55

 

 

 

 

 

Nazomer 2013

 

 

Hij knielt naast haar neer en ze voelt zijn armen om haar schouders. Ze houdt haar ogen dicht. Zijn gezicht is vlak bij haar hals. Het is nat. Hij beeft.

‘Vergeef het me, Cath. Het spijt me zo verschrikkelijk. Vergeef het me alsjeblieft. Ik weet wat er is gebeurd. Hij heeft me verteld wat zijn zoon heeft gedaan…’ Die laatste woorden worden begraven in haar hals. Nog altijd zijn haar ogen dicht. Ze is duizelig. Hij pakt haar hand en dan doet ze haar ogen open, maar het zijn Nicks ogen die ze ziet, niet die van Robert. Nick, die haar recht aankijkt, die haar ziet. Het gebeurde voordat Robert er was, niet dat hij zijn ogen opende, maar dat hij gericht kon kijken. Catherine hield net zijn hand vast toen hij zijn hoofd een beetje bewoog en haar aankeek. Ze wist dat hij haar kon zien, haar herkende. Er ging een golf van blijdschap door haar heen, en ze lachte en huilde tegelijk.

‘Dag, mijn lieve schat,’ zei ze. Hij had niets teruggezegd, alleen maar naar haar gekeken. Ze had Robert ge-sms’t. Ze wist niet dat hij met Stephen Brigstocke in de koffiehoek van het ziekenhuis zat. Een verpleegkundige was bij haar geweest, en voor het eerst sinds lange tijd had ze naar Catherine geglimlacht. Daarna kwam de dokter erbij en die bevestigde wat ze al wisten. Dit was een grote vooruitgang. Als hij zo doorgaat, kan hij binnen een week van de intensive care af.

Nick deed zijn ogen weer dicht, en zij de hare. En toen kwam Robert binnen.

‘Pap is er,’ fluisterde ze tegen Nick. Robert was zo gefocust op Catherine dat hij niet merkte dat zijn zoon zijn ogen had geopend, maar nu hoort ze hem naar adem happen en voelt de blijdschap als het zachte gezoem van een hoogspanningsmast door hem heen gaan.

‘Nick,’ zegt hij. ‘We zijn bij je. We zijn er allebei. Alles komt goed.’ En hij trekt Catherine dichter tegen zich aan.

Nicholas kijkt naar zijn ouders die naar hem glimlachen. Er staat verbijstering in zijn ogen als zijn blik van de een naar de ander glijdt.

‘Ik zal de dokter roepen,’ fluistert Robert tegen haar.

‘Hij weet het,’ zegt ze, en dan vertelt ze hem het goede nieuws.

Tot diep in de avond blijven ze bij hem. Zij aan zij, terwijl een van hen af en toe weggaat om iets te eten en te drinken te halen. Ze durven niet bij Nick weg te gaan voor het geval hij gaat praten. Dat zou kunnen. En ze willen zijn eerste woorden niet missen. Tegen één uur ’s nachts besluiten ze dat het tijd is om op te stappen. Daar ziet Catherine tegen op, want dan zullen ze moeten praten en daar is ze veel te moe voor.

Robert rijdt hen naar huis. Het is al laat, en ze voelt zich een beetje schuldig omdat ze vannacht niet bij haar moeder is, maar ze heeft haar gebeld. Haar moeder leek te begrijpen dat Nick aan de beterende hand is en dat Catherine met Robert mee naar huis gaat. Catherine is uitgeput. Ze wil alleen maar naar huis gebracht en in bed gestopt worden. Ze is zo bekaf dat ze weinig zegt; haar zwijgzaamheid is kalm en vredig en in de auto heerst een stilte alsof Robert en zij er vacuüm verpakt in zitten. Hij heeft ook geen haast om te praten – hij is al net zo afgepeigerd als zij. Ze gaan naar boven en Catherine gaat douchen om de ziekenhuisgeur van zich af te wassen. Met natte haren gaat ze naar bed, genietend van het koude gevoel op haar hoofd dat de warmte weghoudt. Robert komt naast haar liggen en pakt haar hand, maar niet omdat hij ergens op uit is; hij wil haar hand alleen maar vasthouden en ze laat het toe. Ze blijft met haar gezicht naar hem toe liggen, ook al zou ze zich liever omdraaien. Op haar rechterzij slaapt ze prettiger, maar toch blijft ze op haar linkerzij liggen, om zijn gevoelens te ontzien.

‘Cath,’ fluistert hij.

Ze bromt iets als antwoord, niet echt een woord, terwijl ze in slaap dommelt.

