38 Plotseling bekent hij

Kroongetuige Ara is de oom van de drie Yildiz-broers. Alleen al in de afgelopen vijf jaar zijn er in het centraal strafdossier 35 aanklachten tegen hem geregistreerd. Onder andere wegens: roof, diefstal, bedreiging, geweldpleging, autodiefstal, drugshandel, illegaal wapenbezit en gewapend verzet. Het is de droge beschrijving van een doordeweekse dag van een psychisch gestoorde heroïneverslaafde.

Geen van de keren dat Ara in de loop der jaren tegenover politie en justitie verklaringen heeft afgelegd, heeft men hem geloofd, zegt hij. Of, zoals het in juristentaal genoemd wordt – wat hij beweert, doet niet ter zake.

Maar nu, nu hij tijdens zijn verhoor Önder en Özkan aanwijst als medeplichtigen aan moord, wordt hij geloofd. Sterker nog, hij wordt de kroongetuige van de officier van justitie.

*

Ara heeft de hele tijd zijn medeplichtigheid aan de moord ontkend. Dat hij in de omgeving van de plaats delict was, heeft hij verklaard met het verhaal dat hij juist toen heroïne spoot op een openbaar toilet in de buurt.

Kort nadat hij tijdens het verhoor Önder en Özkan had aangewezen, werd hij uit voorlopige hechtenis ontslagen. En voor het gerechtshof was hij niet eens aangeklaagd. Maar wanneer ik hem nu ontmoet, terwijl ik als freelance journalist voor Svenska Dagbladet een serie artikelen voorbereid, zit hij toch in de gevangenis. Na het Rinkeby-proces is hij wegens roof tot twee jaar cel veroordeeld en zit nu in een gemeentelijke gevangenis buiten Stockholm. Hij wil niet dat zijn naam in de krant komt, maar heeft aan de telefoon wel beloofd te vertellen wat hij weet.

‘Ik heb in totaal elf keer in de gevangenis gezeten’, zegt hij.

‘Hoe lang ben je al aan de drugs?’

‘Sinds m’n twaalfde.’

‘En nu je 31 bent, ben je aan heroïne verslaafd?’

‘Ja, de laatste jaren.’

We praten over de tijd dat hij na de moord in voorarrest zat en beweerde dat zijn neven Önder en Özkan bij de moord betrokken waren.

‘Ik voelde me verschrikkelijk’, zegt hij terwijl hij voor ons beiden oploskoffie in het water roert dat hij in een oud, versleten koffiezetapparaat gekookt heeft.

Ara is mager, zijn gezicht is uitgeteerd. De jaren van criminaliteit en drugs hebben hun zichtbare sporen achtergelaten.

‘Zat er soms oud zeer tussen jou en Önder en Özkan? Er wordt beweerd dat je kwaad op hen was omdat ze je hadden teruggebracht naar een afkickkliniek waaruit je was weggelopen.’

‘Nee ... dat hebben ze wel gedaan, maar het was niet daarom. Ik had geen keuze’, zegt Ara. ‘Ik wilde er toen alleen maar uit. Ik dacht dat ze Önder en Özkan wel zouden vrijlaten als ze er achter zouden komen dat ze eerlijk en fatsoenlijk zijn.’

Daarmee kunnen we onze small talk afsluiten. Op de vragen die ik gesteld heb, wist ik het antwoord al. Nu is het tijd om de vraag te stellen waarvoor ik gekomen ben.

‘Twee personen die in Rinkeby bij het metrostation waren toen Radu werd doodgeschoten, hebben me verteld dat jij erbij betrokken was. Dat je er helemaal niet toevallig in de buurt was omdat je naar het toilet was geweest. Maar dat je erbij was omdat je het samen met Orhan en Ayhan op Radu had voorzien. Wat zeg je daarvan?’

Het wordt stil in de kleine bezoekerscel. Hij kijkt naar de grond. Dan zegt hij zacht:

‘Ja.’

Vooraf had ik er ernstig rekening mee gehouden dat hij weer zou ontkennen, maar ik was toch van plan de vraag en het antwoord op te schrijven. Ik had daarbij diverse vervolgvragen voorbereid waarmee ik hem zou kunnen pushen. Nu ben ik van mijn stuk gebracht. Ik zwijg. Kijk naar de fotograaf van Svenska Dagbladet en vraag dan voorzichtig:

‘Zei je ja?’

‘Ja, zo was het. Ik was erbij’, zegt Ara.

‘Ben je er samen met hen in de auto naartoe gereden?

