8
Op de dag van het feest bij het boothuis was het weer ongewoon goed. De hemel had een egale diepblauwe kleur, zoals Julia in de stad waar ze was geboren nog nooit had gezien.
Het was haar vierde dag in de vallei en ze had voor het eerst een hele nacht geslapen. Was het beklemmende gevoel daarom in de loop van de dag verdwenen? Of had ze zich laten beïnvloeden door de sfeer in de vallei en haar slechte start?
Vandaag, in het schijnsel van de stralende zon, leek Grace in elk geval anders. Het licht stroomde in de oude appartementen naar binnen, de leslokalen waren opwindend modern, en ineens vond Julia het bergpanorama adembenemend en het meer op een wonderbaarlijke manier mysterieus en sprookjesachtig mooi.
Zelfs Robert was vandaag ontdooid. Hij had Julia tijdens de lunchpauze verteld hoe fantastisch professor Vernon was.
‘Weet je,’ zei hij, ‘Vernon vindt wiskunde een kwestie van logica, alleen is die niet in overeenstemming met de werkwijze van de menselijke hersenen. Dat is het hele probleem.’
‘Nou ja,’ had Julia geantwoord terwijl ze hem een knipoog gaf, ‘dat is ook stom.’
Julia was na het avondeten naar haar kamer gegaan en stond nu besluiteloos voor haar kledingkast. Wat zou ze aantrekken voor het feest? Ze kon geen beslissing nemen. Een jurk? Nee, te gekleed was niet goed. Of gewoon een spijkerbroek? Saai, en met het oog op haar stemming werkte het eeuwige understatement op haar zenuwen. Gewoon kalm blijven, dacht ze. Ze rukte bijna de helft van haar kleren uit de kast en verdeelde ze over de grond.
Vanochtend had ze weer langs het meer gejogd, deze keer met Katie. De Koreaanse had bijna geen woord gezegd, en dat vond Julia helemaal niet erg.
Daarna was de dag gevuld geweest met lessen. Jezus, de lesstof kwam haar oren nu al uit. Was ze daardoor uit de merkwaardige, zweverige toestand van de afgelopen dagen gehaald? Het dagelijkse leven, afwisseling, inspanning?
Eerst filosofie bij professor Brandon, daarna een basiscursus natuurwetenschappen, die alle eerstejaars volgden, behalve studenten zoals Robert en David, die wiskunde als hoofdvak hadden gekozen.
Daarna had Julia haar eerste literatuurles gehad. Samen met mevrouw Hill, docente en tevens Isabels moeder, hadden ze een ellenlange literatuurlijst van Shakespeare tot de moderne werken doorgenomen die de studenten voor het volgende semester gelezen moesten hebben. Na de middagpauze, die ze lui op het gazon in de zon had doorgebracht, kwam ze bijna te laat voor haar sociologieles. ’s Middags gaf Alex nog een introductiebijeenkomst voor alle eerstejaars over de thema’s hoofdvakken en verkiezingen in het eerste jaar, en kort voor het avondeten was Julia op aanraden van mevrouw Hill naar de tweede kelderverdieping gegaan om bij de redactie van de Grace Chronicle te solliciteren naar een baan. Tot haar verrassing was ze bij de redactie niet alleen Benjamin tegengekomen, die er blijkbaar met dezelfde reden was, maar ook Angela Finder, het meisje in de rolstoel. Ze bleek hoofdredactrice van de Grace Chronicle te zijn.
Angela had Julia aan een kruisverhoor onderworpen en haar journalistieke vaardigheden en basiskennis onder de loep genomen, terwijl ze Benjamin meteen had afgewezen.
Het was de eerste keer dat de huisgenoot van haar broer geen stomme grappen maakte. Integendeel, hij leek woedend toen hij de redactieruimte uit stormde.
Julia’s gesprek met Angela duurde meer dan een kwartier, zodat ze bijna te laat was voor het avondeten in de mensa.
Op dat moment werd ze zich er pas van bewust dat ze er de hele dag niet één keer aan had gedacht hoe ze hier weg kon komen. Ze had juist het gevoel gehad dat ze voorlopig op Grace zou blijven zonder de vertrouwde paniek te voelen. Misschien was de enorme hoeveelheid lesstof die ze moest verwerken niet alleen een lastige plicht, maar min of meer ook haar redding. Kon het de manier zijn om haar angst onder controle te krijgen, zodat ze aan het nieuwe leven kon beginnen dat ze zo graag wilde leiden?
