23

 

 

 

 

 

Voorzomer 2013

 

 

Dit is de tweede avond dat Catherine in haar eentje naar bed is gegaan. De vorige avond heeft ze geprobeerd op te blijven totdat Robert thuiskwam, maar dat was niet gelukt. Toen ze ’s ochtends wakker werd, leek het erop dat hij helemaal niet naar bed was geweest. Pas toen ze de voordeur hoorde dichtvallen en naar beneden rende, besefte ze dat hij wel thuis had geslapen, maar opnieuw stilletjes was vertrokken om haar niet wakker te maken.

Hij moet het echt razend druk hebben op zijn werk dat hij zo laat thuiskomt en zo vroeg al weer de deur uit gaat. Ze had hem willen spreken, hem willen vragen waarom hij niet belde om te vertellen wat er aan de hand was, waarom hij niet thuiskwam om te eten. Hij is een attente man. Jawel, attent. Zo attent dat hij in de logeerkamer heeft geslapen om haar niet wakker te maken. Hij is blij dat ze weer beter slaapt en wilde haar niet storen. En ’s ochtends wilde hij haar natuurlijk niet wakker maken. Ze had dankbaar moeten zijn, maar dat was ze niet. Ze voelde zich onbehaaglijk. En dat gevoel was in de loop van de dag toegenomen toen haar telefoontjes onbeantwoord bleven en de reacties op haar sms’jes traag binnenkwamen en zakelijk van toon waren.

En nu, deze tweede nacht in haar eentje, ligt ze weer met gespitste oren in bed. Het is kort voor middernacht. Ze hoort het gedender van een trein, het sissen van auto’s op de natte weg, het gebrom van een taxi die stopt. Het dichtslaan van een portier. Ze gaat rechtop zitten. Dat zou hij kunnen zijn. Ze luistert of ze een sleutel in de voordeur hoort steken, maar het blijft stil, afgezien van de kerkklok die in de verte twaalf uur slaat. Ze staat op en gaat naar de overloop. Dan hoort ze het geluid van sleutels die op het tafeltje in de gang worden neergelegd, zo zachtjes dat het haar ontgaan was als ze niet had geluisterd. Als ze in bed had gelegen, zoals Robert waarschijnlijk dacht, zou ze niet hebben geweten dat hij binnen was gekomen en beneden was. Wat ze heeft gehoord was de moeite die hij deed om te verhullen dat hij weer thuis is. Ze wacht tot hij naar boven komt. Als dat niet gebeurt, gaat ze naar beneden, terwijl ze de ceintuur van haar ochtendjas dichtknoopt en probeert het weeë gevoel in haar maag te negeren.

Robert kijkt naar haar, maar zegt niets. Zijn blik blijft strak op haar gericht wanneer ze dichterbij komt en een stoel pakt om naast hem aan de keukentafel te gaan zitten. Hij drinkt een glas whisky dat hij voor zichzelf heeft ingeschonken, terwijl hij haar nog steeds aankijkt.

‘Robert,’ zegt ze zacht. Zijn naam is het enige wat ze weet te zeggen.

Hij zet zijn glas neer, stopt zijn hand in de zak van zijn colbert en haalt er een envelop uit. Hij laat de foto’s op de tafel glijden en spreidt ze uit met zijn vingers, alsof hij een kaarttruc gaat doen. Ze kijkt ernaar, aanvankelijk verward, net als hij toen hij ze voor het eerst zag. Dan dringt het tot haar door. Ze ziet de beelden. Hoort het geluid. Klik, klik, klik.

‘O god,’ zegt ze, als ze mee terug wordt gevoerd, een onwillige tijdreiziger. Ze pakt ze niet op, maar kijkt alleen.

Hij grijpt haar pols vast en dwingt haar ze op te pakken. ‘Kijk ernaar. Kijk er goed naar. Kijk naar jezelf.’

