9

 

 

 

 

 

Voorjaar 2013

 

 

‘Wat moet ik met dit spul doen, mam?’

Catherine drinkt haar wijnglas leeg en knijpt geïrriteerd haar ogen dicht. Drinken bij de lunch is nooit verstandig, maar Robert heeft twee flessen van hun beste wijn geopend en ze was vastbesloten om met hem en Nicholas mee te drinken.

‘Pak maar gewoon wat je wilt hebben en dan zoek ik de rest wel uit,’ roept ze. Stilte. Ze hoort het gedreun van boeken en mappen die op de grond van de logeerkamer worden gesmeten. Als ze haar stoel naar achteren schuift, gaat het ongeduldige schuren van de poten op het steen door merg en been.

‘Koffie?’ hoort ze Robert achter zich roepen als ze wegloopt.

Nicholas zit op de grond in dezelfde houding waarin Catherine die ochtend had gezeten.

‘Ik weet niet wat ik zal meenemen.’ Hij ziet er beduusd uit.

‘Neem alles maar mee wat van jou niet weg mag. We hebben de ruimte niet meer, Nick.’ Hij knikt alsof hij het begrijpt, maar ze kan merken dat hij het niet goed snapt.

‘Wil jij er helemaal niets van houden?’ En ze hoort de gekwetste toon in zijn stem. Ze heeft het al weer gedaan. Ze heeft hem gekwetst met haar ongeduld en haar kordate efficiëntie.

‘Nou, laat eens kijken,’ zegt ze vriendelijk, terwijl ze naast hem op de grond gaat zitten. Ze pakt een grote manilla-envelop en tuurt erin. Die zit vol met Nicholas’ rapporten van de basisschool, bij elkaar gehouden met een elastiekje. Zou ze er een uit halen en lezen? Zou hij dat leuk vinden? Zijn schoolrapporten bezorgden haar altijd een wee gevoel. Maar wat doet dat er nu nog toe? Hij is vijfentwintig. Misschien kunnen ze er nu om lachen. Dus overwint ze haar weerstand en leest ze een opmerking voor van juf Charles. Het gepermanente hoofd en de dunne lippen van Nicholas’ klassenlerares staan haar nog goed voor de geest. Het was zijn laatste jaar op de basisschool en Catherine kiest de opmerking zorgvuldig uit.

‘Nicholas is populair in de klas, zowel bij de meisjes als bij de jongens,’ zegt ze met een lachje. Het eind van de zin laat ze weg: ‘…maar het kost hem moeite zich op zijn taken te concentreren en daar heeft zijn werk onder te lijden.’ Jarenlang was het steeds hetzelfde liedje. Teleurstellend, moet zich meer inspannen, heeft moeite om zijn aandacht erbij te houden. In ieder geval had hij destijds tenminste vrienden. In de jaren die zijn verstreken lijken dat er steeds minder te zijn geworden.

‘Deze houd ik.’ Glimlachend pakt ze de envelop op en houdt de rapporten tegen zich aan gedrukt alsof ze haar dierbaar zijn. ‘Hoe bevalt de flat?’

Hij haalt zijn schouders op. ‘Gaat wel.’

‘Zijn je huisgenoten aardig?’

Weer haalt hij zijn schouders op. ‘Beetje nerdy.’

‘Toch niet allemaal?’

Hij haalt opnieuw zijn schouders op.

‘O jee.’ Catherine doet haar best om het te laten klinken alsof ze hem het voordeel van de twijfel gunt, maar ze stelt zich voor dat zijn huisgenoten slim, betrokken, gefocust zijn. Waarschijnlijk lezen ze graag en zijn ze in zijn ogen daarom nerdy.

‘Het zijn allemaal studenten,’ zegt hij.

‘Maar je hebt toch nog wel plezier in je werk?’ Ze doet haar best om het ongemak tussen hen te verhullen.

‘Gaat wel.’ Hij haalt zijn schouders op. ‘Je weet wel.’

Maar ze weet het niet. Hoe kan ze het nou weten als hij het haar niet vertelt? Nicholas werkt op de afdeling elektronica bij John Lewis. Een warenhuis was niet precies wat Robert en zij zich voor hun zoon hadden voorgesteld, maar aangezien hij op zijn zestiende van school ging nadat hij in een handjevol vakken eindexamen had gedaan, is dat een meevaller. Er was een tijd dat ze zich niet eens konden voorstellen dat hij zich ooit voor een baan zou inzetten. Ze herinnert zich nog hoe gekwetst ze was geweest door de telefoontjes van andere moeders, goede vriendinnen zelfs, die stonden te popelen om haar te vertellen over de examenuitslag van hun kinderen en terloops naar Nicholas informeerden, terwijl ze verdomd goed wisten dat hij van geluk mocht spreken als hij een voldoende haalde. Het was lang geleden, maar ze heeft het hun nooit echt vergeven. Het was niet belangstellend – het was gemeen. Hoe dan ook, Nicholas heeft het uitgehouden bij John Lewis, dus er moet wel iets zijn wat hij er leuk aan vindt.

‘Deze neem ik mee,’ zegt hij, en hij haalt een mobile tevoorschijn. Vliegtuigjes. Sierlijk gemaakt van balsahout en papier, de vleugels een beetje gescheurd, de touwtjes in de knoop.

