10

 

 

 

 

 

Anderhalf jaar eerder

 

 

De woorden in Nancy’s manuscript konden me niet breken. Ze lieten mijn hart tekeergaan, ze prikkelden me, maar toch hebben ze me niet gebroken. Onder het lezen van Een speciale vriend, geschreven door de jonge Nancy, hoorde ik haar stem zo duidelijk dat ik ervan moest huilen. Nu, met dit latere werk, haar laatste werk, hoorde ik haar nog net zo duidelijk, maar als de rijpere vrouw met wie ik bijna vijftig jaar getrouwd ben geweest. Als de vrouw die ik heb verzorgd toen ze op sterven lag: naar mijn beste vermogen gewassen, voorgelezen, eten gegeven en getroost. Ik had niet verwacht die vrouw in druk tegen te komen, maar toch was ze daar. Ik had het schrijven opgegeven, maar zij niet. En nadat ik enige tijd met haar boek had doorgebracht, nadat ik het telkens opnieuw had gelezen, zetten haar woorden, die me aanvankelijk onrustig maakten, zich geleidelijk aan in me vast, waar ze allerlei hoekjes en gaatjes vonden om zich rustig neer te vlijen tot ik ze vertrouwde en zij mij.

Langzamerhand drong tot me door dat Nancy wilde dat ik haar manuscript zou vinden, net zoals ze wilde dat ik de foto’s zou ontdekken. Die had ze verstopt op plekken waarvan ze wist dat ik ze er op een gegeven moment zou aantreffen. Ze had ze kunnen vernietigen, maar had dat bewust niet gedaan. Ze had gewacht totdat ik er klaar voor was – en tijdens haar leven was ik dat nog niet. Ik moest er een poosje mee alleen zijn geweest. Nancy’s manuscript greep me aan, schudde me door elkaar en wakkerde mijn levenslust weer een beetje aan. Het herinnerde me aan iets waarover Nancy en ik het altijd eens waren geweest: dat fictie de beste manier is om je geest weer helder te maken.

Het was zo lang geleden dat ik woorden op papier had gezet, en voor het eerst zonder dat Nancy erbij was. Zij was altijd mijn motivatie geweest. De twijfels van vroeger, vragen waarmee ik mezelf had gekweld, verdwenen omdat ik precies wist waarom dit boek geschreven moest worden, en voor wie.

Ik draaide mijn bureau naar het raam toe, zodat ik uitkeek op het huis aan de overkant en het jonge gezin dat er woonde kon zien komen en gaan. ’s Ochtends naar school, ’s middags kwam moeder thuis met de kinderen. Hun dag was een handig patroon voor me. Het weerspiegelde het patroon van jaren geleden, toen Nancy met Jonathan naar school ging en in de namiddag met hem terugkwam, en ik mijn laatste zin van de dag opschreef.

De foto’s had ik uit het zicht opgeborgen in mijn bureaula, maar omdat zij de kern van het verhaal waren, haalde ik ze weer tevoorschijn en hing ik ze op aan het raamkozijn. Ze vormden een collage van seks en bedrog: een soort moodboard. Iedere keer als ik dat jonge gezin hun huis in of uit zag komen werd ik, door het venster waardoor ik hen bekeek, eraan herinnerd hoe makkelijk de onschuld gecorrumpeerd kan worden. Het hield me gefocust.

Ik deed het rustig aan. Maandenlang was ik bezig met Nancy’s manuscript overschrijven. Ik wilde weten hoe ze zich voelde toen ze die zinnen samenstelde; ik wilde in haar hoofd kruipen en zien wat ze zag toen de woorden op de bladzijde verschenen. Ik schreef met de hand, om de vorm van elke letter te beleven, mijn huid met het papier in aanraking te laten komen en de gladheid te voelen als mijn hand van links naar rechts over de bladzijde gleed. Er mocht geen afstand zijn tussen mij en het manuscript. Huid, pen, papier, huid – ik wilde dat ze één werden. Ik deed er zolang mogelijk over en genoot van het ritme van de woorden, nam ze stuk voor stuk in me op. Soms vond ik dat een zin voor verbetering vatbaar was, maar dan stopte ik niet om hem te corrigeren; ik ging stug door en hield mezelf voor dat ik pas helemaal aan het eind mocht terugkijken, als een bergbeklimmer die bijna de top heeft bereikt. Niet naar beneden kijken.

Ik herinnerde me dat Nancy en ik moesten lachen om schrijvers die de absurde bewering deden dat ze bezeten waren door hun personages, dat ze het gevoel hadden dat hun boek zichzelf had geschreven. Voor mij was het in ieder geval wel zo. Ik zag de personages levend en geheel gevormd van de bladzijde af springen. Uitgewerkt en ademend. Mijn hand, glibberig maar stevig, ejaculeerde de woorden die van Nancy in mij stroomden.

Het was een ervaring die haar tot leven wekte, die de deur openzette voor Nancy’s terugkeer naar mij; haar tedere, liefhebbende aanwezigheid die in ons huis terugkwam. Als mijn hand aan het eind van een hele dag schrijven pijn deed, zette ik thee en maakte ik toast voor mezelf en dan las ik hardop aan haar voor, alsof ze in haar oude stoel tegenover me zat.

En als ik ten slotte tevreden was, typte ik het over. Tik, tik, tik, deden mijn vingers die elk woord op de pagina hamerden. Eindelijk was het klaar. Hoe lang het heeft geduurd? Van begin tot eind? Ik ben een jaar bezig geweest om Nancy’s manuscript over te schrijven, maar het echte begin dateerde natuurlijk al van jaren geleden, alleen had ik dat toen nog niet door. Ik merkte dat Nancy naar me lachte, me aanspoorde om door te gaan. Ze zei altijd dat ik op een dag zou doorbreken als schrijver.