32
Er klonk een woedende schreeuw en even later gerochel. Katie keek om de scheidingswand heen en ook Julia kon het niet laten, ze moest zien wat er gebeurde.
De scheidingswand verborg het grootste deel van Debbies lichaam, maar Julia zag twee handen die haar keel omklemden. Heel even leek het alsof haar hoofd in de lucht zweefde, om daarna met een enorme kracht tegen de metalen voet van de werktafel geslingerd te worden. Debbie verroerde zich niet meer. Haar gezicht was nog bleker dan anders, als dat tenminste mogelijk was. Over haar wang liep een straaltje bloed.
Julia had het bloedheet. Ze keek naast zich en zag dat Katie haar schoenen uittrok en in gebukte houding wegsloop, heel voorzichtig, waarbij ze voortdurend in de schaduw van de scheidingswanden bleef.
Julia kon niet bewegen, want plotseling waren de herinneringen er weer. Ze overspoelden haar, verdrongen elke heldere gedachte en vernietigden alle beschermingsmechanismen in haar hersenen.
Het rochelen. Het schrapende geluid. Zo had Robert het verteld. Haar moeders hand achter het bureau had Julia zelf gezien toen ze die nacht was thuisgekomen. Het weerzinwekkende rood op haar vingernagels, waarvan Julia dacht dat het nagellak was, maar dat bloed bleek te zijn. Het was haar eerste en laatste nacht met Kristian geweest.
Waarom? Waarom was ze die avond niet thuisgebleven? Waarom was ze na die afschuwelijke ruzie met haar vader uit huis geslopen en was ze gewoon vertrokken? Waarom had dat verdomde noodlot of God of wie of wat dan ook haar niet gewaarschuwd?
Julia’s vader was politieagent geweest. Een heel gewone politieagent. Dat had Julia in elk geval gedacht, totdat bleek dat Mark de Vincenz undercover had gewerkt. Hij had zich als drugshandelaar voorgedaan en zogenaamd in heroïne gehandeld om een groep Chinese maffialeden op het spoor te komen die vanuit Berlijn hun Europese handel dreven.
Het was echter verkeerd gegaan. Iemand had Julia’s vader ontmaskerd en aan de Chinese maffia verraden. De mannen waren binnengedrongen in de bungalow van haar ouders, hadden haar moeder doodgeschoten, de werkkamer van haar vader doorzocht, hem geboeid door het huis gesleept, in de kofferbak van zijn Mercedes gestopt en een overdosis heroïne gegeven. Hij was in de kofferbak van zijn auto gestorven. De auto met zijn lijk hadden ze voor het hoofdbureau van de politie op de Potsdamer Platz geparkeerd. Het had langer dan een dag geduurd voordat ze hem vonden.
Het ene verraad trekt het andere aan. De ene leugen roept de andere op. Elk geheim brengt een nieuw geheim voort.
Robert was die avond thuis geweest en had, verstopt in zijn kamer, alles moeten aanhoren. Hij was de enige getuige en het was een wonder dat de mannen hem niet gevonden hadden.
Julia kon zich nog steeds niet verroeren, hoewel ze besefte dat Debbie nog geen tien meter verderop bewegingloos op de grond lag. Over haar gezicht stroomde bloed uit een hoofdwond.
Ze zag hoe soepel de Koreaanse bewoog. Er klonk geen geluid terwijl ze van de ene scheidingswand naar de andere sloop, tot ze nog maar een paar meter bij Debbie vandaan was. Julia had geen idee wat ze van plan was, maar ze vertrouwde haar. Ze moest haar gewoon vertrouwen.
Julia was degene die de fout maakte. Toen ze probeerde Katie te volgen stootte ze tegen een stoel, die met een dreun omviel.
Het volgende moment hoorde ze voetstappen in de zaal, en zag ze sportschoenen. Zwarte Nikes, om precies te zijn.
Ze durfde niet op te kijken. Hij stond recht voor haar en staarde naar beneden: Alex.
