27 De getuige die niet wist wie wie was

De getuige die Hakan heet was een vriend van de vermoorde Radu. Wanneer ik Henrik Söderman op zijn kantoor interview, noemt hij de getuigenverklaring van Hakan hét essentiële fundament onder de aanklacht tegen Önder. Door zijn verhaal wordt vastgesteld dat Önder rond de tijd van de moord in de omgeving van Rinkeby was en dat hij zijn mobiele telefoon bij zich had. Terwijl Önder zelf beweert dat hij hem niet bij zich had.

Hakan woont in Rinkeby. Hij had in die tijd een bijbaantje in restaurant Istanbul in Ulvsunda, West-Stockholm. Hij werkte daar in dezelfde tijd als zijn buurjongen Zafer. Zafer sprong zo nu en dan in als portier. Maar hij wilde eigenlijk politieagent worden. Hij zat op de politieschool in Solna. Kort na de moord op Radu Acsinia vertelde Hakan aan Zafer dat hij iets merkwaardigs had meegemaakt en dat hij niet zo goed wist wat hij ermee moest. Hakan vertelde Zafer dat hij een paar minuten voor de moord door een van de moordenaars was opgebeld die hem vroeg waar hij Radu kon vinden.

Zafer nam Hakan mee naar zijn toekomstige collega’s op het politiebureau waar Hakan werd verhoord. Hakan vertelde toen dat hij kort voor de moord in de nacht van 26 februari op weg naar huis was toen zijn mobiele telefoon ging. Hij keek op het display en zag dat er ‘Önder’ stond. Aan de politie vertelde hij dat Önder hem belde en hem vroeg waar Radu te vinden was. Hakan zei dat hij geen idee had en hing snel op.

Er was dus uit Rinkeby gebeld met Önders telefoon. Het hof baseerde zijn vonnis mede op deze getuigenverklaring en stelde vast dat Önder zijn mobiele telefoon die nacht bij zich had. Dus was hij rond de tijd van de moord in Rinkeby en hij kon dus niet op dat tijdstip in Gävle zijn geweest. Maar tijdens de zitting van het hof verklaarden zowel Orhan als Ayhan dat Orhan dit korte gesprek met Önders mobiel had gevoerd. Een aantal getuigen heeft bovendien verklaard dat Ayhan de hele avond Önders mobieltje bij zich had.

‘De batterij van Özkans telefoon die ik bij me had, was bijna leeg. Daarom leende ik de telefoon die Ayhan bij zich had’, zegt Orhan.

Hakan zei tijdens het verhoor dat er ‘Önder’ op het display stond toen de telefoon ging. En hij kon ook de stem van degene die belde als die van Önder Yildiz identificeren, omdat ze tegelijkertijd op Turebergsskolan in Sollentuna hadden gezeten. Önder Yildiz heeft echter nooit op die school gezeten. Maar Ayhan Yildiz wel, tegelijkertijd met Hakan. Tijdens de zitting van de rechtbank nam Hakan dan ook veel terug van wat hij bij het politieverhoor had gezegd. Voor de rechtbank verklaarde hij dat hij niet meer zeker wist wie er gebeld had. Hij werd wel gebeld, maar hij wist niet meer zeker of hij nu werkelijk door Önder gebeld was. Toen Hakan tijdens de behandeling van het hoger beroep de vraag kreeg of hij Önder kon aanwijzen, wees hij naar Ayhan. Nu, bijna drie jaar later, ontmoet ik Hakan op zijn werk.

‘Ik dacht echt dat het Önder was’ zegt hij. ‘Maar het was dus Ayhan. Er werd altijd veel gekletst over Önder, Orhan en Ayhan. Maar ik wist eigenlijk niet wie wie was.’

Waarom werd er geen fotoconfrontatie met Hakan gehouden? Ik vraag het aan Henrik Söderman.

‘Waarom liet je Hakan nooit deelnemen aan een fotoconfrontatie? Dan hadden we geweten of hij Önder wel of niet had kunnen aanwijzen.’

‘Ja, dat was natuurlijk een goed idee geweest. We hebben er toen gewoon niet aan gedacht. Dat is een leermoment’, zegt Söderman.

