuurlijk had Ray vaak gewenst dat ze met z'n tweetjes zouden zijn, alleen Diane en hij, zonder die bagage - en dat wenste hij nog steeds regelmatig. Maar in de afgelopen maanden was hij wel op dat jochie gesteld geraakt. Oké, het was een rare, maar hij leerde snel en was lang niet zo'n watje als Ray aanvankelijk had gedacht. Sterker nog, hij begon verdorie best een taaie te worden.
Ray was nog steeds niet helemaal bekomen van wat er de afgelopen nacht en vooral vanochtend was gebeurd. De seks was een verhaal apart geweest, de beste die ze ooit hadden gehad. Hij was er min of meer van uitgegaan dat ze het hem had vergeven en dat alles weer bij het oude was. Maar vanochtend had Diane haar spullen gepakt en gezegd dat Tommy en zij in haar appartementje gingen wonen. Bij haar vertrek had ze hem kil en sarcastisch laten weten dat hij maar moest bellen als hij niet meer getrouwd was met iemand anders. Ray had geen flauw idee wat ze Tommy had verteld, maar het arme ventje had beslist niet blij gekeken toen ze wegreden.
Tijdens Dianes verhoor die nacht had Ray haar vragen min of meer eerlijk beantwoord. En als ze betere vragen had gesteld, zou hij haar waarschijnlijk nog een heleboel meer hebben verteld. Wie weet zou hij dan zelfs wel hebben opgebiecht dat hij een dochter had. Misschien had hij dat sowieso moeten doen, om de lucht te klaren. Of misschien ook niet. Waarschijnlijk zou dat de druppel zijn geweest. Bovendien liep hij geen gevaar dat Diane er ooit achter zou komen. Hij kende dat kind amper, had haar al jaren niet meer gezien. Sterker nog: hij zou haar niet eens herkennen als hij haar op straat tegenkwam. En haar moeder, dat kreng, wist wel beter dan aan de deur te komen om hem problemen te bezorgen.
De deur naar het kantoor van de Kolonel ging open en er klonk een lachsalvo. Een agent van wie Ray de naam niet meer wist, een van die hielenlikkers van Lew Wasserman van MCA, kwam naar buiten gelopen met naast zich een knap jong ding in een geel jurkje, met te veel lippenstift op. Een aankomende actrice, die ongetwijfeld binnenkort de geheime trap zou nemen. Jack Warner had zijn armen om hun schouders geslagen. Ze zagen er allemaal zo zelfingenomen uit dat Ray er bijna van moest kotsen.
Met handgebaartjes en betekenisvolle blikken liepen de agent en de actrice de trap af, waarna Warner zijn das rechttrok en op Ray af kwam lopen. Die ouwe zag er weer eens uit om door een ringetje te halen, met zijn grijze maatpak en het volmaakte driehoekje lichtblauwe zijde dat uit zijn borstzakje piepte. Achterovergekamd haar, zijn wenkbrauwen sardonisch opgetrokken en een brede, stralende glimlach onder zijn ultradunne snorretje.
'Ray! Sorry dat je zo lang hebt moeten wachten.'
Ray stond op en gaf hem een hand. 'Geeft niet, Kolonel. Fijn om u te zien.'
'Nou en of. Kom binnen.'
Ray pakte zijn aktetas en volgde de Kolonel langs de draak het eerste kantoortje in, waar het blondje weer naar hem lachte, en daarna naar het eigenlijke kantoor van de grote man, met het vorstelijke bureau en de castingsofa. Kolonel Jack nam plaats op zijn troon achter het bureau en Ray ging ervoor zitten, op een veel lagere stoel. Het hoorde allemaal bij dat lullige spelletje dat ervoor moest zorgen dat je je klein en onzeker voelde.
