***

Tom had vrijwel meteen na aankomst spijt dat hij was gegaan. Hij had die kerel nooit echt gemogen en hij was nog minder te spreken over het steekje jaloezie dat altijd de kop opstak wanneer hij hem zag. Sommige mensen haalden het slechtste in je naar boven. Truscott Hooper, die door zowel vrienden als hielenlikkers - beide categorieën waren vanavond ruim vertegenwoordigd - simpelweg Troop werd genoemd, zat aan een tafeltje in de verste hoek van een bomvolle collegezaal zijn boek te signeren. Er stond een lange rij smachtende fans, van wie Tom er enkele kende. Ze hadden beter moeten weten.
Troop was bezig met de promotietour voor zijn nieuwe bestseller, een thriller die zich afspeelde in het Irak van na de invasie. Hij stond die week op de cover van het blad People en Tom had hem twee dagen geleden gezien bij The Today Show, waar hij had verteld dat er al een film in de maak was van zijn boek. Het boek had dezelfde held als de vorige drie delen, zorgvuldig afgesteld op de tijdgeest (voormalig FBI-agent Brad Bannerman, gevaarlijk maar met het hart van een dichter, ten onrechte in diskrediet geraakt door een verkeerd begrepen heldendaad, et cetera). Tom had ze geen van alle gelezen. Het was al erg genoeg om te moeten toekijken hoe die rotboeken hem leken uit te lachen vanaf de hoogste regionen van de bestsellerlijsten; hij wilde niet tot de ontdekking komen dat ze eigenlijk best goed waren. Althans, volgens de recensenten. Niets was zo zuur als een collegaauteur die erin slaagde miljoenen boeken te verkopen en ook nog eens goede recensies te krijgen. Dat beroofde je van iedere gegronde reden tot minachting.
Geen enkele uitgeverij met een beetje verstand zou Montana opnemen in de promotietour van een groot auteur als Troop. De stad had nog geen miljoen inwoners, van wie de meesten wel wat beters te doen hadden dan boeken lezen. Nee, Troops aanwezigheid hier vanavond, de terugkeer van de beroemde schrijver naar de schoot van zijn alma mater, de Universiteit van Montana in Missoula (waaraan hij kennelijk al een gulle schenking had gedaan - je kon de nieuwe vleugels van de bibliotheek al bijna zien groeien), had niets te maken met de omzet van zijn boeken. Het was puur een daad van neerbuigende ijdelheid, dat kon niet anders - althans, in Toms ogen.
Troop was veruit de succesvolste romanschrijver die de vakgroep Creatief schrijven van de Universiteit van Montana ooit had voortgebracht. Toen Tom aan zijn studie begon, halverwege de jaren zeventig, was Troop derdejaars geweest, en al een ster. Hij verkocht korte verhalen aan The New Yorker en stond op het punt zijn eerste roman uit te brengen. Met zijn een meter vijfennegentig stak hij niet alleen beroepsmatig maar ook letterlijk met kop en schouders boven alle anderen uit. Vandaag ging hij zoals altijd volledig in het zwart gekleed. Dat was een soort handelsmerk van hem. De zwarte baard en het golvende zwarte haar waren inmiddels behoorlijk grijs, maar dat - zo moest Tom toegeven - gaf zijn plechtstatigheid alleen nog maar iets extra's. Ze waren beiden halverwege de vijftig, maar Tom was de enige die dat ook was aan te zien.
Troops knappe gezicht had wekenlang door de hele stad gehangen, en zijn lezing van vanavond in de grootste collegezaal van de universiteit was uitverkocht. Er waren zelfs mensen die moesten staan, helemaal achterin. Zijn praatje was gekmakend ad rem, bescheiden en interessant geweest, en het applaus na afloop had de ramen doen rammelen. De champagnereceptie na afloop was alleen toegankelijk met toegangskaartje.
Net toen hij een plekje wilde zoeken om zijn glas weg te zetten, zodat hij kon vertrekken, werd hij zich bewust van een jonge vrouw die vlak voor zijn neus stond. Ze lachte een beetje aarzelend, en het was duidelijk dat ze al een poosje had geprobeerd zijn aandacht te trekken terwijl hij zich aan Troop stond te ergeren.
'Jij bent toch Thomas Bedford?'
'Ja, dat klopt. Sorry, ik...'
Ze stak hem een hand toe, waar hij iets te hard in kneep. Zijn vijf jaar oude documentairereeks over de geschiedenis en cultuur van de Blackfootindianen was pasgeleden opnieuw uitgezonden, en Tom bedacht dat ze hem daar waarschijnlijk van kende. Of misschien had ze een van zijn spaarzame lezingen hier op de universiteit bijgewoond. Ze zag er goed uit, op een niet-opzichtige manier. Eind twintig, schatte hij, misschien dertig. Lichte huid en sproetjes, met een groen zijden sjaaltje om haar dikke, kastanjebruine haar gewikkeld. Tom hield zijn buik in en glimlachte.