Nee, het was Alex niet. Tenminste, zo kende ze hem niet. Zijn ogen waren smal en donker, de vorm van zijn gezicht tekende zich wit af in het felle tl-licht van de mediatheek. Julia had nog nooit zoiets gezien. Alex straalde zoveel tomeloze woede uit dat zijn gezicht op een lugubere manier vervormd leek. De regelmatige, knappe gelaatstrekken van mister Florida, studiebegeleider, vierdejaarsstudent, veelbelovende Yale-kandidaat, waren verwrongen.
Voordat ze iets kon zeggen of doen duwden zijn handen haar lichaam tegen de grond, zodat Julia’s lippen de smerige linoleumvloer raakten. Alles in haar kwam in opstand en een stem fluisterde onophoudelijk in haar hoofd: Doe iets! Verweer je. Doe niet zoals papa en mama.
‘Waarom hebben ze zich niet verweerd?’ had Julia, nee, destijds heette ze nog Laura, aan hoofdcommissaris Peter Bauer gevraagd.
‘Omdat ze geen schijn van kans hadden.’
Maar had je niet altijd een kans?
Katie? Waar was Katie?
Julia voelde zich machteloos. Ze haatte het op de grond te moeten liggen en de smerige vloerbedekking met haar mond aan te raken. Het enige prettige was dat het linoleum koel aan haar voorhoofd was.
Alex liet plotseling haar schouder los. Ze voelde dat zijn greep losser werd terwijl hij gejaagd om zich heen keek.
Julia spande haar spieren en concentreerde zich op haar benen, wat haar oneindig veel kracht kostte. Maar het lukte haar, en ze gaf hem een keiharde trap.
Ze hoorde een zware schreeuw. Een hees gevloek. Het volgende moment legde hij zijn natte zweethand weer op haar mond en drukte haar gezicht opnieuw tegen de grond. Haar tanden sloegen tegen de voet van een werktafel. Ze proefde metaal en haar lip was kapot. Ze had bloed in haar mond.
Ze hoorde Debbie kreunen.
Julia kon niet denken. Ze kon niet praten. Ze kreeg geen lucht meer. Ze was doodsbang om te stikken, begon in paniek te kokhalzen en viel flauw.
Julia was blijkbaar bewusteloos geweest en kwam pas weer bij toen ze getik hoorde. Iemand hamerde gejaagd op het toetsenbord van een computer, terwijl hij zwaar ademhaalde en zacht vloekte.
Julia voelde haar lichaam niet meer. Ze was vreemd zwak en zweverig, gewichtloos, als een astronaut. Alex had haar waarschijnlijk naar voren gesleept, want ze lag niet meer in het achterste deel van de zaal.
Moeizaam draaide ze haar hoofd opzij. Debbie lag naast haar. Ze was zo bleek alsof iemand haar gezicht wit had geverfd. Door het wit liepen rode lijnen, waardoor ze er grotesk uitzag.
En Katie? Het leek alsof de Koreaanse in rook was opgegaan.
Julia bewoog, kwam met haar hoofd van de grond en probeerde overeind te komen.
‘Verdomme,’ hoorde ze Alex’ stem ergens boven zich. Een stoel verschoof, daarna knielde hij naast haar en keek naar haar. Zijn gezichtsuitdrukking was bewegingloos, koud, star.
‘Wat…?’ kraste Julia. Meer kon ze niet uitbrengen, en het klonk beklagenswaardig.
‘Stelletje kleine sletten met jullie stomme nieuwsgierigheid,’ fluisterde zijn stem vlak bij haar oor. ‘Als ik iets haat, dan is het nieuwsgierigheid. Mensen die me observeren, bespioneren, achter me aan rennen, me achtervolgen. Die proberen alles kapot te maken wat ik heb opgebouwd.’
Julia begon te vermoeden waarover hij het had.