Julia keek op de klok en pakte de lichtblauwe bloes van honderd procent biologische katoen die ze op de luchthaven van Seattle had gekocht, van de grond. Ze hield hem voor zich en keek in de spiegel.
Op de een of andere manier was ze veranderd. Haar lichtbruine ogen, die volgens Kristian op de huid van een slang leken, waren enorm in haar bleke gezicht, en zelfs haar benen – die helemaal boven aan haar lijstje met lichamelijke tekortkomingen stonden – leken niet meer te kort, maar lang en slank. Verbaasd bekeek ze zich van alle kanten in de spiegel. Ik ben minstens twee tot drie kilo afgevallen, dacht ze.
Plotseling glimlachte ze. Haar nieuwe leven had dus ook voordelen.
Gisteravond had ze nog gezworen dat er maar één reden was waarom ze naar het feest ging, namelijk om uit te zoeken wie de mysterieuze Loa.loa was. Maar ja, misschien was dit feest inderdaad het begin van alle ultieme collegeavonturen waarover Debbie het voortdurend had. En bovendien, alle eerstejaars hadden de uitnodiging toch gekregen? Wie zich ook achter de naam Loa.loa verschool, waarschijnlijk was er een onschuldige verklaring voor.
Ze keek nog een keer naar de bloes. Nee, dat kon absoluut niet. Het was te veel: bloes, lichtblauw en dan ook nog biologische katoen. Hoe had ze hem kunnen kopen? Vroeger had ze zo’n ding nog niet met een tang aangepakt. Ze maakte een propje van de bloes en gooide hem in de kast.
Ze moest zich haasten. Debbie had met de jongens in het appartement onder hen afgesproken om samen naar het boothuis te gaan. Julia had er geen idee van waar het precies was. Op de beeldschermen in de ontvangsthal, waarop alle informatie over Grace verscheen, was het niet te vinden geweest, en bij het joggen had ze het ook niet gezien. Maar de anderen leken zich daar geen zorgen over te maken, en daarom ging ze ervan uit dat iemand de weg wel zou weten.
Vastbesloten pakte Julia haar nieuwe spijkerbroek en een rood topje met pailletten en trok die aan. Daarna stopte ze een zwarte trui voor later in haar tas, trok haar Converse-schoenen aan, maakte haar paardenstaart los en ging een paar keer met een borstel door haar haar. Klaar.
‘Je hebt je nog niet eens opgemaakt,’ hoorde ze op hetzelfde moment een verontwaardigde stem achter zich. Debbie stond in de deuropening en een seconde later verscheen Rose’ kaalgeschoren hoofd achter haar.
‘Ik heb geen zin om de hele tijd op te letten of mijn eyeliner niet is uitgelopen, en of er lippenstift op mijn tanden of mascara op mijn wangen zit.’
‘Je doet toch wel lipgloss op?’ Debbie haalde een tube uit haar witte tasje, dat als een hondenriem om haar hals en schouder hing, en staarde naar Julia. ‘Of mascara? Als ik jouw ogen had…’
Julia keek onderzoekend naar Debbie. Ze had blijkbaar krulspelden in haar haar gehad, zodat haar kapsel twee keer zo groot leek als haar ronde gezicht. En ze droeg een huidkleurige, strakke jurk, die haar vetkussentjes benadrukte. Julia kon er niet naar kijken. ‘Die heb ik helemaal niet,’ antwoordde ze.
‘Mijn god! Heb je geen lipgloss?’
‘Nee, hoezo? Moet dat?’
‘Ik vind het helemaal niet grappig.’ Debbie schudde vastberaden haar hoofd. ‘We gaan naar een feest. Het eerste feest op Grace. Ons welkomstfeest. Vandaag worden we echte studenten. Dat is een belangrijke gebeurtenis. Net zo belangrijk als je eerste menstruatie.’
‘Het was anders niet bepaald prettig om op het schooltoilet te ontdekken dat je doorlekt,’ zei Katie spottend bij de deur.