Was je bij de moord aanwezig en reed je met hen terug?’

‘Ja, zo is het gegaan.’

‘Je werd door de kaartjescontroleur als de moordenaar aangewezen’, zeg ik. ‘Hoe komt dat?’

‘Toen ik de schoten gehoord had liep ik de hal in om naar Radu te kijken. Toen zal de controleur me wel gezien hebben’, zegt hij.

‘Besef je dat wat je nu zegt, kan betekenen dat je tot levenslang wordt veroordeeld?’

‘Ja, net als Özkan. En voor mij uitwijzing voor het leven. Maar dat is verkeerd.’

‘Waarom? Je neemt dan als het ware Özkans plaats in, omdat jij ook oud genoeg bent om voor zo’n moord levenslang te krijgen.’

‘Ja, maar ik was daar niet om hem te vermoorden. We zouden hem alleen maar op z’n lazer geven. Ik wist niet eens dat Orhan een pistool bij zich had.’

Hij draait de lege koffiebeker om in zijn hand, kijkt naar de grond en lijkt geen zin te hebben verder te praten. Ik vraag me af waarom hij eigenlijk nu bekent.

Toen ik een paar jaar geleden in het Stockholmse huis van bewaring Kronoberg een misdadiger ging interviewen, liet hij me een brief van een andere gedetineerde zien. Hij had aan een ervaren gedetineerde gevraagd wie die Sundevall in godsnaam was en of het wel oké was om je door hem te laten interviewen. In het antwoord dat ik mocht lezen, stond: ‘Die Sundevall is wel aardig maar lieg niet tegen hem, want dan krijg je op je lazer’.

Tot op de dag van vandaag weet ik niet waar dat vandaan kwam. Zeker, ik heb wel eens aan mensen duidelijk gemaakt dat ik wist dat ze logen en regelmatig heb ik flink van me afgebeten als iemand met leugens kwam aanzetten – maar iemand op zijn lazer gegeven?

Is dit ook de reden dat Ara nu bekent? Misschien speelt het een rol, maar iets anders weegt waarschijnlijk zwaarder. Hij en de andere betrokkenen hebben inmiddels beseft dat ze er niet langer onderuit komen door te liegen en elkaar te beschermen. Ze hebben ingezien dat hun gedrag Önder en Özkan in de positie heeft gebracht waar ze nu zitten.

Van mijn twee bronnen uit de eerste hand – de bronnen waar ik Ara nu op wijs – is het immers bewezen dat ze ter plaatse waren toen de moord werd gepleegd – het zijn namelijk Orhan en Ayhan.

‘Zul je wat je mij nu verteld hebt, ook vertellen als er een nieuwe rechtszaak komt?’ vraag ik. ‘Zul je het onder ede vertellen?’

‘Ja. Ja, dat zal ik doen’, zegt hij.

‘Waarom zouden politie en justitie je deze keer wel geloven? Dit is inmiddels al je derde versie van het gebeurde.’

‘Omdat het zo was. Er zijn getuigen die ons op het plein hebben gezien. En de kaartjescontroleur. Wat ik eerst zei, zei ik om vrij te kunnen komen. Wat ik nu vertel betekent dat ik veroordeeld wordt.’

‘Maar waarom vertel je het nu pas?’

‘Je was het toch al via anderen te weten gekomen. En mijn neven natuurlijk, Önder en Özkan. Ze hebben nooit iets gedaan. Ze zijn fatsoenlijk. Ik had nooit gedacht dat ze veroordeeld zouden worden. Nu moet maar boven tafel komen hoe het is gegaan.’

*

Als ik de gevangenis verlaat en op weg naar huis ben, vraag ik me af of Ara ook echt woord zal houden. Wat een geluk dat er een getuige bij was, denk ik.

Als leek denk je dat de zaak daarmee is afgedaan. De kroongetuige van de officier van justitie geeft toe dat hij gelogen heeft om zich te beschermen. En wat hij nu zegt, betekent dat hij zowel een levenslange gevangenisstraf als uitzetting voor het leven riskeert.

Het is dus tijd voor een nieuwe rechtszaak waarbij Önder en Özkan vrijgesproken worden en Ara veroordeeld wordt. Maar zo eenvoudig is het niet als politie en justitie het bij het verkeerde eind hebben. Om Ara’s huidige versie van wat er gebeurd is gewicht te geven, is er iets anders nodig dat zijn verhaal bevestigt. En dat andere hebben we, vooral Christian, gezocht – en gevonden.