‘Cath, het spijt me zo. Ik zal het mezelf nooit kunnen vergeven…’

Met haar ogen nog altijd dicht legt ze haar hand op zijn wang. Het is niet zijn schuld. Hij wist het niet, zij had het hem niet verteld. Maar daar is ze nu te moe voor. Ze draait zich om, trekt het dekbed tot haar kin op, ademt de vertrouwde geur in.

‘Waarom heb je het me niet verteld?’ fluistert hij in haar nek. Zijn wens om nu te praten is haar te veel. Daar heeft hij behoefte aan, zij niet, en ze doet alsof ze hem niet hoort. Het enige wat ze wil is slapen, in het besef dat de waarheid eindelijk aan het licht is gekomen.

 

De volgende paar dagen en avonden brengen ze samen door in het ziekenhuis. Allebei concentreren ze zich op Nicks herstel. Het begint te komen, dat kunnen ze zien. Hij is wakker en helemaal bij kennis. Hij is gaan praten. Zijn woorden klinken nog een beetje onduidelijk, maar dat trekt wel weer bij. Daar krijgt hij therapie voor. Hij lijkt nog steeds onzeker te zijn over zijn ouders. Hij weet wie ze zijn, maar toch bekijkt hij hen achterdochtig. Het breekt Catherines hart als ze aan zijn ogen ziet dat hij haar niet helemaal vertrouwt, maar hij is nog lang niet aan de waarheid toe. Dat zou niet eerlijk zijn, en daarom doet ze net alsof ze zijn terughoudendheid niet merkt en houdt ze zichzelf bezig door te zorgen. Ze zet vers fruit, dat ze die ochtend heeft geschild en kleingesneden, voor hem neer. Ze zorgt dat zijn waterglas vol is, veegt zijn handen en gezicht af met babydoekjes, knipt zijn nagels en wrijft zijn handen en voeten in met crème. Hij laat het toe. Hij is zo zwak als een baby. Hij heeft iemand nodig die dat voor hem doet.

Catherine is bereid om hem alle tijd te gunnen, maar Robert heeft haast.

‘Er was niets van waar, Nick. Het was allemaal gelogen. Mam houdt van je. Ze houdt van mij. Er is niets gebeurd, niet zoals…’

‘Niet nu.’ Ze onderbreekt hem. Wat had hij willen zeggen? De man die jou het leven heeft gered heeft je moeder verkracht? Ze is een beetje gepikeerd. Het is háár verhaal. Jarenlang is zij er de enige eigenaar van geweest. Het is niet aan hem om het te vertellen, het is van haar, en zij is de enige die Nick kan helpen begrijpen waarom ze er nooit over heeft willen praten.

 

Langzaam maar zeker gaat Nicholas vooruit. Zijn keel doet pijn van het buisje dat erin zat, maar geleidelijk aan beginnen de woorden te komen. Hoewel zijn huid nog grauw ziet en hij erg mager is, zal hij het halen. Hij wordt beter. Catherine dankt God. Nou ja, ze dankt iemand en die noemt ze God, al kan ze Hem niet goed plaatsen. Niettemin is ze ontzettend dankbaar dat Nicholas opnieuw is gered. En al die tijd dat Nicholas vooruitgaat, gaan Catherine en Robert ook vooruit. Langzaam keren ze terug naar een toestand waarin ze weer ontspannen kunnen zijn tegenover elkaar. Robert zou willen dat Stephen Brigstocke dood was. Hij wil hem straffen om wat hij zijn gezin heeft aangedaan. Het houdt hem uit de slaap, de kwaadaardigheid van die perverse, verknipte man die door zijn hoofd spookt. Catherine slaapt voor het eerst sinds tijden goed.

Als ze aan Stephen Brigstocke denkt, is het met verdriet. Ze heeft gezien hoe hij een onverdraaglijke waarheid te verwerken kreeg. Daar had hij tegen kunnen vechten, ze had verwacht dat hij haar voor leugenares zou uitmaken, maar dat deed hij niet. Hij erkende de waarheid toen hij die zag, en dat waardeert ze. Het is niet iets wat veel mensen kunnen opbrengen: ontkennen is veel makkelijker. Wat ze over zijn zoon, zijn overleden zoon, zei hadden de meeste ouders onverteerbaar gevonden. Ze voelt zich schuldig omdat ze Robert verdriet heeft gedaan – omdat hij het op die manier heeft moeten horen. Hij had het van haar moeten horen, en ze heeft geprobeerd uit te leggen waarom ze er niet toe in staat was. Toen ze Jonathan Brigstocke zag sterven, zag ze dat hij gestraft werd voor wat hij haar had aangedaan. Hij zou dat nooit iemand anders kunnen aandoen; zij zou nooit voor de rechter hoeven te verschijnen en haar eigen onschuld moeten bewijzen. Ze beschouwde het als een teken dat ze de kans kreeg om iets weg te vegen waarvan ze wist dat het hun leven zou bezoedelen. En het feit dat Nicholas gespaard was gebleven had haar er nog meer van overtuigd.