De afspraak was een maand geleden al gemaakt, toen ze elkaar een keer
rond lunchtijd tegen het lijf waren gelopen in de studiokantine. Ray had aangegeven best een keer te willen komen praten, over de toekomst en zo, en de Kolonel had daarmee ingestemd en gezegd dat hij al een tijdje contact met Ray wilde opnemen. Dat had hij opgevat als een aanwijzing dat die ouwe lui godzijdank eindelijk verstandig was geworden en dat hij, Ray, een echte filmrol zou krijgen.
Hij had zich goed voorbereid. Hij had het script meegebracht dat Steve Shelby hem had toegestuurd, de jonge schrijver die hij bij de Kanters thuis had ontmoet. Rays rol moest nog verder worden uitgewerkt, maar de ruwe versie zag er niet slecht uit. Hij haalde het uit zijn aktetas en legde het op het bureau. Jack Warner zat hem achterovergeleund aan te kijken, met zijn vingertoppen tegen elkaar gedrukt.
'Hoe gaat het ermee, Kolonel?'
'Ach, je kent het wel. Uneasy lies the head that wears the toilet seat.'
Dat was Warners lijfspreuk. Ray had het hem keer op keer horen zeggen, maar glimlachte beleefd. Warner keek op zijn horloge en ging rechtop zitten. 'Ray, ik heb dadelijk een bestuursvergadering, dus laten we ter zake komen.'
'Oké, ik heb een paar...'
'We gaan stoppen met Sliprock.'
Ray staarde hem aan. 'Pardon?'
'Jij weet net zo goed als ik dat de kijkcijfers teruglopen. De zender is er niet blij mee.'
'Nou, Kolonel, de laatste cijfers die ik heb gezien vielen toch niet...'
'Het ligt niet aan jou. De serie is gewoon te ouderwets.'
'Dat roep ik al zo lang. Ik zei laatst nog tegen die idioten...'
'Welke idioten? Dan en Lew zijn prima producenten.'
'Dat weet ik, het spijt me. Maar ik zeg dus steeds dat we bij de tijd moeten blijven. Scherpere scripts. Je hoeft maar naar een programma als Wagon Train te kijken. Trek een paar mensen aan die daarvoor schrijven. Zo veel hoeft dat niet te kosten. Echt waar, Kolonel, ik kan erom vragen tot ik een ons weeg...'
'Ray, luister even naar me. De serie is een zinkend schip, en het heeft geen zin om op een zinkend schip met het meubilair te gaan schuiven.'
Ray kon zijn oren niet geloven.
'De western heeft zijn beste tijd gehad.'
'Kolonel, ik geloof niet dat...'
'Wat zeg ik nou? De mensen moeten geen westerns meer. Begrijp me niet verkeerd, zoiets gebeurt niet van vandaag op morgen. De goede series - zoals Wagon Train en Bonanza - houden het nog wel een tijdje vol. Maar binnen tien jaar is er geen western meer over, let op mijn woorden. Misschien hier en daar een bioscoopfilm, maar niet op tv. Niet één.'
Er viel een lange stilte. Ray schudde zijn hoofd. 'Ik weet even niet wat ik moet zeggen. Maar ach, misschien is het ook wel een mooie nieuwe kans. Eerlijk gezegd kwam ik daar vandaag eigenlijk voor: ik wil al heel lang een filmrol. En dan niet in zo'n zaterdagmiddaggeval dat in het buurthuis draait, maar een echte bioscoopfilm...'
De Kolonel stiet een lachje uit en keek aandachtig naar zijn vingertoppen. Ray pakte het script. Zijn hand trilde. Ineens bekroop hem een gevoel van wanhoop, voelde hij zich een zeurend kind.
'... en ik heb een paar heel goede ideeën. Kijk, ik heb een script meegebracht dat misschien het gat kan opvullen dat...'
'Ik zal er iemand naar laten kijken.'
'Echt waar, Kolonel, de jongeman die het heeft geschreven, Steve Shelby, dat is een geval apart. Volgens Herb Kanter is hij geniaal.'
'Wie weet, we zullen zien. Maar luister, Ray, los van dit alles, na het huidige seizoen zullen we je contract beëindigen.'