'Karen O'Keefe,' zei ze. 'We hebben dezelfde tandarts, daar heb ik je een paar weken geleden gezien.'
'Aha.' Hij deed zijn best om niet teleurgesteld te kijken. Er viel een ongemakkelijke stilte.
'Vond je het wat, de lezing?' vroeg ze.
'Ach, Troop weet er altijd een mooie show van te maken.'
'Zijn jullie vrienden?'
'Niet bepaald. We hebben samen het schrijfprogramma hier gevolgd. Hij zat een paar jaar hoger dan ik,' kon hij het niet nalaten eraan toe te voegen.
'Ik had hem het liefst een schop onder zijn kont verkocht.'
Nu had ze Toms belangstelling. Hij begon te lachen. 'Echt waar? Hoe komt dat?'
'Ach, weet ik veel. Die valse bescheidenheid, terwijl je van kilometers afstand kunt zien dat hij een ego heeft zo groot als de Mount Everest. En als hij nou nog een fatsoenlijke zin op papier kon krijgen...'
Tom glimlachte; hij moest zich inhouden om niet té verheugd te kijken.
'Ben je zelf ook schrijver?' vroeg hij.
'Filmmaker, net als jij. Alleen ben jij dus filmmaker én schrijver. En ik wil vooral niet de indruk wekken dat ik zelfs maar aan je zou kunnen tippen. Ik heb trouwens opnieuw genoten van je Blackfoot-reeks. En het boek vond ik prachtig. Gezaghebbend, eigenlijk. Ik heb het minstens tien mensen cadeau gegeven.'
'Dank je. Dat is dan zo'n beetje de helft van de totale omzet geweest.'
Een fan. Dat was Tom niet gewend. Hij kreeg natuurlijk wel zo nu en dan een brief, maar een ontmoeting als deze was jaren geleden. Even wist hij niet wat hij moest zeggen.
'Hoe komt het dat een Engelsman zo'n enorme passie heeft voor het Westen?' vroeg ze om de stilte te vullen.
'O, dat is een lang verhaal.'
Maar dat weerhield hem er niet van het te vertellen. Hij had het tot in de puntjes bijgeschaafd: de obsessie die hij als kind had gehad voor cowboys en indianen, zijn jeugd op het 'kleine' platteland en hoezeer hij later, toen hij in de Verenigde Staten kwam wonen, onder de indruk was geweest van de onmetelijke vlakten; tot slot zijn fascinatie bij het ontdekken van de brute waarheid achter al die mythen en legenden.
'Het w&re verhaal over het Westen, bedoel je.'
' Juist. Ik weet nog dat ik voor het eerst naar Little Bighorn...'
'Tommy!'
Een hand omklemde zijn schouder, en toen hij zich omdraaide, nam Troop hem in een omhelzing die Toms bril hard in zijn oogkas drukte. Gelukkig was zijn glas leeg, anders zou hij de inhoud over hen beiden heen gemorst hebben. Dat 'Tommy' had hem een schok bezorgd. Hij had gedacht die naam voorgoed kwijtgeraakt te zijn op kostschool. Samen met zijn onschuld en nog veel meer.
'Hallo, Troop,' zei hij. 'Hoe gaat het?'
'Goed, man. Goed! En nog beter nu ik jou zie.' Troop liet hem gedeeltelijk los, maar hij hield Toms bovenarmen vast met die grote, harige handen, zodat hij hem aandachtig kon bekijken.
'Je ziet er goed uit, man. Je zit zeker veel in de sportschool?'
'Nee. Nooit gedaan en ik ben ook niet van plan eraan te beginnen.'
'Hoe gaat het met die verrukkelijke vrouw van je? Janet heette ze toch?'
'Gina. We zijn vijftien jaar geleden uit elkaar gegaan.'
'Shit, sorry. Jullie hadden toch een dochter?'
'Een zoon. Daniël.'
'Daniël. Hoe is het met hem?'
'Wel goed, denk ik. Ik zie hem niet zo vaak. Momenteel zit hij in Irak.'
'Jezus! Als journalist?'
'Nee, hij is bij het korps mariniers.'
'Ach, officier.'
'Korporaal.'
'Krijg nou wat!'
'Uiteindelijk krijgen we allemaal wat.'
