14 De getuigen voor wie de politie geen belangstelling had

Iemand moet ze gezien hebben. Als Özkan en Önder werkelijk in Gävle waren zoals ze beweren, moet iemand hen daar gezien hebben, naast degenen die al een verklaring hebben afgelegd en door het gerechtshof als leugenaars zijn afgedaan. Als ze bestaan, moeten ze te vinden zijn.

Het is begin november 2002. Özkan is de bezoekerscel van Kronoberg binnengekomen. Het is een paar weken nadat hij in hoger beroep tot levenslang is veroordeeld. Hij heeft diepe kringen onder zijn ogen. Hij loopt sloffend, zegt dat hij niet helder kan denken en dat alles in zijn hoofd draait. Zijn advocaat was er bijna zeker van dat hij zou worden vrijgesproken – iedereen dacht het, zegt hij. Orhan heeft immers verteld hoe het zat. Hij heeft alles bekend! Ferat Tunc en Oya Emen hebben toch verteld dat hij die nacht in Gävle was. Ook de gesprekslijsten van Ferats mobiele telefoon hebben aangetoond dat Ferat de waarheid sprak, ondanks het feit dat de officier van justitie hem niet geloofde, zegt Özkan. Voor hem is alles wazig. Levenslange gevangenisstraf. Özkan zegt dat hij er niets van begrijpt.

We nemen samen de reis naar Gävle door, de reis die hij die bewuste avond gemaakt heeft. Hoe hij zijn mobiele telefoon aan zijn broertje Orhan gaf. Hoe ze in de Volvo V70

van zijn vader reden. Hij reed. Dat zijn oom Bedirhan door Orhan werd opgebeld. Orhan belde met de mobiele telefoon die hij van Özkan had geleend en vertelde dat hij ook op weg was naar Gävle. Bedirhan en Orhan belden elkaar een paar keer, herinnert hij zich.

Hij beschrijft hoe ze na aankomst in Gävle eerst Ferat Tunc thuisbrachten. Hoe ze Bedirhans toenmalige vriendin Oya thuis in de flat ontmoetten waarheen ze Bedirhans dochter Julia brachten. Daarna de pub Jackpot waar ze een uurtje bleven. Hoe ze de eigenaar begroetten die Bedirhan kennelijk kende. Hij herinnert zich niet hoe hij heette. Özkan, Önder en Bedirhan zaten met z’n drieën aan een tafeltje dicht bij de roulettetafel. Het was daar nogal lawaaierig. Er werd een beetje geruzied. Hij herinnert zich dat de eigenaar van de pub zei dat hij blij was dat Bedirhan er was, zodat hij kon helpen orde houden als er echt ruzie zou uitbreken. Özkan drinkt normaal niet vaak. Hij schaamt zich een beetje als hij vertelt dat hij tamelijk aangeschoten was. Ze dronken een paar biertjes en een whisky. Hij weet zelf niet hoe laat het was toen ze uit de pub weggingen. Misschien een uur of één? Önder, Bedirhan en hij gingen naar Bedirhans flat waar hij bijna direct op de bank naast zijn broer in slaap viel.

En toen de dag erna. Hoe ze rond lunchtijd opstonden, in de auto stapten en naar huis reden. Nee, ze zijn niet gaan tanken. Dat hadden ze de avond ervoor al gedaan, op weg naar Gävle. Bij zo’n tankstation met een betaalautomaat.

‘We zijn alleen maar gestopt om sigaretten te kopen, in een kiosk in Gävle. We kochten ook Expressen bij kiosk Pressbyrån. Daarin stond dat er een moord was gepleegd in Rinkeby.’

In het verslag van het verhoor lees ik dat Özkan al eerder over de kiosk heeft verteld. Dat deed hij al tijdens het allereerste politieverhoor. Maar nergens in het dikke politiedossier noch in de ‘prullenbak’ van het Stockholmse politie-archief kan ik een spoor vinden van pogingen om dit uit te zoeken.

Özkan en Önder herinneren zich het adres niet, maar de kiosk Pressbyrån moet in de stad liggen en ze hebben nauwkeurig beschreven hoe ze gereden zijn en waar ze geparkeerd hebben.

Als Özkan de waarheid spreekt, hoeven we alleen maar de kiosk in Gävle te vinden waar Özkan en Önder zeggen de sigaretten en de krant gekocht te hebben en daarna bij iedere deur te vragen of iemand zich de jongens kan herinneren.