‘Kennis is macht,’ had de politieagent in Berlijn tegen haar en haar broer gezegd. ‘Als iemand erachter komt waar jullie zijn, dan zijn jullie in gevaar. Vertrouw dus niemand, snappen jullie? Niemand. Alleen jullie kunnen het geheim bewaren.’
‘Maar ik weet niets.’ Julia kon nauwelijks praten omdat Alex zijn handen nu om haar keel had gelegd.
‘Denk je dat ik niet snap waarom je hier bent? Waarom je midden in de nacht in mijn bureau hebt gesnuffeld? Waarom je de envelop hebt gestolen? Eerst die trut van een Debbie, en dan jij. Dacht je dat ik het niet zou merken? Maar jullie vergissen je. Ik merk alles en ik doorzie jullie. Het ging jou toch ook alleen om dat ene, of niet soms? Daarom heb je je leven toch op het spel gezet in het meer? Daarom heb je toch niets over het medaillon verteld? Je wilde hetzelfde doen als alle kleine sletten.’ Alex’ stem was alleen nog een hees gefluister. ‘Je wilde me chanteren.’
‘Nee, het had niets met jou te maken,’ zei Julia schor, maar Alex luisterde niet naar haar.
‘Angela dacht dat ze mijn toekomst van me af kon pakken, maar daarin vergiste ze zich.’ Hij lachte even. ‘Jullie vergissen je allemaal. Mijn leven is van mij, hoor je. Van mij alleen. En niet van een stel miezerige hoertjes.’ Hij zweeg een fractie van een seconde. ‘Waarom konden jullie me niet gewoon met rust laten? Nu is het te laat.’ Plotseling klonk het alsof Alex bijna in tranen was. In elk geval hield hij haar minder stevig vast. Julia kon zich weer bewegen.
‘Debbie,’ mompelde ze. ‘We moeten haar helpen.’ Ze probeerde zich om te draaien, maar Alex’ handen omklemden haar keel weer.
‘Verroer je niet,’ siste hij.
‘Ik ben goed in het bewaren van geheimen,’ probeerde Julia wanhopig. ‘En ik zorg ervoor dat Debbie haar mond houdt. Ik zweer het.’ Ze deed haar best om de belofte dat hij haar kon vertrouwen in haar stem te laten doorklinken.
‘Aha, ga je op de psychologische toer?’ Alex lachte en het klonk alsof zijn stemming weer was omgeslagen, alsof hij zich echt amuseerde. ‘Denk je dat ik krankzinnig ben geworden? Je snapt er gewoon niets van. Maar dat is het probleem met jullie eerstejaars. Jullie hebben te lang nodig om te snappen wat er aan de hand is. Nee, ik ben niet krankzinnig, ik ben een realist. De grap is niet wat er in mij omgaat, maar wat er om ons heen gebeurt. Je snapt helemaal niets van de vallei.’
De vallei niet snappen? Wat bedoelde hij daarmee? Het gesprek nam een heel absurde wending.
‘Waar heb je het over?’
Alex lachte kort en begon daarna weer tegen haar te fluisteren. ‘Voel je het niet? We veranderen allemaal op deze plek. De vallei doet iets met ons. Toen ik hier aankwam, was ik een heel ander mens. Ik dacht dat ik alles aankon. Gewoon alles. Maar in de loop van de jaren heb ik het begrepen. In de vallei laat je het verleden achter je en word je degene die diep in je verborgen zit.’
Julia voelde dat ze geen lucht meer kreeg terwijl Alex verder praatte. ‘Niemand begrijpt het. Niet zoals ik. Het gaat om het afscheid, het afscheid van alles wat buiten de vallei ligt. Dit is een laboratorium, een laboratorium in de wildernis, en wie wil ontsnappen moet zijn eigen weg zoeken.’
Hij was krankzinnig geworden. Waarmee Angela hem ook had gechanteerd, hoe intelligent ze ook was, ze had Alex Cooper duidelijk onderschat en niet gemerkt dat ze met een krankzinnige te maken had.