Het was een vergissing, dat weet ze nu, om te denken dat ze het alleen kon dragen, dat het geen invloed op haar zou hebben. Natuurlijk wel. Ze weet dat het haar relatie met Nicholas heeft aangetast. Ze dacht dat ze hen allemaal beschermde door te zorgen dat het niet hun leven kon binnendringen.

‘Maar het is wél ons leven binnengedrongen… met dat boek. Waarom heb je het me toen niet verteld?’ Hij smeekt.

‘Dat weet ik niet. Ik wilde het wel… Ik heb het geprobeerd…’

Hij kijkt haar aan, afwachtend, wachtend tot ze uitlegt dat ze het hem probeerde te vertellen maar het niet deed.

‘Er waren momenten waarop ik het bijna vertelde. Ik weet het niet, Robert. Als je zoiets geheim hebt gehouden – als je het er nooit over hebt gehad, het nooit aan iemand hebt verteld – dan wordt het steeds moeilijker om erover te beginnen.’

Zulke gesprekken zijn te pijnlijk voor haar. Na afloop moet ze huilen, schaamt ze zich en voelt ze zich schuldig. En ze wil dat hij vraagt: lag het aan mij? Heb ik je tegengehouden? Maar dat doet hij niet. Dat vraagt hij zich nooit af en ze dringt er nooit op aan. Haar strijdlust is verdwenen. Ze daagt Robert nooit uit door te vragen waarom hij er zo snel van overtuigd was dat zij Charlotte was. Ze vertelt hem ook niet hoe pijnlijk het was om zijn woede en haat te zien. Ze kan alleen maar huilen, en dan biedt hij zijn verontschuldigingen aan. Het spijt hem dat hij haar van streek heeft gemaakt. Dat wil hij niet, dat is wel het laatste wat hij wil. Daarom vraagt hij er niet meer naar en laat hij haar met rust. En ze is opgelucht. Ze is bang voor de wrevel die zulke gesprekken bij haar opwekken, de stress die ze erdoor voelt.

 

Nick is al twee weken thuis. Catherine en Robert hebben hem samen opgehaald. Het voelde net zoals toen ze Nick als pasgeborene uit het ziekenhuis mee naar huis namen: ze waren allebei zo voorzichtig met hem, nieuwe ouders, een beetje onzeker. Toen hij nog een baby was, had ze er vreselijk tegen opgezien dat Robert weer aan het werk zou gaan; nu kan ze haast niet wachten tot het zover is.

Vandaag is het de eerste dag dat ze Nick helemaal voor zich alleen heeft. Hij is er klaar voor. Ze vertelt hem dat ze verkracht werd. Er was geen avontuurtje. Ze hield niet van Jonathan Brigstocke. Ze kende hem niet. Ze vertelt Nick dat hij in de kamer ernaast lag te slapen. Ze vertelt hem hoe bang ze was dat Jonathan Brigstocke hem kwaad zou doen. Ze vertelt over het mes. Ze verontschuldigt zich niet omdat ze Nick er nooit iets over heeft verteld. Ze zegt dat ze het aan niemand heeft verteld.

‘Heeft hij mijn leven gered?’

‘Ja.’

‘Waarom?’

‘Dat weet ik niet. Dat zullen we nooit te weten komen. Misschien voelde hij zich schuldig.’

Nicks gezicht is bleek. De grauwe kleur is verdwenen, maar ze kan merken dat hij moe wordt. Ze hebben geluncht en hij zal wel gauw een dutje willen doen, maar hij wil eerst alles weten. Hij wil blijven praten.

‘Schuldig?’

‘Ik weet het niet, lieverd.’ Ze aarzelt en vraagt zich af hoeveel hij nog meer kan verdragen. ‘Misschien. We zullen er nooit achter komen waarom hij dat deed, maar hij heeft je het leven gered. Dat was doelbewust. Hij ging achter je aan. Dat had hij niet hoeven doen. Hij wilde je redden.’ Ze legt een hand op zijn schouder en dan laat hij zijn hoofd hangen, en ze ziet een traan langs zijn wang biggelen. Ze wil hem naar zich toe trekken, maar hij verstrakt.

‘Het gaat alweer,’ zegt hij.

Ze kust hem op zijn kruin en ruikt de shampoo die hij die ochtend heeft gebruikt bij het douchen. Ze wil hem omhelzen, maar daar is hij nog niet aan toe en ze draait zich van hem af voordat ze zelf begint te janken.