‘En Sandy?’ Hij schudt zijn hoofd naar de kalende hond die Catherine in haar hand houdt. Nu is het haar beurt om gekwetst te zijn. Ze probeert hem terug te lokken naar herinneringen aan zijn jongenstijd: aan de tijd dat hij niet kon slapen als zijn wang niet op Sandy rustte of als zij hem niet had ingestopt. Het is zo verdraaid ingewikkeld. Ze wil dat hij volwassen is, maar ook dat hij zich herinnert hoeveel hij ooit van haar heeft gehouden. Hoezeer hij haar nodig had. Ze is ook nerveus omdat hij haar nog steeds meer nodig heeft dan goed voor hem is. Dat maakt haar onverzettelijker en uiteindelijk is ze opgelucht dat hij Sandy achterlaat. Bij de deur blijft ze staan en draait zich naar hem toe.

‘Je begrijpt het toch wel, hè, Nick?’

Hij heeft de mobile aan een hoekje van een plank opgehangen en probeert de touwtjes te ontwarren.

‘Wat?’

‘Dat we zijn verhuisd. Je weet wel. We hadden zo’n groot huis gewoon niet meer nodig.’

Hij antwoordt niet en ze weet dat ze niet zou moeten aandringen, maar ze kan zich niet inhouden.

‘Wil je dan niet zelfstandig zijn? We zijn er als je ooit echt in de problemen komt, maar het is tijd, Nick. Toch?’

Hij haalt zijn schouders op. ‘Als je dat graag wilt geloven, mam.’

‘De wedstrijd begint bijna,’ roept Robert vanuit de woonkamer. Nicholas loopt langs haar om zich bij zijn vader te voegen en laat haar achter met het venijn van zijn woorden.

Catherine gaat terug naar de keuken, giet de rest van de fles leeg in haar glas en schuift de deur naar het terras open. Ze steekt een sigaret op en neemt afwisselend een trekje en een slok wijn uit haar glas. Ze denkt dat ze er kalmer van wordt, maar dat is niet zo. Het vreet aan haar zenuwen. Maakt haar gespannen. Ze wil zichzelf straffen. De sigaret hoort daarbij, een langzame zelfvernietiging, en het boek is er ook een. Ze gaat terug naar de keuken en haalt het onder de zondagskranten vandaan, waar ze het eerder had verstopt, en slaat het op de eerste bladzijde open. Nee, daar staat geen enkele aanwijzing van wat er nog gaat komen. Het is mild. Zacht. Ze bladert vooruit naar het gedeelte waarvan ze weet dat het haar zal kwetsen. Ze verliest zich erin, zakt weg onder het gewicht. De onrechtvaardigheid. Haar ogen vallen dicht, de woorden spoelen over haar heen tegen een achtergrond van gebrul op de tv. Een doelpunt. Stilte.

Ze moet in slaap zijn gevallen. Ze weet niet hoe lang ze heeft geslapen. Buiten wordt het al donker. Ze is een beetje duf. De tv is uit en in het halletje bij de voordeur hoort ze gefluister. Dan komen er voetstappen de keuken in.

‘Ik ga ervandoor.’ Nicholas steekt zijn hand op om afscheid te nemen en komt naar haar toe. Hij gaat haar een zoen geven, en ze buigt naar voren en gaat staan om hem halverwege tegemoet te komen. Zijn lippen strijken langs haar oor. ‘O, dat heb ik gelezen.’ Haar hart staat stil. Haar keel wordt dichtgesnoerd. ‘Ik vond het leuk.’ Het zweet parelt op haar bovenlip.

Robert glimlacht en zegt: ‘Je moeder heeft er moeite mee.’

‘Echt? Dat is niks voor jou, mam’, en ze voelt dat het boek van haar hand overgaat naar die van haar zoon. Hij vat haar blik verkeerd op. ‘Ja, ik heb het uitgelezen. Ik lees weleens, hoor.’

‘Nee, nee, ik wilde niet… Is dit jouw boek? Heb jij het me gestuurd?’

‘Nee.’

‘Misschien heb je het hier laten liggen?’

‘Nee, mijn boek ligt in de flat.’

‘Hoe komt het dat je het hebt gelezen?’

‘Catherine…’ Robert vindt dat ze onnodig uitdagend klinkt.

‘Nee, nee, ik bedoelde alleen dat het een raar toeval is. Ik kreeg het toegestuurd toen we zijn verhuisd en ik weet niet wie…’

‘Nou, ik heb het mijne cadeau gekregen.’

‘Cadeau? Van wie?’ Haar stem slaat over. Verbaasd kijkt hij haar aan en dan haalt hij zijn schouders op. ‘Een dankbare klant. Iemand die ik heb geholpen, geloof ik. Ik weet het niet meer. Iemand had het bij de kassa achtergelaten met mijn naam erop. Zo belangrijk is het niet.’

‘Wie was het?’ vraagt ze weer.

‘Dat weet ik niet, mam. Dat zei ik al. Wat is het probleem? Wat maakt het uit?’

Ze wendt zich af, bang dat hij iets aan haar gezicht zou kunnen aflezen, en mompelt haar antwoord: ‘Het geeft niet. Nee, het is prima.’ Toch kan ze het er niet bij laten zitten. ‘Dus je vond het leuk?’

‘Ja. Maar ik wil het niet voor jou verpesten.’

Ze wacht. ‘Dat geeft niet, want ik lees het waarschijnlijk toch niet uit.’

‘Nou, tot gauw. Ik bel je volgende week wel.’ Hij loopt naar de voordeur met Robert in zijn kielzog. Zij gaat achter hen aan.

‘Dus wat gebeurt er?’ Ze is wanhopig. ‘Ik lees het waarschijnlijk toch niet uit,’ herhaalt ze. Hij doet de voordeur open en draait zich om.

‘Ze gaat dood. Het loopt slecht met haar af. Maar dat heeft ze verdiend.’ Dan omhelst hij zijn vader en grijnzend en met opgestoken vingers groet hij zijn moeder.