En dat doet ze. Er springen tranen in haar ogen, haar keel wordt dichtgesnoerd, is droog, ze krijgt bijna geen lucht meer. Met haar mouw veegt ze over haar ogen. Ze mag niet huilen – als ze huilt, houdt ze nooit meer op, dan komt er geen eind aan en dan verdrinkt ze. Dan verdrinken ze allebei. Is dit het ergste ogenblik? Ze weet dat het niet zo is.

‘Kijk ernaar, zei ik.’

Ze heeft hem nog nooit zo kil horen praten, nog nooit die koude rilling gevoeld die zijn stem haar bezorgt. Hij schreeuwt niet, maar de liefde is eruit verdwenen, er klinkt alleen nog woede in door.

‘Bekijk ze allemaal.’

En ze is gedwongen om ze een voor een te bekijken.

Hij houdt haar hand tegen als ze bij een foto komt waarop ze masturbeert. Er zijn er nog meer en hij staat niet toe dat ze ze vluchtig doorneemt. Ze moet ze langzaam bekijken. Dan grist hij ze uit haar hand en legt er drie naast elkaar neer: een drieluik van zijn schaamteloze vrouw. Zijn vrouw die uitgespreid in kleur op hun keukentafel ligt, met kleverige vingers, in zichzelf gestoken. Snelle, behendige vingers. Dan begint Robert te huilen, en haar hart breekt.

‘O Robert, het spijt me zo… Ik had het je moeten vertellen…’ Ze gaat naar hem toe, wil haar armen om hem heen slaan, hem naar zich toe trekken, maar hij schuift zijn stoel naar achteren. Hij wil niet dat ze hem aanraakt. Hij graait naar een foto van Nicholas samen met haar op het strand.

‘Wat is er godverdomme gebeurd?’ Weer die stem. Er zit meer woede dan verdriet in hem.

‘Ik had het je moeten vertellen… maar… Nicholas wist nergens van. Echt waar. Hij wist het niet… Het is zo lang geleden… Ik…’

‘Ik weet verdomme precies wanneer het was,’ onderbreekt hij haar. ‘Het doet er niet toe hoe lang geleden het is. Jij hebt dit gedaan…’ Hij pakt de foto’s en smijt ze in haar gezicht.

Van schrik stokt haar adem. De meeste vallen op de grond, een paar komen op haar schoot terecht. Ze veegt ze weg, laat ze liggen waar ze neerkomen.

‘En Nicholas?’ vraagt hij. ‘Wat heeft hij gezien? Dat je het mij aandoet is tot daar aan toe, maar hem? Hoe kon je zoiets doen? Ik wist niet dat je in staat was om…’

Hij kan het niet over zijn lippen krijgen en ze wacht terwijl hij worstelt om zijn gedachten te ordenen. Maar wachten is gevaarlijk. Ze zou erbovenop moeten duiken voordat hij te veel zegt, maar ze is verloren. Ze is verloren in het verleden, in haar herinneringen.

‘Wie was het? Ik wil verdomme weten wie het was. Heeft het lang geduurd? Of was het een of andere Spaanse ober – een avontuurtje, als een jong grietje dat zich in de vakantie laat naaien. Een goedkoop sletje. Zo’n stomme Engelse teef – een beetje zon en sangria en ze laat zich door iedereen pakken. Alleen hebben dat soort kutwijven meestal hun kinderen niet bij zich. Verveelde je je? Had je een beetje aandacht nodig?’

‘Nee, nee, zo ging het helemaal niet…’ Het is alsof er een vreemdeling in hun huis is. Dit is Robert niet.

‘O nee, hoe ging het dan wel? Hij heeft foto’s gemaakt van onze zoon. Vertel maar hoe het dan wel ging!’