‘Je bent moe,’ zegt ze. ‘Je moet eigenlijk gaan slapen. Later praten we wel verder.’

Hij knikt, komt overeind, en zij gaat ook staan. Ze kijkt hoe hij naar de trap toe loopt.

‘Het spijt me dat ik een waardeloze moeder ben geweest,’ zegt ze.

Hij draait zich om, haalt zijn schouders op en schudt zijn hoofd. Geen woorden, maar hij schudt in ieder geval zijn hoofd.

Wanneer Nick naar boven gaat, gaat Catherine op de bank liggen met haar ogen dicht. Een koor van had ik maar vult haar hoofd. Had ze die avond maar de politie gebeld. Had ze Robert maar gebeld. Hij zou vast zijn overgekomen om bij hen te zijn, toch? Maar ze had geslaapwandeld. De volgende dag was Nick al vroeg wakker geworden en haar kamer in gerend om op haar bed te springen. Ze had geen oog dichtgedaan. De avond ervoor had ze een klein potje crème leeg geschept en schoongemaakt, daarna had ze het tegen haar vagina gehouden en zijn zaad eruit geperst, uit haar. Het kleine beetje dat niet langs haar been omlaag was gesijpeld. Een troebele kwak. Ze had het dekseltje erop geschroefd en het potje in haar toilettas gestopt. Ze weet nog dat ze zich afvroeg wat er zou gebeuren als haar bagage werd gecontroleerd – als een argeloze douanebeambte zijn neus in dat crèmepotje zou steken. Ze had foto’s gemaakt: de blauwe plek op haar dij, de beet in haar hals. De politie zou bewijs nodig hebben, dus had ze dat verzameld.

Maar zou de politie haar hebben geloofd? Ze had de sleutel in haar kamerdeur laten zitten. Ze wist dat ongeacht de hoeveelheid bewijsmateriaal waarmee ze kwam er iemand, waarschijnlijk een man, in de rechtszaal zou opstaan om haar voor leugenaarster uit te maken: hij zou verklaren dat ze deze jongeman naar haar kamer had gelokt. Dat ze hem kende. Hij had twee drankjes gekocht in de bar van het hotel waar ze verbleef. Zou iemand zich herinneren dat zij niet bij hem was gaan zitten?

Maar toen ging hij dood. Godzijdank, had ze gedacht. Hij is dood. En ze wist dat ze niet haar onschuld zou hoeven te bewijzen, dus toen ze het filmrolletje van hun vakantie had laten ontwikkelen vernietigde ze de foto’s van haar verwondingen en bewaarde ze de kiekjes van haar en Nicholas en Robert.

Toen Nick op haar bed sprong, deed ze net alsof ze glimlachte, alsof ze naar hem keek. Elke handeling, elk woord die ochtend ging op de automatische piloot. Het ging niet van haar uit. Ze waren gaan ontbijten. Nick at, zij niet. Ze herinnert zich dat ze hem zelfs aanspoorde om zijn bord leeg te eten. Hij zat te popelen om naar het strand te gaan. Zelf wilde ze er niet naartoe, maar wat konden ze anders doen? Ze probeerde wel hun vlucht om te boeken. Nicholas was ongeduldig toen ze bij het hotel rondhingen, in afwachting van het antwoord. Dat was nee. Dus toen gingen ze naar het strand. En onderweg had ze het bootje voor hem gekocht. Een uitkomst, dacht ze op dat moment. Hij blij en zij bleef overeind. Hij was er ook echt blij mee. Erin, eruit, erin, eruit sprong hij, babbelend tegen zichzelf. Hij speelde voor alle bemanningsleden. De warmte en de shock waren verstikkend. Ze ging liggen, deed haar ogen dicht en viel in slaap. Ze hield haar zoontje niet in de gaten. Hij was bijna verdronken. Het was een volmaakte vreemdeling die hem had gered.

Robert vraagt niet meer waarom ze het hem niet heeft verteld en dat geeft haar het gevoel dat hij het haar heeft vergeven. Hij weet dat ze geen avontuurtje heeft gehad, dat ze hem niet heeft bedrogen. En nu heeft hij een nieuwe rol. Hij is niet meer de gekwetste echtgenoot, maar de ondersteunende. Hij staat klaar om haar te helpen en hij dringt erop aan dat ze met iemand gaat praten, een deskundige, die haar kan meenemen naar het verleden om haar daarna weer terug te brengen, maar Catherine is het verleden spuugzat. Ze gaat er niet meer naartoe. Dat had ze lang geleden moeten doen, maar nu heeft ze daar niets meer te zoeken. Nu wil ze zich concentreren op het heden.