Debbie kreeg tranen in haar ogen.
‘Ik kan je opmaken, als je dat wilt, Julia,’ zei Rose haastig. ‘Ik heb alles bij me. Het is zo gebeurd.’
‘Maar de anderen wachten op ons,’ zei Julia aarzelend tegen haar. Misschien was het voor de verandering helemaal niet zo erg om een keer het hele meidenprogramma af te werken.
‘Zij moeten ook op ons wachten en niet omgekeerd.’ Rose lachte en pakte haar make-uptas. Haar vingers waren warm en zacht terwijl ze geroutineerd oogschaduw, mascara en lippenstift op Julia’s gezicht aanbracht.
‘Benjamin bewaakt het studiebegeleiderskantoor.’ Debbie was weer gekalmeerd. ‘Hij belt David op zijn mobiel als de kust veilig is.’
‘De kust veilig…?
‘Niet praten,’ onderbrak Rose haar terwijl ze lippenstift opdeed.
‘Het is allemaal geheim. Een geheim!’ riep Debbie. ‘En ik heb er geen zin in om uitgerekend nu Isabel tegen het lijf te lopen. Het wordt lastig genoeg om vannacht naar onze kamers te komen zonder dat iemand iets merkt. Vinden jullie het ook niet belachelijk dat we ’s avonds om elf uur in ons appartement moeten zijn? Elf uur, wat is dat voor tijd? We zijn volwassen. Ik vraag me af wanneer ik eindelijk kan doen wat ik wil. Eerst mijn ouders, daarna de docenten, en nu zijn er ook nog een paar studenten, die maar een paar jaar ouder zijn, die toezicht op ons houden. Ik vraag me af hoe het zit met de mensenrechten.’
‘Precies,’ mompelde Rose. ‘We moeten het internationale gerechtshof en Amnesty International inlichten.’
‘Hoewel, was Alex vandaag bij de introductiebijeenkomst niet knap?’ Debbie liet zich niet van de wijs brengen. ‘Hij is zo serieus, vinden jullie niet? Weten jullie trouwens dat er maar twee mensen per jaar een volledige studiebeurs van Yale krijgen?’ Ze wachtte het antwoord niet af. ‘Ik geloof dat ik zijn aandacht heb getrokken toen ik vandaag naar geschikte vooropleidingen voor een medicijnenstudie heb gevraagd.’ Ze keek dweepziek uit het raam.
Julia schudde onwillekeurig haar hoofd. ‘Ze heeft waarschijnlijk een beetje te veel afleveringen van Grey’s Anatomy gezien,’ mompelde ze tussen haar opeengeklemde tanden door.
Rose moest lachen. ‘Niet bewegen,’ waarschuwde ze.
‘Ik durf er wat onder te verwedden dat mister Important allang weet wat er vanavond gaat gebeuren,’ meende Katie.
‘Daar gaat het niet om,’ weersprak Debbie haar. ‘Dit feest is een…’
‘Geheim!’ riepen Debbie, Julia en Rose in koor, en zelfs Katie kon een glimlachje niet onderdrukken.
‘Kijk eens.’ Rose hield een spiegel voor Julia’s gezicht. Ze herkende zichzelf niet. Ze zag er heel anders uit.
‘Perfect,’ mompelde ze, en dat meende ze ook. Het was de perfecte vermomming. En de ultieme look voor wat ze zich vandaag had voorgenomen.
‘Ga je met ons mee, Katie?’ vroeg ze terwijl ze zich naar de tengere Koreaanse omdraaide.
‘Ik spring nog liever in het meer.’
‘Het is stom van je,’ vond Debbie. ‘Je mist een heleboel.’
Met zijn drieën liepen ze het appartement uit en ze gingen naar beneden. David stond tegenover de lift in het trappenhuis op hen te wachten. Zoals gewoonlijk was hij ook vandaag helemaal in het zwart gekleed. Zijn lichtbruine haar was nog nat van de douche en had een bijna gouden glans.
‘Nou, hoe zien we eruit?’ Debbie draaide een rondje.
Hij gaf geen antwoord, en Julia voelde dat hij naar haar keek alsof hij haar nog nooit had gezien. ‘Weet jij waar Robert is?’ vroeg ze verlegen.