*

Het duurt maar een dag, dan hebben we beet.

Drie ooggetuigen zeggen dat ze op 27 februari iets na lunchtijd in Gävle gezien hebben dat Özkan en Önder een groene Volvo V70 parkeerden op de laad- en losplaats tegenover pizzeria Laguna op Södra Kansligatan 17. Enkele tientallen meters verderop ligt de kiosk op de hoek. Adnan Akgur was precies op die dag op proef als kok begonnen bij pizzeria Laguna – daarom is hij ook zo zeker van die datum.

‘Dat vergeet je niet’, zegt hij.

Uit zijn schriftelijk aanstellingscontract blijkt dat hij de dag nadat hij had proefgedraaid – op 28 februari 2002 – als kok bij pizzeria Laguna werd aangesteld.

‘Dit is belangrijk voor me, natuurlijk weet ik wanneer ik hier de eerste dag werkte’, zegt hij.

Adnan Akgur beweert dat hij de mosgroene V70 die aan de andere kant van de straat geparkeerd werd onmiddellijk herkende. Hij zei tegen Ramazan Peker, de eigenaar van de pizzeria: ‘Kijk! Fuat Yildiz komt op bezoek.’

‘Maar toen stapten er twee jonge jongens uit de auto’, zegt Adnan Akgur.

‘Het waren Fuats zonen Özkan en Önder. Ze waren wel gegroeid sinds ik ze de laatste keer had gezien, maar er was geen twijfel mogelijk’, zegt hij.

De eigenaar van de pizzeria, Ramazan Peker, stond naast hem naar de jongens te kijken.

‘Ik ken Fuat al heel lang maar de jongens herkende ik niet, ze waren klein toen het gezin verhuisde. Maar Adnan ging naar buiten en praatte met hen, hij wist wie ze waren. En er was hier ook een jong Zweeds meisje. Zij herkende de jongens uit Sollentuna’, zegt Ramazan Peker.

In de pizzeria stond op dat moment namelijk ook de negentienjarige Jessica Berglind op haar pizza te wachten. In 2001 woonde ze een paar maanden op Malmvägen in Sollentuna, toen ze bij de Vivo in Hagalund werkte. Nu is ze naar haar vader in Gävle verhuisd. Ze vertelt:

‘Ik zag direct dat het Özkan en Önder waren. Ik was niet bevriend met ze toen ik op Malmvägen woonde, maar ik ging veel met hun neven en nichten om. Iedereen kent elkaar daar.’

De drie zagen Önder naar de kiosk lopen. Özkan bleef bij de auto staan en stak een sigaret op. Adnan Akgur vertelt dat hij naar buiten ging om Özkan te begroeten.

‘We gaven elkaar een hand en ik vroeg hoe het met zijn vader was. Özkan vertelde dat hij en zijn broer Önder bij hun oom Bedirhan in Gävle hadden geslapen en dat ze nu op weg terug naar Stockholm waren’, vertelt Adnan.

‘Ik vroeg of ze niet even wilden binnenkomen om wat te eten, maar hij zei dat ze een beetje haast hadden – ze wilden op tijd in Stockholm terug zijn.’

Adnan vroeg Özkan de groeten te doen aan zijn vader en de rest van de familie, zei gedag en ging de pizzeria weer in. Jessica Berglind zei dat ze de familie Yildiz ook kende.

‘We praatten een beetje over de familie, over de tijd dat ze nog hier in Gävle woonden’, herinnert Jessica Berglind zich. Ook zij is absoluut zeker van de datum: 27 februari.

‘Ik weet dat het die dag was omdat ik het die ochtend had uitgemaakt met mijn vriend. Daarna ben ik met wat vriendinnen gaan koffiedrinken. Op weg naar huis ben ik naar Laguna gegaan om een pizza te halen.’

Jessica Berglind zegt dat ze helemaal niet wist dat Özkan en Önder voor moord veroordeeld zijn.

‘Ik heb namelijk geen contact meer met de mensen van Malmvägen.’

Ze zegt dat ze bereid is een verklaring af te leggen over wat ze gezien heeft.

‘Ik weet niet wat er daarvoor of daarna is gebeurd, maar ik weet wel dat ik die jongens daar zag en ik weet precies wanneer het was.’

