21

 

 

 

 

 

Voorzomer 2013

 

 

Catherine heeft besloten de dag lekker thuis door te brengen. Ze sms’t Robert dat ze een dagje vrij neemt en vraagt hoe zijn dag eruitziet. Prima, sms’t hij. Uur of 7 thuis. Ze stuurt hem drie kusjes. Vanavond gaat ze eens goed koken. Ze nemen er een fles droge, witte wijn bij, ze eten een maaltijd die met verse kruiden op smaak is gemaakt en ze hebben elkaar. Nog altijd geniet ze meer van Roberts gezelschap dan van dat van een ander en is er niemand met wie ze liever een avond zou willen doorbrengen, niemand wiens mening ze meer waardeert. Ze moet denken aan de avond een paar weken geleden toen ze hem bijna alles had verteld. Gelukkig heeft ze dat niet gedaan. Robert denkt dat hij de sterkste is, maar dat is niet zo, en het huwelijk is een delicate aangelegenheid. Niet alleen het hunne, maar alle huwelijken. Het is een kwestie van evenwicht, en ze gelooft dat ze hun huwelijk goed op koers heeft weten te houden.

Robert heeft een hartgrondige hekel aan elke vorm van confrontatie. Ze heeft hem haast nooit kwaad gezien, zelfs niet op Nicholas, zelfs niet toen hij het lastigst was. Zij was altijd degene die haar stem verhief, nooit Robert. Hij was degene die zorgde dat ruzies werden bijgelegd. Al trok ze het zich soms erg aan, omdat het haar het gevoel gaf dat ze er niet bij hoorde, ze snapt waarom hij het deed. Als Nick niet met haar kon of wilde praten, dan wist hij dat hij in ieder geval bij zijn vader terechtkon.

Omdat Robert als enig kind tussen strijdende ouders was opgegroeid, was hij bedreven geworden in het bemiddelen. Het was vreselijk dat Nicholas en zij een bemiddelaar nodig hadden, maar soms was dat nu eenmaal zo. Haar schuld, moet ze toegeven. Ze kon niet tot hem doordringen zoals ze wilde. Het was alsof hij haar stem, haar toon, haar gezichtsuitdrukking verkeerd opvatte. Er was weinig voor nodig om hem kwaad te maken, en na een poosje ging ze zich opgelaten voelen bij hem. Niets voelde nog ongedwongen. Dat was niet altijd zo geweest, maar sinds zijn puberteit ging het wél zo. Aan haar liefde voor Nicholas had ze nooit getwijfeld, maar de band die ze vroeger hadden leek te zijn verslechterd. Misschien zou het anders zijn geweest als Robert en zij nog een kind hadden gehad.

Het valt niet mee om over zulke dingen na te denken. Normaal zet ze die van zich af, maar nu Nicholas het huis uit is, durft ze te hopen dat ze elkaar door de afstand en ruimte beter kunnen bekijken.

Ze kan zich niet heugen dat ze ooit zin heeft gehad om naar de supermarkt te gaan, maar vandaag kijkt ze ernaar uit. Het is fijn om je te kunnen concentreren op de dagelijkse routine, en ze geniet er met volle teugen van. Ze pakt een bosje bladpeterselie waarvan de lange stelen slap in haar hand hangen, en legt het in haar karretje. Ze koopt verse ingrediënten; dingen die als ze niet worden opgegeten zullen bederven en gaan stinken en haar eraan zullen herinneren dat ze weer de controle over zichzelf begint te verliezen.

Het saaie klusje van boodschappen opbergen bezorgt haar al evenveel plezier als de supermarkt. Zoiets gewoons en ondankbaars is een luxe als je je hebt gevoeld zoals zij een tijd geleden. Het is een simpel genoegen om de spullen uit de tassen te halen en op te bergen: alles heeft zijn plaats en zij is degene die zorgt dat het daar terechtkomt.

Het is pas vier uur, nog uren voordat ze moet gaan koken. Ze loopt naar de woonkamer en gaat op de bank liggen. Ze is net een kat die zich koestert in het enige zonnige plekje in de kamer. Ze doet haar ogen dicht, hoewel ze niet moe is, alleen maar ontspannen. Dan doet ze iets wat ze al weken niet heeft gedaan. Ze pakt een boek en begint te lezen. Het is een veilig boek – ze heeft het al eens gelezen – en ze gaat languit op de bank liggen en gaat er helemaal in op.