‘Die is al bij het meer,’ antwoordde hij zonder zijn blik af te wenden. ‘Hij heeft Ike meegenomen. Of Ike hem, wat volgens mij beter klopt.’
Julia schudde haar hoofd. ‘Gaat mijn broertje vrijwillig naar het feest? En bovendien zonder op ons te wachten?’
‘Dat gaat hij niet. Hij is aan het vissen,’ antwoordde David glimlachend.
Julia moest ook lachen. ‘Vissen? Wil hij nachtvissen vangen?’
‘Waar blijft Chris?’ jammerde Debbie. ‘We komen te laat.’
‘Hier ben ik,’ hoorde ze een stem achter zich.
Ze draaide zich om. Chris stond op de trap, met zijn handen in de zakken van zijn versleten spijkerbroek. Hij keek van Debbie naar Rose naar Julia, waar zijn blik bleef hangen. Onzeker bracht ze haar hand naar haar gezicht.
De vermomming werkt dus niet, dacht ze berustend.
Op dat moment ging Davids mobiel. Hij nam het gesprek aan en mompelde: ‘Oké.’ Daarna draaide hij zich naar hen om. ‘Het begeleiderskantoor is leeg. Geen spoor van Isabel of Alex. Laten we gaan.’
Debbie liep voorop, gevolgd door de anderen. Ze liepen de trappen af en sloegen op de begane grond rechts af naar de zijingang. Tevreden merkte Julia dat ze de weg inmiddels goed kende. Waarschijnlijk kwam dat omdat ze vandaag meer dan een halfuur naar het natuurkundelokaal had gezocht. Ze had al gedacht dat ze voor altijd door de gangen moest dwalen, trappen op moest lopen, deuren moest openen.
Ze liepen het gebouw uit en pas buiten werd het Julia duidelijk dat de stralend mooie dag inmiddels in een behoorlijk benauwde avond was overgegaan. Maar zelfs al had het geregend, dan nog was Julia vast van plan om haar goede humeur niet te laten verpesten.
‘Zeg, hoe ver is het eigenlijk, Chris?’ riep Benjamin, die achteraan liep.
‘Ik weet het niet.’ Chris had als vanzelfsprekend de leiding op zich genomen en was bij de oever van het meer links afgeslagen naar het pad dat na ongeveer een halve kilometer overging in een smal pad dat langs de noordelijke oever liep. Tot nu toe was Julia bij het joggen, zowel met haar atletiekgroep als met Katie, rechts langs het meer gelopen. Dat pad, dat langs de vlakke zuidoever liep, was een paar kilometer lang en uitstekend geschikt om te joggen.
Chris draaide zich om en knipoogde naar haar. Julia voelde dat ze begon te blozen. Ze had helemaal niet gemerkt dat ze hem aanstaarde.
Hemel, ze kon gewoon geen hoogte van hem krijgen. Hij had iets wat haar heel onzeker maakte. Was het zijn zelfbewustzijn? De dubbelzinnige toespelingen? Misschien lag het aan de manier waarop hij zich kleedde. De combinatie van duur en nonchalant. De laag op de heupen hangende spijkerbroek was weliswaar versleten maar duidelijk duur, en hij droeg als enige geen sportschoenen maar leren schoenen. En in tegenstelling tot Davids lievelingskleur zwart gaf hij de voorkeur aan lichte, krachtige kleuren zoals het blauw-groen geruite overhemd dat hij vanavond droeg.
‘Chris, wat gebeurt er als we te laat komen?’ riep Debbie.
Chris gaf geen antwoord, maar draaide zich weer om. De anderen volgden hem.
Als lemmingen, dacht Julia terwijl ze het zweet van haar voorhoofd veegde. Sinds haar aankomst was het de warmste dag in de vallei – vanmiddag was de thermometer naar twintig graden gestegen en nu was het nog steeds benauwd, en niet veel kouder.
Zwijgend liepen ze de eerste halve kilometer, tot de geasfalteerde weg eindigde en overging in een platgetreden pad, dat tussen het dichte sparrenbos en de oeverbegroeiing door liep.
De zon stond inmiddels laag boven het spiegelgladde meer en doopte het in een merkwaardig oranjekleurig licht. Een grijze wolk schoof langzaam voor de roodgloeiende bal, alsof hij verdwaald was.