Adnan Akgur en Ramazan Peker zeggen dat ze wisten dat er een paar jongens van de familie Yildiz in verband met de moord in Rinkeby waren opgepakt, maar dat ze er geen idee van hadden dat het Özkan en Önder waren. Daarom hadden ze hun ontmoeting bij de pizzeria ook niet met de moord in verband gebracht – en was evenmin de gedachte bij hen opgekomen dat het interessant zou kunnen zijn voor politie en justitie.

Terug naar de bezoekerscel van Kronoberg. Ik vraag Özkan nogmaals de uren in Gävle met me door te nemen.

‘Concentreer je nu, probeer je precies te herinneren hoe het ging.’

‘Sorry, dat probeer ik ook, maar het is moeilijk’, zegt Özkan.

Hij heeft niet geslapen vannacht. Hij zegt dat hij voortdurend wakker ligt terwijl de gedachten door zijn hoofd draaien – dan raakt hij in paniek en krijgt geen lucht meer. Hij zegt dat hij om slaappillen gevraagd heeft, zodat hij ’s nachts in ieder geval eventjes zijn gedachten kan loslaten.

‘Het is alsof mijn hersenen niet meer werken.’

‘Denk even goed na – je vertelde dat jullie in Gävle stopten om sigaretten te kopen. Wie kocht ze?’

‘Önder.’

‘Wat deed jij?’

‘Ik wachtte op hem.’

‘Waar?’

‘In de auto ... Nee, ik stond naast de auto te roken. We hadden in een straat in de buurt van de kiosk geparkeerd. Ik weet de weg daar niet zo goed, maar ik weet ongeveer waar het was.’

‘Gebeurde er iets bijzonders?’

‘Nee, ik stond alleen maar te roken en te wachten ... Sorry, het is alsof er zaagsel in m’n hoofd zit.’

‘Denk na, je stond bij de pizzeria. Heb je daar iemand ontmoet?’

Özkan kijkt verbaasd.

‘Iemand ontmoet ... Nee, heb ik daar iemand ontmoet dan?’

‘Als ik je vertel dat ik met iemand gesproken heb die zegt dat hij je daar ontmoet heeft?’

Özkan kijkt verbaasd.

‘Ik probeer het me te herinneren.’

Plotseling spert Özkan zijn ogen wijd open en hij hapt naar adem.

‘Adnan! De vriend van mijn vader. Hij was daar! Dat klopt. Hij kwam de pizzeria uit en zei gedag ... We hebben even staan praten.’

‘Kun je je herinneren wat hij zei?’

‘Hij vroeg hoe het met mijn vader was. Ik vertelde hem dat we bij mijn oom waren blijven slapen. Hij wilde dat we wat zouden komen eten, maar we hadden geen tijd, we waren al laat. We moesten terug naar Stockholm. Hij heeft me daar gezien! Hij heeft me daar gezien!’

*

Als ik officier van justitie Henrik Söderman vraag of de politie geprobeerd heeft na te gaan of het klopt wat de broers over die nacht in Gävle zeggen, antwoordt hij:

‘Ja, er zijn een paar agenten naar Gävle geweest. Maar die hebben niets gevonden.’

‘Özkan zei tijdens het verhoor dat hij en Önder bij een kiosk in Gävle zijn gestopt om sigaretten en een krant te kopen. Hebben jullie geprobeerd te achterhalen welke kiosk dat was en of iemand daar zich iets herinnert?’

‘Nee, dat kan ik me in ieder geval niet herinneren.’

‘Als er nu nieuwe getuigen zijn die zeggen dat ze Özkan en Önder Yildiz op 27 februari in Gävle hebben gezien en met hen hebben gesproken?’

‘In dat geval moeten we ons serieus afvragen waarom ze pas nu met hun verhaal naar voren komen’, zegt Henrik Söderman.

*

Maar als de Yildiz-broers de waarheid spreken, moeten er in Gävle meer getuigen zijn. Want Orhan Yildiz beweert dat hij naar Gävle is gereden met zijn familieleden Yasar Efendioglu en Alician Yildiz, die in Gävle kebab zouden leveren aan twee pizzeria’s. Orhan zegt dat hij denkt dat op zijn minst bij een van de twee pizzeria’s iemand hem gezien moet hebben.

