***
Tom zag de kat een paar seconden voordat Makwi hem zag. Ze
liepen heuvelopwaarts door het bos en daar zat hij, op een gevallen
tak op het pad. In het gespikkelde zonlicht dacht Tom eerst dat het
een eekhoorn was, maar toen zag hij de halsband en het glimmende
metalen naamplaatje, en op datzelfde moment zag Makwi het beest ook
- of hij rook het - en hij stoof er als een Tomahawk-raket op af.
Tom riep hem brullend terug, maar het was zinloos. Het
krokodillenbrein was ingeschakeld en de hond had net zo goed doof
kunnen zijn.
Tommy was nooit erg dol geweest op katten. Hij had genoeg
natuurfilms gezien om te weten dat het enige verschil tussen een
tijger en een huiskat de omvang was. De ene was groot genoeg om je
te doden en de andere niet, maar als hij het kon, zou hij het doen.
Je zag het aan die ogen: het kwam erop neer dat jij de prooi was,
meer niet. Als dit exemplaar wat slimmer was geweest, had hij
misschien nog een kans gehad. Maar hij verspilde te veel tijd aan
het laten zakken van zijn kop en zwiepen met zijn staart, en tegen
de tijd dat de boodschap duidelijk was en hij van de boomstronk
sprong, was het al zo'n beetje einde verhaal. Gelukkig bleef het
moment van zijn verscheiden Tom bespaard. Hij baande zich een weg
door het kreupelhout achter kat en hond aan, wegglijdend en
roepend, waarbij hij nog een flinke smak maakte, die de lucht uit
zijn longen sloeg. Hij trof Makwi aan bij het beekje, waar het
beest aarzelend trots over zijn doodgebeten prooi gebogen
stond.
'Verdomme, Makwi, heb je die halsband dan niet gezien? Dat
betekent nee.'
Het was niet zomaar een kat, het was zo'n chic ras, een
siamees of burmees of iets dergelijks, die duidelijk een smak geld
had gekost. Tom pakte hem op. Geen druppeltje bloed. De hond had
waarschijnlijk zijn nek gebroken. Hij keek op het naamplaatje: er
stond O'KEEFE in gegraveerd, met een telefoonnummer. Tom nam de kat
mee naar huis en voelde onderweg de warmte langzaam uit het lijfje
verdwijnen. Makwi volgde hem gedwee op de voet.
Toen Tom het nummer belde, kreeg hij een antwoordapparaat. Het
leek hem het beste om er geen doekjes om te winden. Op naar hij
hoopte gepaste toon zei hij dat het hem vreselijk speet, maar dat
zijn hond een kat had doodgebeten in het bos en dat dit
telefoonnummer op het naamplaatje stond. Hij sprak zijn naam en
telefoonnummer in en hing op. Toen staarde hij naar het lijkje dat
op de keukentafel lag en vroeg zich af wat hij er in godsnaam mee
aan moest.
De volgende ochtend zou hij naar Californië vertrekken. Liz,
een vriendin van hem, zou op het huis en op Makwi passen, dus als
de eigenaar van de kat die avond niet belde, was er de komende
dagen in ieder geval iemand thuis. Het was warm weer, misschien
moest hij het beest in de vriezer stoppen. Maar van de andere kant
zou het baasje van de kat er misschien niet blij mee zijn om zijn
of haar geliefde huisdier stijf bevroren terug te krijgen.
Tom maakte een oude schoenendoos met ansichtkaarten leeg, deed
er een theedoek in en legde de kat daarop. Even bleef hij naar het
beest staan kijken. Door de schuine stand van zijn kop op de rode
theedoek kreeg het geheel een komische grandeur, alsof er een
gebalsemde kattenfarao in de doos lag. Hij deed het deksel op de
doos en ging douchen.