Om zes uur schenkt ze een glas wijn voor zichzelf in en belt haar moeder. Dat wekelijkse telefoontje slaat ze nooit over, al zijn het de laatste tijd gehaaste, vluchtige gesprekjes geweest. Haar moeder verdient beter dan dat.

‘Mam? Hoe gaat het ermee? Hoe was je week?’

‘Heerlijk, lieverd. Rustig, weet je… maar erg leuk. Wanneer zijn jullie teruggekomen van vakantie?’

Catherine aarzelt of ze haar zal verbeteren; ze zijn al sinds de zomer niet meer met vakantie geweest. Haar moeder is de laatste tijd een beetje in de war als het gaat om data en tijdstippen.

‘We zijn al eeuwen terug, mam. Weet je, ik heb je sindsdien al heel vaak gezien.’ Ze probeert voorzichtig te zijn om haar niet ongerust te maken. Er is niets om ongerust over te zijn, nog niet. Haar moeder laat de tijd krimpen, maar andere dingen herinnert ze zich nog heel goed. Catherine helpt haar weer op weg: ‘Heb je Emma’s nieuwe baby al gezien?’ Catherines jongere nichtje is onlangs bevallen van haar derde kind.

‘Ja, ze kwamen me ophalen. Ze zijn zo aardig. Een schattig kleintje. Een en al glimlach. En hoe is het met Nick? Is hij nog steeds blij met zijn baan?’

‘Ja, hij vindt het echt heel leuk.’

‘Wat fijn. Het is toch zo’n slimme knul.’

Nick en zijn oma hebben altijd een hechte band gehad. Toen hij geboren werd, trok ze een paar weken bij hen in om te helpen. Dat heeft Catherine een heel andere kijk op haar moeder gegeven. Ze hielp met het verzorgen van Nicholas, maar zorgde ook voor Catherine en Robert. Ze kookte, paste op de baby, liet hun ’s middags een dutje doen, alles waarvan ze vond dat ze er behoefte aan hadden. Ze klaagde nooit, zei nooit hoe Catherine iets moest doen, maar bood eenvoudig haar hulp en liefde aan.

‘Het spijt me dat ik al een poosje niet bij je ben geweest, mam. Het is nogal druk, vanwege de verhuizing en zo. Laten we eens een zondag afspreken om te lunchen en dan vraag ik of Nick ook komt. Ik kom je wel ophalen.’

‘Je hoeft me niet op te halen, Catherine. Ik kan best met de bus.’

‘Nou, we zien wel, mam.’ De vorige keer dat haar moeder de bus wilde nemen, raakte ze in paniek omdat ze niet wist waar ze moest uitstappen. Toen was ze blijven zitten totdat de bus terugreed naar het busstation. Catherine weet dat ze angstvallig om de lichte aftakeling van haar moeder heen draait, die nog niet is vastgesteld maar wel steeds meer tot uiting komt. Catherine heeft geregeld dat er twee keer per week iemand komt helpen schoonmaken en boodschappen doen. Het is prettig om te weten dat er nog iemand anders een oogje op haar houdt.

‘Nou, ik moest maar eens gaan koken, mam. Tot gauw, dag.’

‘Tot gauw, lieverd. Pas goed op jezelf.’

Om zeven uur sms’t ze Robert om hem te laten weten dat het eten om kwart over zeven klaar zal zijn. Ze zet een muziekje op, staat zichzelf toe het geluid hard te zetten, gunt zichzelf nog een glas wijn, staat zichzelf toe zich thuis te voelen.

Om negen uur is Robert er nog steeds niet. Catherine is ongerust. Hij heeft niet gereageerd op haar telefoontjes en sms’jes. Het is niets voor hem om zo onattent te zijn. Om domweg niet te komen opdagen. Ze krijgt er een knoop van in haar maag. Ze laat een bericht achter voor Nicholas, vraagt of hij haar kan bellen als hij iets van zijn vader hoort, maar hij belt ook niet terug. Ze is al aan het oefenen wat ze tegen de politie zal zeggen wanneer Robert haar eindelijk sms’t. Hij zit nog op zijn werk. Geen verontschuldiging. Geen kus. Godverdomme. Ze is gekwetst. Klote. Kut. Hij heeft helemaal niet aan haar gedacht.