45
Zomer 1993
Ze herinnert zich de vragen van de Spaanse politie: kende ze hem? Had ze hem ooit eerder ontmoet? Nee, vóór die dag had ze hem nog nooit gezien, had ze gezegd. Dat hadden ze geaccepteerd, en ze mocht de volgende dag met Nicholas de vlucht naar huis nemen. De politie had zijn tas, ze wisten in welk hotel hij had overnacht. Ze zouden de Britse autoriteiten op de hoogte brengen en contact opnemen met de familie van de jongeman. Een tragisch ongeval. Ze was vrij om naar huis te gaan. Er waren geen vragen meer.
Die avond had ze hun koffers gepakt. De volgende ochtend waren ze met een taxi naar het vliegveld gegaan om hun vlucht naar huis te halen. Een aangename vlucht, had ze tegen Robert gezegd toen hij die avond thuiskwam. Ze had zelfs een fles whisky in de taxfreeshop gekocht, en ze hadden een paar glazen gedronken voordat ze naar bed gingen. Ze herinnert zich dat ze de badkamerdeur dicht had gedaan en in de spiegel de beet in haar hals had bekeken: ze had er nog meer make-up op gesmeerd om hem te camoufleren. Toen ze in bed stapte had ze het licht uitgedaan. En hij had haar vastgepakt, haar op de mond gekust en was omlaag gegleden om haar buik te kussen. Hij was zo teder geweest. Ze hadden gevrijd, ook al had ze eigenlijk geen zin gehad. Maar ze had het gevoel dat het moest, dat het een noodzakelijke daad was om wat er was gebeurd te helpen uitwissen. Hij had haar lichaam gestreeld en gezegd dat hij haar had gemist. Hij was attent, teder geweest. En wekenlang had ze die veelzeggende plek in haar hals gecamoufleerd, totdat die was verdwenen. De blauwe plek op haar dij was al geelgroen geworden en viel niet meer zo op. Ze kon haar geheim bewaren, wegstoppen in haar hoofd. In de loop der jaren was het haar geleidelijk aan gelukt om erop te kauwen alsof het een stukje taai vlees was, dat ze ten slotte naar binnen kon werken zonder erin te stikken.
Een aantal keren had ze het bijna aan Robert verteld, maar ze dacht dat het egoïstisch zou zijn geweest. Als Jonathan niet was gestorven, was het iets anders geweest. Als hij naar het strand was gezwommen terwijl hij Nicholas meetrok, zou alles anders zijn geweest. Het was haar geheim. Het was van haar. Ze had ervoor gekozen het met niemand te delen.
Catherines telefoon gaat op het nachtkastje. Snel pakt ze hem op, zodat haar moeder niet wakker wordt nu ze net weer in slaap is gevallen na een zoveelste bezoek aan het toilet. Het is vier uur ’s nachts. Haar hart bonst. Het is Nicholas. Ze staat op, haast zich de kamer uit en doet zachtjes de deur achter zich dicht om haar moeder niet wakker te maken.
‘Hallo? Nick?’ Ze is niet snel genoeg. Zijn telefoontje is doorgeschakeld naar de voicemail. Ze hoopt dat hij een bericht achterlaat. Dat doet hij. Ze luistert ernaar en dan is het alsof ze twintig jaar terug is in de tijd. Dezelfde adrenalinestoot die in de onderbuik begint, zo hevig dat het zelfs pijn doet. Het moederinstinct, als haar kind te dicht bij de rand komt. Dat voelt ze nu, terwijl ze naar Nicks bericht luistert: geen woorden, alleen gesmoorde snikken die door de telefoon op haar afkomen.
Ze heeft het ijskoud wanneer ze zijn nummer intoetst, telkens weer. Het enige wat ze te horen krijgt is een andere Nick die zegt dat ze een bericht kan achterlaten. Buiten fluit een vogel, maar het is nog geen dag en het klinkt helemaal fout. Net als zij is de vogel te vroeg uit zijn nest geduwd. Ze pakt haar jas en tas en gaat de flat uit. Een auto heeft ze niet, dus rent ze naar het plaatselijke taxibedrijfje en wacht. Vijf minuten, langer niet, totdat er een slaperige man stopt om haar naar huis te brengen. Op dit uur van de dag, zonder verkeer, is dat een ritje van twintig minuten. Ze rekent af, rent naar de voordeur en laat zichzelf binnen.