De reis naar Californië was vanwege Danny. Niet dat Danny hem
had uitgenodigd of erg enthousiast had gereageerd op het voorstel,
maar hij had in elk geval geen nee gezegd. Gina had Tom
uiteindelijk het nieuwe mobiele nummer van hun zoon gegeven en twee
avonden terug, nadat hij urenlang moed had verzameld en had
geoefend wat hij moest zeggen, had Tom hem gebeld. Het gesprek had
niet stroever kunnen verlopen. Danny's stem klonk eerder behoedzaam
dan vijandig, maar toch voelde Tom zich een opdringerige verkoper
die op een ongelegen moment belde. En nu hij erover nadacht: dat
was hij eigenlijk ook. Hij was uit op verzoening met iemand die wel
dringerder zaken aan zijn hoofd had.
Tom had besloten dat het misschien beter zou zijn om er niet
te veel ophef over te maken, dus had hij de leugen opgehangen dat
hij een paar besprekingen had in la en hij toch al een auto zou
huren, en het was niet ver rijden naar Camp Pendleton. Misschien
konden ze samen gaan lunchen? Het was helemaal verkeerd
overgekomen, alsof hij er niet over peinsde om speciaal voor zijn
zoon naar la te reizen; alsof het hem nauwelijks wat kon schelen of
hij ja of nee zou zeggen.
'Lunchen? Waarom?'
'Of iets anders, weet ik veel. Danny, ik wil je echt graag
zien. Ik heb je gemist.'
Er viel een lange stilte. Tom hoorde hem diep inademen.
'Moetje horen, ik weet niet of het wel zo'n goed idee is
om...'
'Danny, alsjeblieft.'
Sinds die tijd verwachtte Tom dat Danny hem zou afbellen. Of
waarschijnlijk zou hij het via Gina doen. Maar toen ze hem belde,
was dat niet om de afspraak af te zeggen, maar om hem te vragen
Danny niet te hard aan te pakken, hem niet de les te lezen of te
bekritiseren.
'Gina, denk je nou echt dat ik zo dom ben?'
'Nee, natuurlijk niet. Sorry. Hij is nu alleen ontzettend
kwetsbaar.'
'Ach, echt waar? Fijn dat je me dat even vertelt.'
'Tom, ga nu niet zó beginnen. Hij wordt gek van zijn
tijdelijke kantoorfunctie en van de advocaten.'
Bijna begon Tom weer over de vraag of ze niet een
onafhankelijk advocaat voor hem moesten aantrekken, maar hij
besloot zijn mond te houden. Hij zou het er wel met Danny zelf over
hebben.
Onder het avondeten keek hij naar het nieuws, maar er was
niets bij over Danny. Al dagen niet, alleen de gebruikelijke
verhalen over zelfmoord- en bermbommen en het willekeurige verlies
en de verwoesting van anonieme levens. Hij wilde net naar bed gaan
toen de telefoon ging.
'Spreek ik met Tom Bedford?' Het was een vrouwenstem die hem
bekend voorkwam.
'Ja.'
'Met Karen O'Keefe.'
Hij aarzelde. De naam zei hem niets. 'Eh...'
'We hebben elkaar gesproken op de boekpresentatie van je
vriend Troop.'
Toen wist Tom het weer. Hij voelde zelfs een vleugje
opwinding. 'Ach ja, natuurlijk. Sorry. Hoe gaat het met je?'
'Prima. Je hond heeft mijn kat vermoord.'
Ze klonk niet echt van streek, eerder geïntrigeerd dat hij de
eigenaar van de moordenaar zou zijn. Toen legde ze uit dat de kat
eigenlijk niet van haar was, maar van haar moeder, die aan de
andere kant van de heuvel woonde. Ze vroeg waar het lijkje was
gebleven.
'Dat ligt hier in een doos op de keukentafel.'
'Dan kom ik hem halen.'
'Nu?'
'Is dat goed?'
Hij gaf haar het adres en legde uit hoe ze het huis kon
vinden, en toen ging hij naar zijn slaapkamer om een netter
overhemd aan te trekken en zichzelf te bekijken in de
spiegel.