De pizzeria in het centrum van Gävle wordt gerund door een man van middelbare leeftijd die we Ahmet zullen noemen. Als we elkaar in Gävle ontmoeten, herinnert hij zich dat Yasar Efendioglu ergens in februari in zijn restaurant kebab is komen leveren. Daarna heeft hij af en toe kebabrollen bij Star Kebab gekocht, de leverancier waar Yasar voor werkt. Hij vertelt dat Yasar de auto parkeerde. In de geparkeerde auto zag hij een man die bleef wachten. Yasar kwam binnen met de kebab. Yasar had een lange jongeman bij zich met donker haar. Ahmet zegt dat hij zelf bij de buitendeur stond om hen te begroeten. Yasar liep met de kebabrol de keuken in. Ahmet bleef bij de deur staan en wisselde een paar woorden met de jonge jongen.

‘Ik vroeg hem of ze niet even koffie wilden blijven drinken, maar ze hadden geen tijd. Hij zei dat ze snel terug moesten’, zegt Ahmet.

Ik heb een foto meegebracht van een bruiloft bij de familie Yildiz. Er staan zes jonge Turkse jongens op van zestien tot twintig jaar met de armen om elkaar heen. Hun gezichten zijn goed te zien. Ik laat Ahmet de foto zien en vraag hem of hij de jonge jongen kan aanwijzen die met Yasar die avond is meegekomen. Ahmet houdt de foto in zijn grote vuisten terwijl hij nauwkeurig naar de blije, lachende gezichten kijkt.

‘Hij was het’, zegt Ahmet na een tijdje en wijst Orhan aan die een van de zes jongens op de foto is.

‘Weet je dat honderd procent zeker?’

‘Ja, hij was het.’

‘Oké, kun je je herinneren welke datum het was?’

‘Nee, sorry, het is een jaar geleden.’

Als een paar maanden later, in december 2002, het onderzoek naar de moord heropend wordt en de politie uit Stockholm Ahmet verhoort, vertelt hij hetzelfde. Hij is boos op mij en op Expressen omdat we een foto van zijn restaurant hebben gepubliceerd. Hij is bang dat de vrienden van de vermoorde Radu – over wie hij zegt vreselijke dingen te hebben gehoord – wraak op hem zullen nemen omdat hij verteld heeft wat hij weet.

‘Ik hoop dat ze geen gemene dingen zullen uithalen.’

Maar hij verandert niets in zijn verklaring. Tijdens een fotoconfrontatie wijst hij Orhan aan. En Ahmet blijkt Yasars en Orhans bezoek aan zijn restaurant nu ook in de tijd te kunnen plaatsen. Hij zegt nog steeds niet exact te weten welke datum het was, maar hij weet zeker dat hij de dag erna op teletekst las dat er in Rinkeby een moord gepleegd was. Dat herinnert hij zich goed, omdat hij daar zelf gewoond heeft en ook herinnert hij zich dat zijn kinderen hem de dag erna opbelden om over de moord te vertellen.

De leider van het verhoor vraagt:

‘Hoe kon je nu precies weten dat het de 26e was?’

‘Omdat ik het de dag erna duidelijk op teletekst en ook nog in de krant heb gelezen.’

‘Wat las je dan op teletekst?’

‘Ja, over het metrostation in Rinkeby. En een jongen die er was doodgeschoten.’

*

Terug in Stockholm stel ik enkele vragen aan officier van justitie Henrik Söderman.

‘Hebben jullie in Gävle ook de restaurants opgezocht waar Orhan zegt te zijn geweest met Yasar en Alician om kebab af te leveren, om te vragen of iemand daar zich hem herinnert?’

‘We hebben Orhan gevraagd waar het was, maar hij wist het niet meer.’

‘Maar Yasar wist het toch, die heeft daar toch de kebab geleverd?’

‘Ja, misschien wel ja. Ik kan het me niet meer zo precies herinneren.’

‘Hebben jullie onderzocht of er iemand was die kon bevestigen dat Orhan daar geweest is?’

‘Nee, dat hebben we niet gedaan. Volgens mij zou dat zinloos zijn geweest. Het waren toch allemaal verhalen achteraf. Ik vond dat we ze buiten beschouwing konden laten. Ze waren toch niet geloofwaardig’, zegt Henrik Söderman.