‘Schreeuw niet naar me!’ Want ze kan niet goed denken als hij schreeuwt. Hij is niet langer kil; zijn woede heeft hem verhit. ‘Hou op. Alsjeblieft. Ik zal het vertellen als je luistert… Luister nou even…’ Ze pakt zijn glas whisky en slaat het achterover. Ze maakt aanstalten om het hardop te zeggen, om op te biechten waarom ze het hem nog nooit heeft verteld. ‘Ik wou niet dat je ons daar achterliet. Weet je dat nog? Ik vroeg of je niet wilde gaan, of je niet naar kantoor terug wilde gaan, maar bij ons kon blijven…’ Ze hapert, werkt ernaar toe, maar hij geeft haar de kans niet. Hij neemt de touwtjes weer in handen, niet in staat zijn woede te beheersen.

‘Ongelooflijk. Wil je zeggen dat het mijn schuld is? Dat je een goede reden had om vlak voor de neus van onze zoon met een vreemdeling te neuken omdat ik eerder naar huis ging? Om hem aan zoiets bloot te stellen? Je denkt echt dat je overal een goede reden voor hebt, hè? Dat je altijd gelijk hebt. Dat je altijd het gelijk aan jouw kant hebt. Verdomde Sint-Catherine.’

Ze is verbijsterd. Hij haat haar, dat ziet ze aan hem. Razendsnel is zijn liefde omgeslagen in haat. Hij is gekwetst, houdt ze zichzelf voor, maar ze is bang dat er meer achter zit. Opgekropte, duistere wrok kolkt uit zijn mond. Ze ziet hoe hij zijn mond opent en hoort er onzin uit komen.

‘Kon je niet eens vier dagen zonder mij? Kon je niet eens vier dagen zonder seks? Als ik het me goed herinner, hadden we toen al amper seks. Daarom had ik dat verdomde ondergoed voor je gekocht!’ Hij schopt naar een foto. ‘Hoe lang heeft het geduurd? Hadden jullie reünietjes? Afgesproken bij een glas rioja thuis in Engeland? O, misschien al die zákenreisjes. Heb je hem meegenomen?’

Wat had ze verwacht? Dit beslist niet. Ze kijkt naar de foto’s op de grond en bukt zich om ze op te rapen.

‘Hoe kom je eraan?’

Robert negeert haar, maakt zijn tas open en kwakt De volmaakte vreemdeling op tafel.

‘Dus het gaat inderdaad over jou.’

Zweet sijpelt in haar ochtendjas.

‘Ja, maar zo is het niet gegaan – niet zoals het daarin wordt beschreven…’ Het voelt alsof hij zijn vuist in haar keel heeft geramd waardoor de woorden er niet uit kunnen.

‘O, echt waar? Waarom kneep je hem dan zo? Waarom heb je geprobeerd het te verbranden? En daarnet zei je dat Nicholas er niets van wist, maar hij heeft het boek ook ontvangen, hè? Dus hij moet er ook bij betrokken zijn geweest…’

‘Jawel, maar niet…’ begint ze, maar dan houdt ze op. ‘Heb je het niet gelezen?’

‘Nee. Dat stond me tegen. Hier heb ik al genoeg aan.’ Hij schopt naar de foto’s. ‘Heeft hij het geschreven?’

‘Nee,’ fluistert ze.

‘Wat? Ik versta je niet.’ Smalend. Treiterig.

Ze schudt haar hoofd.

‘Wie heeft het dan geschreven? Zijn vrouw? Is ze erachter gekomen?’

‘Zijn vader. Ik geloof dat het zijn vader is.’

‘Zijn vader? Godallemachtig! Was hij jong? Hoe jong precies? En vertel me nou niet dat hij minderjarig was.’

Dan verheft Catherine haar stem, maar het is meer een gil dan een schreeuw. Snerpend en wanhopig.

‘Hij is dood! Hij is gestorven…’

Ze ziet de schok op Roberts gezicht. Een schokgolf die twintig jaar nodig had om van haar bij hem te komen, en die nu de muur die ze om hun leven had opgetrokken kapot heeft geslagen.