Binnen twintig minuten draaiden de koplampen van een auto de
oprit op. Tom ging naar buiten en liep haar tegemoet. Ze schudden
elkaar de hand en hij ging haar voor naar de keuken. Hij was
vergeten hoe ontzettend knap ze was. Dat dikke prerafaëlitische
haar, die groene ogen en de sproeien op die stralende huid. Ze
droeg een kort rood rokje en een roze t-shirtje dat haar navel
bloot liet. Ze betrapte hem toen hij er stiekem naar gluurde. Makwi
begroette haar veel te intiem door zijn natte neus onder haar rokje
te steken. Tom trok het beest weg.
'Dus dit is de moordenaar?'
'Ja.'
'En is dat...?'
'Ik ben bang van wel.'
Hij haalde het deksel van de schoenendoos en deed een stapje
terug, zodat ze schuin voor hem stond. Zo bleven ze even zwijgend
naar de kat staan kijken.
'Het spijt me,' zei hij.
Ze knikte en toen begonnen haar schouders te schokken. Tom
vroeg zich af of hij troostend een arm om haar heen moest slaan,
maar hij besloot het niet te doen. Maar langzaam drong het tot hem
door dat ze niet huilde maar lachte. Ze sloeg haar handen voor haar
mond, maar kon niet meer ophouden. Hij wist niet wat hij moest
zeggen.
'Sorry, hoor,' zei ze. 'Dit is heel ongepast.'
Even wist ze zich te beheersen en het bezorgde gezicht te
trekken waar de situatie om vroeg, maar daardoor barstte ze weer in
lachen uit. Het werkte zo aanstekelijk en was zo bizar dat Tom
vanzelf mee ging lachen. Toen haar gelach overging in een hoestbui
liep hij naar het aanrecht om een glas water voor haar te pakken.
Na een paar slokjes en nog één opleving slaagde ze erin haar
lachstuip te onderdrukken.
'Normaal gesproken ben ik niet zo harteloos,' zei ze. 'Het
komt door die rode theedoek. Hij ziet er heel voornaam uit, net
Lenin of Mao Zedong. Eerlijk gezegd ben ik meer een
hondenmens.'
'Hoe heet hij?'
'Maurice.' Daardoor kreeg ze weer een lachaanval, maar ze wist
zich algauw te beheersen en nam nog een slok water. 'Heb je niet
iets sterkers?'
Hij had altijd een paar flessen wijn in de kast staan, strikt
alleen voor bezoek. Het gaf hem een sterk gevoel om alcohol in huis
te hebben en niet in de verleiding te komen. Ze koos voor de pinot
noir, en hij maakte de fles open en schonk een glas voor haar in,
en voor zichzelf een glas water. Terwijl hij daarmee bezig was,
deed ze het deksel op de doodskist van Maurice en vertelde hem dat
het voorval eigenlijk een probleem had opgelost. De vriend van haar
moeder was er eerder dat jaar vandoor gegaan en haar moeder wilde
een compleet nieuw leven beginnen - blijkbaar hoorde daar een
verhuizing naar Frankrijk bij. Het enige wat haar tegenhield, was
dat ze niet wist wat ze met Maurice aan moest. Nu zou ze geen
excuus meer hebben, zei Karen.
Ze gingen buiten op de veranda zitten, met uitzicht op het
beekje. Tom stak de kaarsen aan die in glazen potjes op de
balustrade stonden en ze zaten ruim een uur te praten. Over haar
ouders, haar werk en waar ze zich de laatste tijd mee bezighield.
Het viel hem op dat er in al die verhalen geen sprake was van een
vriend. Ze had het artikel gelezen dat hij voor de Missoulian had
geschreven over de Holy Family Mission en zei dat het haar enorm
had geraakt.
'Ik weet dat je het onderwerp in de tv-serie al hebt
aangestipt,' zei ze, 'maar op zichzelf zou het een heel goede film
kunnen worden.'
'Zou je denken?'
'Absoluut.'
'Ik heb nog een hoop ongebruikt materiaal op de band staan.
Misschien moeten we het samen doen.'
'Dat zou ik leuk vinden.'
Hij zei dat hij haar zou bellen als hij terug was uit la.