‘De wetten van de buitenwereld verdwijnen hier, snap je? Dat is de clou. Iedereen in de vallei heeft een eigen taak te verrichten.’
Er heerste even een vreemde stilte, alsof iemand de omwenteling van de aarde had gestopt. Julia dacht na over wat Alex had gezegd. Daarna was het moment voorbij. Ze keerde naar de realiteit terug.
De hand om haar keel trilde. Zou ze het aandurven om te bewegen? Nee, het was te vroeg. Ze moest Alex het gevoel geven dat hij controle over haar had.
Laat hem praten. Gewoon praten. Zorg ervoor dat hij tegen je praat, dan doet hij misschien niets. ‘Mij interesseert maar één ding: was het allemaal zo belangrijk dat Angela ervoor moest sterven?’
‘Je kende haar niet. Ze wekte medelijden en verborg zich achter haar rolstoel, maar ze was een parasiet. Een parasiet in mijn leven.’ Zijn voet raakte Debbie. ‘Net als die daar. Ze wilden in mijn leven binnendringen als een parasiet. Ik was aardig tegen Angela, snap je? Ik was altijd vriendelijk. Maar ze wilde me met huid en haar verslinden.’
Op de een of andere manier had Julia het gevoel dat zij niet degene was die koorts had, maar Alex. Hij hield niet op met fluisteren. ‘Ze wilde me niet laten gaan. En alleen omdat ze me die kleine gunst had verleend. Dacht ze dat ze daardoor recht op me had? Dat ze mijn liefde had verdiend? Terwijl het toch kinderspel voor haar was om de antwoorden van het toelatingsexamen voor me te regelen. Een kleinigheid. Totaal onbelangrijk.’
In Julia’s hersenen kraakte het. ‘Welke antwoorden?’ fluisterde ze. Toch niet de antwoorden van het toelatingsexamen voor Grace? Dat had toch geen enkel nut?
Plotseling wist ze het. De studiebeurs voor Yale! Alex stond op de nominatielijst! En daarop was hij niet gekomen door zijn eigen prestaties, maar met behulp van Angela! Hoe had ze dat over het hoofd kunnen zien?
Alex hield haar hals iets minder strak omklemd, maar Julia durfde zich nog steeds niet te bewegen.
‘Weet je waar ik vandaan kom?’ fluisterde Alex. ‘Van een boerderij in Niemandsland. Ik was niemand. Een loser. Maar hier in de vallei is dat eindelijk veranderd.’
Nu! Dit was het moment! Het kon toch niet zo moeilijk zijn om zich tegen een loser te verzetten?
Julia spande haar spieren, trok haar benen in, richtte met haar rechterknie op zijn kruis en…
Een knal! Het klonk als een schot. Iemand gilde. Was zij dat?
Een van de tl-buizen boven hen barstte en glassplinters vielen naar beneden als een vonkenregen, nee, als duizenden vallende sterren, waardoor je een wens mocht doen.
‘Loslaten! Onmiddellijk!’ riep iemand. Het was een glasheldere stem, die de rillingen over haar rug deed lopen.
En toen verbleekten de vallende sterren en zag Julia Katie in de mediatheek staan. Ze had een wapen in haar hand, klein en nietig als een speelgoedpistool, maar Julia twijfelde niet aan de dodelijke kracht ervan. En ze geloofde elk woord toen Katie met een emotieloos gezicht zei: ‘De volgende keer schiet ik op jou en niet op de lamp.’
Katie hoefde niet te bewijzen waartoe ze in staat was, want er stormden twee mannen door de deur naar binnen. Zij hadden ook wapens en Robert rende achter hen aan.
Julia keek naar Alex’ gezicht. De uitdrukking van verbazing veranderde en werd steeds labieler, ontstelder, vertwijfelder, tot er pure wanhoop in zijn ogen te lezen was.
Het laatste wat Julia merkte, was dat alles zwart werd.