Na ongeveer honderd meter liep het pad tussen de bomen steil omhoog en ging een meter of twintig boven de oever verder. Het werd bovendien een stuk smaller, want het werd aan de linkerkant niet meer begrensd door bomen, maar door rotsen die vlak naast het pad hoog oprezen. Een bord waarschuwde: voorzichtig, steenslag.
‘Hé, hier hangt iets!’ riep Debbie. ‘Misschien is het een teken dat we op de juiste weg zijn. Wat denken jullie?’
Aan een struik die uit een rots groeide hing een zwart lint. Benjamin wrong zich langs haar en richtte zijn camera erop.
‘Je kunt gelijk hebben. Het hangt er nog niet lang. De stof is niet versleten of verbleekt,’ zei David nadenkend.
‘Dus moet er hier ergens menselijk leven zijn. Of degene die het teken heeft aangebracht is geraakt door dit rotsblok en heeft het niet overleefd.’ Benjamin wees theatraal naar een steen op de grond.
‘Dan moet er ergens een lijk liggen,’ antwoordde Chris terwijl hij naar het water onder hen wees.
‘Nog helemaal vers,’ voegde Benjamin eraan toe.
‘Jullie zijn walgelijk. Laten we verdergaan. Ik heb hoogtevrees.’ Debbie drukte zich tegen de rotswand aan en volgde het smalle pad. De anderen liepen achter haar aan. Julia keek strak naar haar voeten om niet te ver naar rechts te komen. Ze had nog nooit hoogtevrees gehad, maar ze vond dit niet prettig. Eén verkeerde stap en ze stortte van de steile oever en brak allebei haar benen. Op z’n minst.
Bij de volgende bocht keek ze achter zich. Tussen de bomen was het enorme schoolgebouw nog goed zichtbaar, hoewel ze er al minstens twee, misschien zelfs meer kilometer vandaan waren. Het licht van de laag staande zon weerspiegelde in de vele ramen.
Plotseling hoorde ze water. Het kwam uit de rotswand en viel in een hoek van bijna negentig graden naar beneden.
‘Een waterval! O, mijn god, hoe komen we aan de andere kant!?’ Zelfs Debbie lukte het nauwelijks om boven het geraas van het water uit te komen.
‘Daar is een brug!’ riep Chris. Hij nam de leiding weer. ‘Maar let op, er zitten een paar planken los.’
Julia hield David vast. De brug schommelde licht en de leuning hing scheef. Ze durfde die niet vast te pakken. Tussen de planken door zag ze hoe diep het was.
‘Chris,’ jammerde Debbie. ‘Ik ben helemaal duizelig. Ik kan niet naar beneden kijken.’
‘Dan doe je dat toch niet,’ snauwde Rose, die achter Julia liep.
‘Hier is weer een splitsing,’ zei Chris.
Julia keek omhoog. Meteen achter de brug splitste het pad zich. Rechts ging het steil naar beneden en daarna verder langs de oever. Links stopte de rotswand. Op die plek had iemand met zwarte verf een pijl geschilderd.
‘Is dat weer een teken, Chris?’ vroeg Debbie.
‘Waarom vraag je het de hele tijd aan mij?’ antwoordde Chris geprikkeld.
‘Jij kent de weg toch?’
‘Ik? Echt niet.’
‘Weet je niet waar we naartoe moeten?’ vroeg Debbie zenuwachtig. Ze stak een stuk kauwgum in haar mond. Haar jurk vertoonde donkere zweetvlekken onder haar armen. ‘Waarom lopen we dan achter jou aan?’
Eén moment keek Chris over zijn schouder naar achteren en zijn blik bleef kort op Julia hangen. ‘Omdat jullie me vertrouwen.’
‘Maar misschien hadden we aan het begin naar rechts gemoeten.’
‘Er zijn niet veel mogelijkheden en het meer is rond, dus komen we op een bepaald moment op de juiste plek. Het gaat tenslotte om een boothuis. Dat ding ligt dus aan het water.’
‘Het kan uren duren om rond het meer te lopen,’ constateerde David nadenkend.