Daarbij vertelde hij haar niet over Danny of de ware reden van zijn
bezoek. Ze zou meer onder de indruk zijn, dacht hij, als hij haar
dezelfde leugen vertelde die hij zijn zoon had verteld: dat hij
daar een paar besprekingen had. Hij wijdde niet uit en liet het in
het midden, met de implicatie van filmdeals en onderonsjes met
Hollywood-grootheden. Het was zo'n zielige vertoning dat hij er
bijna misselijk van werd.
Toen hij later die avond in bed lag, moest hij aan haar
denken, en de volgende dag tijdens de vlucht naar la weer. Dat
sloeg natuurlijk nergens op. Hij had haar vader kunnen zijn.
Danny had laten weten - zoals gewoonlijk via Gina - dat hij
niet wilde dat Tom naar de basis kwam. Ze zouden elkaar treffen in
San Clemente, bij The Fisherman's Restaurant. Zijn vliegtuig landde
eerder dan gepland, en zelfs met het drukke verkeer op de
Interstate 5 was Tom nog een halfuur te vroeg.
Het restaurant stond op palen boven het strand. Het had een
groot terras van gebleekt hout, met tafeltjes onder blauwe
parasols. Erachter stonden palmbomen en ervoor lag een lange pier
die tot ver in het water reikte. De oceaan was spiegelglad, met een
roze gloed vlak boven het water.
Tom slenterde over de pier; krijsende zeemeeuwen scheerden
over zijn hoofd. Vlak bij de botenwinkel stond een groepje jongens
vanaf de houten reling te vissen. Hun bruine lijven zaten vol
zoutvegen. Ze maakten een hoop lawaai, tot grote ergernis van een
paar oude rotten die een stuk minder succes leken te hebben. Een
van de jongens haalde een grote zilverkleurige vis binnen, zo te
zien een tonijn of iets dergelijks, en er brak een hels spektakel
los toen de anderen het beest stil probeerden te houden, zodat de
jongen het haakje uit de bek kon halen. Toen stak een van hen een
mes boven in de kop van het beest; de vis spartelde nog even wild
en bleef toen stilliggen, terwijl het bloed een vuurrode plas om
hem heen vormde. Een van de jongens stak zijn hand in het bloed en
maakte een afdruk op de blote rug van een andere jongen, die
gillend achter hem aan ging.
Toen Tom terugkwam bij het restaurant zat Danny er al, in zijn
eentje aan een tafeltje in de verste uithoek van het terras. Tom
had verwacht dat hij in uniform zou zijn, maar hij droeg een
spijkerbroek, een wit overhemd met korte mouwen en een pilotenbril.
Toen hij zijn vader zag, ging hij staan, maar hij kwam niet naar
hem toe gelopen en wachtte af. Tom zette zijn zonnebril af, Danny
niet.
'Danny, hallo!'
'Hallo.'
Hij was van plan geweest zijn zoon te omhelzen, maar diens
lichaamstaal gaf aan dat dat geen goed idee was, dus stak hij
alleen een hand uit. Danny schudde die met een kort, bijna formeel
lachje.
'Sorry,' zei Tom. 'Ik was te vroeg en ben even een
eindje.
'Ik zag je lopen.'
Zijn hoofd was kaalgeschoren en zijn huid zag bleek alsof hij
tijdenlang in een grot had gebivakkeerd. Hij was dunner dan Tom hem
ooit had gezien. Op zijn bovenarm zat een tatoeage van het korps
mariniers; toen Danny Tom ernaar zag kijken, haalde hij met een
vaag lachje zijn schouders op, maar hij zei er niets over. Er stond
een glas ijsthee voor hem. Tom ving de blik van de serveerster en
bestelde er ook een.
Hij leunde achterover en deed zijn best ontspannen over te
komen. 'Vertel eens, hoe gaat-ie?'
Het was een stomme vraag, en het sarcastische lachje dat erop
volgde was terecht.
'Hoe het gaat? Goh, eens even denken...'
