18
Voorzomer 2013
Overdag slaap ik en ’s nachts blijf ik op. Ik hou van het donker. Ik ben niet alleen. Nancy is bij me en ik heb ook nog mijn laptop. Dat is mijn huisdier – ik gebruik hem om te shoppen, zoals je de hond eropuit stuurt om de krant binnen te brengen: boodschappen aan huis laten bezorgen. Wat een slimme jongen. Het is hoofdzakelijk blikvoedsel. Net als in de oorlog. Vlees uit blik, kippenblokjes. Maar het doet er niet toe wat ik eet, want het smaakt toch allemaal hetzelfde door een ander aroma dat alles overheerst. Zelfs als ik mijn tanden poets tot mijn tandvlees bloedt, kan ik de smaak niet wegkrijgen. Alles wordt er zuur van. En vanavond is het helemaal erg.
Ik heb een recensie gelezen. Heb ik beet? Intussen zou ze moeten weten dat Nancy dood is en dat ze het dus tegen mij heeft. Ik voel mijn hengel bewegen. Aan dit boek ligt onmiskenbaar verdriet ten grondslag. Het komt slechts zelden voor dat een roman zulke sterke gevoelens bij de lezer opwekt. Ze noemt zichzelf Charlotte. Is dat een schuldbekentenis? Maar hoe vaker ik het lees, hoe meer ik het zie zoals het is; zulke sterke gevoelens – ze zegt niet wat voor gevoelens. Sterke weerzin? Sterke walging? Nauwkeurigheid wil ik, geen vage gevoelens. Ik wil schaamte, angst, paniek, berouw, een bekentenis. Is dat nou echt te veel gevraagd? Die korte recensie van haar staat me tegen. Hij is heel zorgvuldig geschreven: zonder een verontschuldiging, zonder verantwoordelijkheid te erkennen. Ik had kunnen weten dat ze zou proberen eronderuit te komen. Hoe durft ze ervan uit te gaan dat haar loze woorden, die ze zo vernuftig heeft geformuleerd, afdoende zullen zijn? Zelfs na al die jaren slaagt mevrouw Catherine Ravenscroft, bekroond documentairemaakster, moeder van Nicholas de stofzuigerverkoper, erin om nog een trap na te geven met haar geniepige recensie en haar gelakte nagels. Als ze denkt dat haar beknopte boodschap me tevreden zal stellen, dan heeft ze het mis. Die maakt me razend. Het is een belediging. Ik ben niet geïnteresseerd in haar erkenning van mijn verdriet. Daar is het veel te laat voor. Ze moet het voelen, ze moet ervaren hoe het is. Pas dan zal ze me kunnen begrijpen. Ze moet net zo lijden als ik.