‘Ik heb de tijd,’ zei Chris terwijl hij verder liep.
Opnieuw volgde iedereen hem over het pad naar links, dat schijnbaar willekeurig het bos in liep.
Platgetreden kon je het pad niet meer noemen. Het slingerde tussen de bomen door en benutte alle stukjes ruimte tussen de dicht op elkaar groeiende sparren. Na een paar meter was Lake Mirror niet meer te zien, wat betekende dat ze steeds verder van het schoolgebouw vandaan liepen.
De hoge bomen stonden dicht tegen elkaar aan alsof ze gekloond waren. Er was nog steeds geen wind, maar er hing een intense geur, een combinatie van sparren, hars en de muffe lucht die van de bosgrond opsteeg. De bodem was niet zichtbaar onder de dikke laag naalden. Julia merkte opgelucht dat de bomen de benauwde warmte op afstand hielden. Het was hier echter wel veel donkerder dan bij de oever van het meer. Ze konden elk moment verdwalen. Misschien leidde dit pad nergens naartoe. Stel dat er geen feest was, en dat het inderdaad een test voor de eerstejaars was, zoals Debbie had gedacht.
Julia had altijd een hekel gehad aan kinderverjaardagen waarbij moeders dolenthousiast riepen dat ze een speurtocht gingen doen.
Ze had het nog niet gedacht, of Benjamin liet een triomfantelijke kreet horen. Hij had de volgende aanwijzing gevonden, die naar het kreupelhout wees.
Waar ben ik in verzeild geraakt, vroeg Julia zich af terwijl ze door het struikgewas worstelde. Takken haakten aan haar rode topje. Haar blote enkels kwamen onder de krassen te zitten door de doornen. Ze bukte zich, duwde voorzichtig een tak opzij en liep struikelend verder door het bos.
‘Je denkt toch niet dat ze ons hierdoorheen laten lopen om ons krankzinnig te maken? Ik bedoel, dat zou toch flauw zijn?’ Debbie zag bleek toen Julia zich omdraaide om naar haar te kijken.
‘Ik heb er geen idee van.’ Julia haalde haar schouders op. ‘Misschien is dit hun manier om ons welkom te heten.’
‘Maar je ziet alleen bomen! Wat voor soort feest moet dat worden? Ik wil er eindelijk eens zijn.’ Debbie legde haar hoofd in haar nek en staarde naar de hemel.
Nee, niet naar de hemel, want die was verdwenen, stelde Julia vast. In plaats daarvan zag ze alleen boomtoppen. Hoe lang waren ze al onderweg?
Julia dacht aan de andere nacht die haar leven had veranderd, en aan Robert die in de duisternis snikte. Het kriebelen van haar huid kwam niet meer alleen door de boomtakken die langs haar armen streken. Toch was het geen goede vergelijking. Haar lichaam voelde normaal aan, ze had niet het gevoel dat ze vanbinnen gestorven was. Ze was eerder gespannen en opgewonden.
‘Misschien zijn er hier demonen en monsters die ons onze geheimen willen ontfutselen,’ fluisterde Debbie, die weer was blijven staan. Ze keek met een vreemde glimlach naar Julia, eerder geamuseerd dan bang. Plotseling had Julia het gevoel dat Debbies aanstellerij een beetje voor de show was.
Julia deed haar mond open om te vragen welke geheimen Debbie had, maar beheerste zich. ‘Misschien wel,’ antwoordde ze nadrukkelijk nonchalant, waarna ze verder liep. ‘De monsters en demonen zitten in het tweede en derde jaar en heten…’ Ze had bijna Loa.loa gezegd.
‘Waar zijn monsters?’ hoorden ze Benjamin vragen. ‘Cool! Ik ben gek op horrorfilms.’
‘Jezus, ik word hartstikke zenuwachtig van Benjamin met zijn camera,’ siste Debbie terwijl ze Julia volgde. ‘Bovendien denk ik dat hij homo is.’
‘Benjamin? Hoe kom je daarbij?’
‘Geen idee.’ Debbie haalde een hand door haar haar. ‘Ik bedenk graag verhalen, snap je. Over mensen, maar ook over andere dingen. Als ik me voorstel dat ik op een betoverde plek ben, hoef ik niet aan thuis te denken. Waar kom jij eigenlijk vandaan?’