'Sorry, Danny. Ik...'
'Zou je me zo alsjeblieft niet willen noemen.'
'Sorry. Dan. Je moeder heeft me het verhaal verteld.'
Het was geen al te goed begin. Tom had hem het liefst willen
vragen zijn zonnebril af te zetten, zodat ze in ieder geval eikaars
ogen konden zien. Er waren al genoeg barrières tussen hen. Maar hij
had het gevoel dat hij daar het recht niet toe had. Als hij
überhaupt al rechten had.
'Hoe is het met Kelly?'
'Gaat wel. Ze is vorige week hier geweest.'
'Dat hoorde ik, ja. Het lijkt me een fijne meid.'
'Is ze ook.'
'Ik hoop haar gauw eens te ontmoeten.' 'Ja.'
Er viel een korte stilte. De moed zonk Tom nu al in de
schoenen. Verderop op de pier gooide een oude vrouw etensresten
naar de krijsende meeuwen.
'Hoe waren je besprekingen?' Zijn toon was tegen het
sarcastische aan, en even wist Tom niet wat Danny bedoelde.
'In la. Je kwam toch hierheen omdat je een paar besprekingen
had?'
'O, ja. Heel goed, dank je.'
'Fijn.'
Tom slikte. Hij wilde Danny de waarheid vertellen, dat er geen
besprekingen waren geweest. Het kwam hem nu heel stom voor dat hij
had gelogen. Maar iets weerhield hem ervan. Hij boog zich naar
voren.
'Jongen, ik wilde je alleen zeggen hoe erg ik het vind wat er
tussen ons is gebeurd. Er gaat geen dag voorbij dat ik niet aan je
denk. Dat ik me niet afvraag hoe ik het goed kan maken.'
Danny draaide zijn schouders weg en wendde zijn blik af. Tom
zag de spanning in zijn nekspieren. Danny leek op knappen te staan,
te wachten op een excuus om te kunnen ontploffen of hem aan te
vliegen. De serveerster bracht zijn ijsthee en de menukaarten en
vertelde hun over de dagschotels alsof ze auditie deed voor een
komische tv-serie. Op een bepaald moment dacht Tom dat ze een
pirouette zou draaien. Danny bestelde de gegrilde kreeft en omdat
hij er niet over na wilde denken, nam Tom hetzelfde. Toen ze weg
was, ging hij verder. Zachtjes, naar hij hoopte op beheerste toon,
vertelde hij dat hij enorme spijt had van zijn opmerking die
laatste keer dat ze elkaar hadden gezien, toen Danny had verteld
dat hij marinier wilde worden. Hij zei dat hij het recht niet had
gehad om over hem te oordelen; dat hij hem gewoon had moeten
steunen.
Al die tijd deed Danny geen enkele poging om hem te
onderbreken. Hij zat daar maar, verscholen achter zijn zonnebril,
als een priester in een afgeschermde biechtstoel. Zijn mond stond
strak en hij vertrok geen spier tijdens Toms relaas. Tom voelde een
steek van wanhoop, en puur om een reactie te krijgen, wat voor
reactie dan ook, zette hij door.
'Waar het op neerkomt, jongen, is dat ik jaloers was.'
'Jaloers? Op wie?'
'Op je stiefvader. Dutch is meer vader voor je dan ik ooit ben
geweest. Misschien wel meer dan ik ooit kan zijn. En toen zei jij
dat je in zijn voetsporen wilde treden.' Hij lachte. 'Niet dat ik
nou zo veel voetsporen heb nagelaten. Het enige watje van mij had
kunnen leren, is drinken.'
Nog terwijl hij zichzelf dat hoorde zeggen, wist hij dat hij
te ver was gegaan. Wat was begonnen als een verontschuldiging was
uitgelopen op sentimenteel zelfmedelijden. En Danny reageerde
dienovereenkomstig. Hij schudde zijn hoofd en leunde naar achteren
in zijn stoel. 'Pa, ik kan dit nu niet.'
'Wat niet?'
