48

 

 

 

 

 

Zomer 2013

 

 

Het wordt tijd om op te ruimen, om onze vingerafdrukken te wissen. Ik heb Jonathans Facebookprofiel verwijderd. Nancy wilde dat ik hem liet staan, maar ik vond het beter om hem weg te halen. Ze is gefrustreerd, dat kan ik merken. Ze betwijfelt of mijn behoedzame aanpak, zoals ze het noemt, het resultaat zal opleveren waar ze op hoopt. Ik vraag haar geduld te hebben. Kijk dan, zeg ik. Kijk naar de Facebookpagina van de kleine Nick. Hij heeft er niets op gezet. Dat wil wat zeggen. Er is al vierentwintig uur lang niets nieuws op zijn pagina verschenen. Dat is heel ongewoon voor hem. Hij kan niet van zijn pagina afblijven. Status. Wat een bijzonder gewichtig woord. Zijn status is niet veranderd. Wat een geweldig gevoel moet dat zijn voor die jongelui. Om status te hebben. Jonathan heeft nooit aan zijn status getwijfeld. Hij had geen Facebook nodig om die te bevestigen. Hij heeft nooit hoeven twijfelen aan wat hij in het leven van zijn moeder betekende.

Nu kan ik het wel zeggen. Ik ben weleens jaloers geweest op Nancy’s toewijding aan Jonathan. Natuurlijk is onze relatie veranderd toen hij geboren werd, dat spreekt vanzelf. In het begin nog niet. Eerst was het wij en onze nieuwe baby, maar naarmate hij ouder werd, naarmate zijn persoonlijkheid zich meer ontwikkelde, had ik soms het gevoel dat het ik en zij werd. Ze hadden een speciale band, en ik betrapte mezelf er weleens op dat ik met hem om haar aandacht wedijverde. Ze zal me wel sneu hebben gevonden, zwak. Natuurlijk had Jonathan haar meer nodig dan ik, en het was niet eerlijk van me dat ik probeerde haar bij hem weg te halen. De enige keren dat we ruzie hadden ging het over Jonathan: over hoe we hem het beste konden opvoeden. We hadden niet vaak ruzie; naarmate hij ouder werd steeds minder eigenlijk. Ik hield me erbuiten als er iets besloten moest worden wat hem aanging. Nancy geloofde heilig dat hij onvoorwaardelijke liefde en steun nodig had. Dat is wat elk kind nodig heeft, vond ze, en het viel niet mee om ertegenin te gaan.

O, Nancy, wat was hij dapper, onze zoon. Toen ik hoorde dat hij de dood had gevonden bij het redden van een kind, was ik verbaasd. Hoe beschamend is dat? Ik wist niet dat hij het in zich had om een ander het leven te redden. En dat vermoedde je al van me, nietwaar? Hoewel je me er nooit van hebt beschuldigd dat ik aan zijn moed twijfelde, wist je dat ik moeite zou hebben om zijn dood te rijmen met zijn leven. Het spijt me dat het tot na jouw dood heeft geduurd voordat ik heb geprobeerd dat goed te maken. Toen ik erachter kwam dat het jongetje dat hij had gered de zoon van zijn liefje was, begreep ik het wat beter. Hij wilde bij haar in de gunst komen; hij wilde haar laten zien hoe dapper hij was. Hij was verliefd.

Ik laat de computer openstaan op de Facebookpagina van Nicholas Ravenscroft en ga de tuin in. Ik ben al begonnen aan de houtstapel. Dat deden Jonathan en ik vroeger, toen hij nog klein was. Hij was dol op Bonfire Night, opblijven in het donker, dingen op het vuur gooien, zijn naam schrijven met sterretjes. Het is nu donker, en ik blader in een notitieboekje zonder te lezen. Nancy’s handschrift danst voor mijn ogen, maar dan leg ik het boekje op de houtstapel, samen met de andere. Ik steek een lont aan en houd hem tegen de aansteker; ik kijk tevreden toe hoe hij flakkerend en knetterend vlam vat. Het leer stinkt en krult om als het verbrandt, wordt donker en smeult, het papier snakt ernaar om de vlammen op te slokken.

Als ik naar binnen ga, zie ik Nancy. Ze zit voor de laptop en draait zich glimlachend naar me om. Ik denk dat de geur van het houtvuur gelukkige herinneringen heeft opgeroepen aan Jonathan en mij samen op Bonfire Night, maar ik vergis me. Er staat een bericht van de vader op Nicholas’ Facebookpagina.