Tom wendde zich tot Karen O'Keefe, die met een wrang lachje naar hem stond te kijken. Hij stelde hen aan elkaar voor en zag hoe Troop met zijn donkere ogen haar blik vasthield en haar arm beetpakte toen ze hem een hand gaf, die hij net even langer vasthield dan nodig was. Tom had Bill Clinton op televisie vele malen hetzelfde zien doen.
'Karen is een van je grootste fans,' zei Tom.
'Ach, over smaak valt niet te twisten,' antwoordde Troop.
'Eerlijk gezegd heb ik nog nooit een woord van je gelezen,' zei Karen O'Keefe. Hij begon haar steeds leuker te vinden.
'Ach, dat geeft niet.'
'Te veel testosteron, ben ik bang.'
'En dat weet je zonder ooit een woord van me gelezen te hebben?'
'Jij zou het waarschijnlijk vrouwelijke intuïtie noemen.'
Troop glimlachte, maar zijn blik was al harder geworden. 'O ja?'
Hij wendde zich tot Tom. 'Woon je nog in Missoula?'
'Ik lijk er maar niet weg te kunnen komen.'
'Het is een mooi stukje van de wereld. Ik heb pasgeleden een huis gekocht in de Bitterroots.'
'Goh, leuk.'
'Het is maar een veredelde blokhut, hoor. Maar ik ben van plan wat meer tijd hier te gaan doorbrengen, LA kan soms wat al te hectisch zijn. Zeg, ik moest me maar eens... onder de gasten begeven. Ik zie je nog wel, Tom.'
'Vast wel.'
Troop knikte naar Karen O'Keefe, die er op de een of andere manier in slaagde hem een lachje te schenken dat zowel hoffelijk als beledigend was.
'Wat een lui,' zei ze toen hij amper buiten gehoorsafstand was.
'Help me herinneren dat ik met jou nooit ruzie moet krijgen.'
Ze legde lachend haar hand op zijn arm en liet hem daar even liggen.
Nadat ze telefoonnummers en e-mailadressen hadden uitgewisseld, gingen ze ieder hun eigen weg. Toen Tom vertrok, stond ze te praten met een onbarmhartig knappe kerel van haar eigen leeftijd. Het was lang geleden dat Tom zichzelf had toegestaan zich op die manier tot een vrouw aangetrokken te voelen. Maar waarschijnlijk zou hij haar niet bellen. Sinds Gina's vertrek had hij twee of drie keer een vluchtige verhouding gehad, maar nooit iets blijvends. Hij woonde alleen met zijn hond en dat beviel
hem goed. Soms was hij wel eenzaam en miste hij het gezelschap, de fysieke intimiteit, hoewel er op het laatst met Gina niet bepaald veel sprake was geweest van een van beide.
Het huis dat ze samen hadden gebouwd, lag in de bocht van een beekje, zo'n anderhalve kilometer ten oosten van de stad. Toen hij de laatste hoek om reed, troffen zijn koplampen een groepje herten dat midden op de weg een bijeenkomst hield. Hij minderde vaart en bleef even staan kijken hoe ze langzaam tussen de bomen verdwenen. Het was vroeg in het voorjaar en de maan was niet te zien, en nadat hij was uitgestapt, bleef hij een hele tijd op de inrit staan, om naar de sterren te kijken en te luisteren naar het ruisen van het beekje.
Makwi stond al te wachten, zoals altijd, om hem te begroeten zodra hij de voordeur door kwam. Ze was een bastaard, een kruising tussen deerhound, hazewind en collie die ze in Engeland of Ierland 'stropershond' zouden noemen. Ze had een ruwe, gevlekte vacht en het grootste hart van alle honden die hij ooit had gekend. Hij knielde neer en liet haar zijn gezicht liefkozen terwijl hij haar nek en oren aaide en haar beloofde zo meteen met haar te gaan wandelen. Ze liep achter hem aan naar de keuken en bleef staan kijken toen hij een glas melk voor zichzelf inschonk. Het antwoordapparaat op het tussenmuurtje knipperde rood, om hem te laten welen dat er vier berichten waren. Hij drukte op play en terwijl hij wachtte tot het bandje was teruggespoeld, haalde hij zijn mobiele telefoon tevoorschijn. Die had hij uitgezet voor de lezing van Troop en hij was vergeten hem weer in te schakelen. Hij had twee voicemailberichten.
Alle zes berichten waren van Gina. Ze hadden elkaar ruim een jaar niet gesproken. Haar stem klonk gespannen, en steeds ongeruster omdat ze hem niet te pakken kreeg. Ze zei niet waar ze hem zo dringend over moest spreken, maar dat was niet nodig. Hij wist dat er maar één reden kon zijn. Danny. Er moest iets gebeurd zijn met Danny.