'Oude koeien uit de sloot halen. Ik heb momenteel te veel
andere dingen aan mijn hoofd.'
'Ik weet het. Sorry, ik wilde alleen...'
'Nee! Ik meen het. Kappen nou.'
Hij stak zijn handen op. Het was een bevel. De mensen keken
naar hen. Tom knikte, en op dat moment kwam de serveerster met hun
kreeft. Het was wel duidelijk dat ze de spanning aanvoelde, want
haar grijns verdween algauw en ze deed haar werk zonder een woord
te zeggen. Tom staarde over de oceaan. De roze gloed was wat
afgenomen. Aan de horizon ploegde het silhouet van een enorme
tanker zuidwaarts.
'Misschien was dit geen goed idee,' zei Danny. Hij hield zijn
blik strak gericht op de enorme kreeft die voor hem stond, en één
dwaas moment dacht Tom dat hij bedoelde dat hij het verkeerde
gerecht had besteld.
'Ma bleef maar volhouden dat ik met je moest afspreken,
maar...'
'Danny. Dan, alsjeblieft. Kunnen we niet proberen het achter
ons te laten?'
'Oké, ook goed.'
De sarcastische toon trof hem hard. Toen Danny dat zag, leek
hij te beseffen hoe bot het had geklonken. 'Ach,' zei hij wat
milder, 'ik krijg nu eenmaal een hoop voor mijn kiezen de laatste
tijd en...'
Hij keek weer naar zijn kreeft, die op lugubere wijze zijn
blik leek te beantwoorden, en hij kon een glimlach niet
onderdrukken. Toen lachte hij voluit, en plotseling ving Tom een
glimp op van zijn zoon zoals hij hem ooit had gekend, en ook hij
begon te lachen. En misschien wel een volle minuut lang zaten ze
daar samen te gieren van het lachen boven hun kreeften. Aan de
omliggende tafeltjes draaiden mensen zich om om naar hen te kijken.
Het kwam wel goed, dacht Tom. Alles zou weer goed komen. Toen zag
hij dat Danny's schouders nog steeds schokten; hij lachte niet
meer, hij huilde. Algauw zat zijn zoon onbeheerst te snikken en
schokte zijn hele lijf. lom legde een hand op zijn schouder.
'Jongen toch...'
Danny maakte zich van hem los en leunde naar achteren in zijn
stoel, maar hij kon niet ophouden met huilen. Toen stond hij
hoofdschuddend op en liep het terras over, weg van het restaurant.
Tom kwam overeind om achter hem aan te gaan, maar toen besefte hij
dat hij niet kon weglopen zonder te betalen, dus pakte hij zijn
portefeuille, schoof een biljet van honderd dollar onder een glas
en haastte zich achter Danny aan.
Toen hij het terras af kwam, was zijn zoon nergens te
bekennen. Hij holde naar het parkeerterrein, maar daar was Danny
ook niet. Hij had niet genoeg tijd gehad om weg te rijden, en dat
zou hij toch ook niet doen? Hij zou er toch niet zomaar vandoor
gaan?
Toen zag Tom een gestalte in een wit overhemd over het strand
rennen. I lij zette de achtervolging in en riep Danny's naam, maar
de jongen draaide zich niet om en bleef niet staan. Het zand was
zacht en zwaar en Tom hapte naar adem. 'Danny! Danny, toe
nou!'
Eindelijk hield Danny halt. Hij draaide zich niet om, hij
bleef alleen staan daar bij het water, met zijn handen voor zijn
gezicht geslagen. Toen Tom eindelijk bij hem was, was hij buiten
adem en kon hij geen woord uitbrengen. Danny stond nog met zijn
gezicht van hem afgewend, dus legde hij aarzelend zijn handen op de
brede schouders van zijn zoon, min of meer in de verwachting dat
hij die van zich af zou schudden. Maar Danny draaide zich om en
liet zich in zijn armen vallen, nog altijd snikkend. En daar
stonden ze met z'n tweeën, zich aan elkaar vastklampend, terwijl
het water schuimend over hun schoenen stroomde.