6
Twee jaar eerder
De ochtend nadat ik Een speciale vriend had gelezen werd ik verfrist wakker. Ik stond te popelen om aan het werk te gaan en was van plan mijn aantekeningen door te nemen voordat ik ze ging uitwerken. Ik wist dat er papier in het dressoir lag: het leek wel of alles uiteindelijk boven op of in ons dressoir terechtkwam. In gedachten zag ik het pak papier onder de dozen scrabble en backgammon liggen, maar toen ik het eruit wilde trekken lukte dat niet. Het zat vast aan de achterkant van het dressoir. Eén paneel was ingedrukt en ik duwde ertegen om het papier los te trekken, maar er was nog steeds geen beweging in te krijgen. Er zat iets klem tussen de kast en de muur. Ik schoof mijn hand erachter en voelde iets zachts. Het was een oude handtas van Nancy: een slinkse, die het tochtje naar de kringloopwinkel had weten te ontlopen.
Ik ging zitten met mijn rug tegen de muur, strekte mijn benen uit en nam de handtas op mijn schoot. Die was van zwarte suède met een sluiting van twee in elkaar grijpende parels. Ik klopte het stof eraf en keek erin. Er zaten sleutels in van Jonathans flat, een lippenstift en een ongebruikte zakdoek, gestreken in een vierkant. Ik haalde de dop van de lippenstift af en rook eraan. Die had zijn geur verloren, maar de schuine vorm behouden van de jaren dat hij Nancy’s lippen had beroerd. Toen ik de zakdoek tegen mijn neus hield, riep de geur herinneringen op aan theateravonden. Wat ik niet had verwacht aan te treffen was de gele envelop met foto’s, met op de voorkant in dikke zwarte letters KODAK. Dit was een kostbare vondst en daar wilde ik van genieten.
Ik ging koffie zetten en installeerde me op de bank, met een stroom goede herinneringen in het vooruitzicht. Ik nam aan dat het vakantiekiekjes waren. Ik denk dat ik zelfs hoopte dat er een paar van de Martellotoren bij zaten: dat het vinden van de handtas Nancy’s manier was om me met mijn project te helpen. In zekere zin was dat ook zo, maar niet zoals het me die ochtend voor ogen stond.
Mijn hoofd, dat aan het begin van de dag zo helder was geweest, voelde alsof de gedachten van iemand anders erin waren uitgestort. Ik wist niet meer welke van mij en welke van hem waren; wat waar was en wat leugens waren. Mijn koffie was koud geworden; de foto’s lagen uitgespreid op mijn schoot. Ik had beelden verwacht die ik zou herkennen, maar deze foto’s had ik nog nooit eerder gezien.
Ze keek recht in de camera. Flirtend? Ik geloof van wel. Jawel, ze was aan het flirten. Het waren kleurenfoto’s. Een paar waren genomen op een strand. Daar lag ze, een glimlachend liefje in een rode bikini op vakantie. Haar borsten waren omhoog geduwd alsof ze een soort pin-upgirl was en ze keek er in ieder geval bij alsof ze zichzelf een zeer aantrekkelijke vrouw vond. Zelfverzekerd. Ja, dat was het. Seksuele zelfverzekerdheid. Andere waren in een hotelkamer genomen. Die waren schaamteloos. Zij was schaamteloos. Toch kon ik niet wegkijken. Ik kon niet ophouden met kijken. Keer op keer nam ik ze door, kwelde ik mezelf, en hoe meer ik keek, hoe kwader ik werd, want hoe meer ik keek, hoe meer ik het begreep.
Wat aan mijn hart knaagde was dat ik wist wie die foto’s had gemaakt. Ik kénde dat knappe gezicht achter de camera, al kon ik hem niet vinden. Ik keek en keek, maar hoe vaak ik de foto’s ook doornam, het enige wat ik zag was zijn schaduw aan de rand van het beeld in één opname. Ik bekeek zelfs de negatieven, hield ze tegen het licht voor het geval er een van hem bij zat die niet ontwikkeld was. Er waren meer negatieven dan afdrukken, en ik hoopte dat hij op een ervan te zien zou zijn, maar ze waren wazig, onscherp, nutteloos.
Hoe kon Nancy deze foto’s mee naar huis hebben genomen? Hoe was het mogelijk dat ze ze voor me verstopt had, in ons huis had laten wegrotten? Ze moesten er jarenlang hebben gelegen. Had ze ze vergeten? Of had ze een risico genomen, in het besef dat ik ze op een dag toevallig zou kunnen vinden? Maar het was te laat. Toen ik ze vond was ze dood. Ik zou er nooit met haar over kunnen praten. Ze had ze moeten vernietigen. Als ze niet van plan was het me te vertellen, had ze ze moeten vernietigen. Maar in plaats daarvan had ze ze laten liggen waar ik ze zou vinden als ik een zielige ouwe vent was; lang nadat het was gebeurd; lang nadat ik er iets aan had kunnen doen.
Een van de dingen die ik het meest aan Nancy had gewaardeerd was haar eerlijkheid. Hoe vaak zou ze die foto’s in het geheim hebben bekeken? En weer hebben verstopt? Ik stelde me voor hoe ze wachtte totdat ik weg zou gaan voordat ze de foto’s ging bekijken en dat ze ze weer verstopte wanneer ik thuiskwam. Iedere keer als ik iets uit het dressoir nam, iedere keer als we gingen scrabbelen wist ze dat ze er waren en had ze geen woord gezegd. Ik had haar altijd vertrouwd, maar nu vroeg ik me ongerust af wat ze misschien nog meer had verborgen.
Het is vreemd hoeveel kracht je uit je woede kunt putten. Ik haalde het hele huis overhoop op zoek naar nog meer geheimen. Ik stortte me op ons huis alsof dat de vijand was. Ik ging van de ene kamer naar de andere, scheurend, omvergooiend, omkieperend, en maakte een vreselijke rotzooi, maar meer vond ik niet. Ik had het gevoel dat ik mijn hand in een verstopte afvoer had gestoken en in de drek zat te graaien om hem te ontstoppen. Alleen was er niets stevigs om vast te pakken. Het enige wat ik voelde was zachte viezigheid die in mijn huid en onder mijn nagels kroop. De stank drong in mijn neusgaten, kleefde aan de haartjes, zoog zich vast in de bloedvaatjes en verontreinigde mijn hele lichaam.