Uit het verleden, had Julia het liefst gezegd, maar Chris, die ineens bleef staan, bespaarde haar een antwoord.
‘Wat is er aan de hand?’ vroeg Julia.
‘Kijk!’ Hij wees naar het hek dat hun de weg versperde.
‘Kunnen we niet verder?’ riep Debbie op de jammerende toon die ze perfect beheerste. Ze leek alleen op een knopje te hoeven drukken.
‘Daar is weer een teken!’ David wees naar een boom aan de andere kant van het hek. Aan een van de takken hing duidelijk zichtbaar een zwart lint.
‘Fantastisch,’ zei Rose terwijl ze over haar kale hoofd streek. ‘Ik heb al vaker over die onnozele ontgroeningsrituelen op colleges gehoord, maar ik wist niet dat ze zo kinderachtig kunnen zijn.’
Heimelijk gaf Julia haar gelijk. Het hek was meer dan twee meter hoog, van groen draadgaas, en zonder doorgang. Op borsthoogte hing een bord: verboden terrein. toegang voor onbevoegden verboden, las ze.
‘Ik heb gelezen dat er stukken rond het meer zijn waar niemand mag komen,’ zei Rose. Je hoorde aan haar stem dat ze zich niet op haar gemak voelde. ‘In het schoolreglement staat dat het de studenten streng verboden is om daar te komen.’
‘Er staat zoveel in het schoolreglement,’ zei Benjamin spottend. ‘Ook dat de eerstejaars om elf uur in hun appartement moeten zijn.’
‘Ik begrijp echt niet wat de bedoeling is,’ zei Julia terwijl ze besluiteloos naar het hek keek.
‘Ik wel. Het is pure pesterij. En bovendien een test,’ zei David.
‘Of ze willen ons gewoon weghouden,’ mompelde Chris.
‘Waarvan?’ vroeg Debbie angstig.
‘Van de waarheid,’ fluisterde Benjamin.
Het volgende moment hoorde Julia een gil en meteen daarna Debbies hysterische stem. ‘Jezus, Benjamin, laat dat.’
‘Ik heb niets gedaan.’
‘Je legde je hand op mijn schouder.’
‘Ik? Nee. Ik moet mijn camera vasthouden en eerlijk gezegd vind ik je schouder helemaal niet aantrekkelijk.’
‘Iemand heeft me aangeraakt.’
‘Het bosmonster misschien?’ Benjamin lachte.
‘We klimmen er gewoon overheen,’ besloot Chris. ‘Het kan niet ver meer zijn.’
‘Ik dacht dat je niet wist waar het was?’ zei David geïrriteerd.
‘Stil.’ Debbie stak haar hand op. ‘Horen jullie dat?’
Julia luisterde. De stilte van het bos werd verbroken door gedempt gelach en muziekflarden.
‘Mooi zo, er is dus toch een feest,’ zei Debbie triomfantelijk. ‘We gaan de goede kant op. Het moet daar ergens zijn.’ Ze wees voor zich.
Chris keek om zich heen. ‘Als we daarop gaan staan, kunnen we zonder problemen over het hek klimmen.’ Hij liep naar een bemoste boomstronk, ging erop staan, trok zich aan het groene gaas omhoog en klom soepel over het hek. ‘Doodeenvoudig,’ riep hij naar de anderen. ‘Kom!’
Julia dacht niet lang na. Verboden gebied of niet, ze waren nu al zo ver, en bovendien wilde ze weten wie er achter deze hele toestand zat.
Rose en zij waren de eersten. Het kostte hun allebei geen moeite om over het hek te klimmen. Alleen Debbie in haar strakke jurk stelde zich verschrikkelijk aan, en zelfs het geduld van de altijd behulpzame David leek op te zijn toen hij haar eindelijk over het hek had gesleurd.
Benjamin was de laatste. Hij gaf zijn camera omslachtig aan Chris en pakte het gaas beet. ‘Verdomme!’ riep hij. ‘Ik geloof dat er stroom op staat. Ik heb net een schok gekregen!’
‘Dat waren de bosmonsters,’ zeiden Rose en Julia tegelijkertijd, waarna ze niet meer konden stoppen met lachen.