Hakan zegt dat hij in de rechtbank doodsbang was. Maar niet voor de familie Yildiz, zoals het hof later beweerde. Wel voor de politie.

‘Toen ik in de rechtbank vertelde hoe het zat, dat ik dus eigenlijk niet zeker wist of het Önder wel was die me belde, leek de officier van justitie helemaal gek te worden’, zegt hij.

Het verhoor van Hakan werd afgebroken en de rechtbank nam een korte pauze. Hakan werd naar een klein kamertje buiten de rechtszaal gebracht.

‘Ik was daar alleen met de officier van justitie en een paar agenten. De officier van justitie zei dat als ik zou doorgaan met liegen in de rechtbank hij er persoonlijk voor zou zorgen dat ik in de gevangenis zou belanden. Ik zei tegen hem dat ik de waarheid sprak, maar hij werd helemaal rood en begon tegen me te schreeuwen. Hij was kwaad omdat ik niet zei wat hij wilde.’

‘Heeft iemand van de familie Yildiz je bedreigd of je gedwongen iets aan je verklaring te veranderen?’

‘Absoluut niet. De enigen die me bedreigd hebben zijn politie en justitie, omdat ik niet zei wat ze wilden horen.’

Wanneer ik dit schrijf is het twee jaar geleden dat het hof in deze zaak vonnis heeft gewezen. Toch is Hakan in al die tijd niet wegens meineed aangeklaagd.

De Stockholmse politie nam contact op met de administratie van Turebergsskolan om te controleren of het klopte wat de advocaten van de verdediging beweerden, namelijk dat Ayhan Yildiz en niet Önder in dezelfde tijd met Hakan op school zat. Een van de rechercheurs maakte een notitie dat het inderdaad Ayhan en dus niet Önder was die samen met Hakan daar op school zat. Deze notitie kwam echter nooit in het dossier van feitenonderzoek terecht en dus ook nooit ter kennis van het hof. Die notitie ligt nog steeds verborgen waar ik hem vond: in de zogeheten ‘prullenbak’ in het archief van de Stockholmse politie.

Hakan zegt dat hij bang is voor Zafer, die tegenwoordig als politieagent werkt. Hij zegt dat Zafer hem pushte om naar de politie te gaan om Önder aan te geven, hoewel hij zelf niet zeker wist of hij nu echt met Önder had gesproken . Hakan zegt dat Zafer heel enthousiast was toen hij hem over het nachtelijke telefoontje vertelde. Hij vertelt dat Zafer bij hem thuis kwam en maar bleef zeuren. Hij bleef maar pushen dat Hakan naar de politie moest gaan om te vertellen dat Önder hem die nacht had gebeld.

‘Hij wilde ze echt allemaal in de gevangenis hebben’, zegt Hakan.

En Hakan, die zijn vriend Radu verloren was, zegt dat hij het wel terecht vond dat al die Yildiz-broers de bak in zouden draaien.

Zafer werd door het Hof gehoord. Toen hij daar aankwam werd hij door een aantal politieagenten beschermd. Ook had hij ervoor laten zorgen dat zijn persoonsgegevens niet openbaar werden. Hij verklaarde voor het hof dat hij Hakan helemaal niet had gepusht om Önder Yildiz aan te wijzen. Hij ontkende dat hij Hakan had bewerkt om naar de politie te gaan om aangifte te doen. En het hof was van mening dat hij ook geen motief had om Hakan te pushen. Waarom zou hij de Yildiz-broers zo graag willen opsluiten? Afgezien van het feit dat hij als politieagent in wording er natuurlijk weinig op tegen had om al tijdens zijn opleiding een moord op te lossen.

Wanneer je nadenkt over de geloofwaardigheid van Zafer, is het belangrijk de voorgeschiedenis te kennen. Die voorgeschiedenis ligt verborgen in het archief van de Stockholmse politie. En daarover kwam geen rechtbank iets te weten.

*

Hakan en Zafer kenden elkaar goed omdat ze in hetzelfde restaurant een bijbaantje hadden, namelijk in restaurant Istanbul in Ulvsunda, West-Stockholm. Hakan werkte in de keuken en Zafer als portier.

Slechts enkele maanden voor de Rinkeby-moord werden er op 25 november 2001 rond twee uur ’s nachts in het restaurant drie Turkse mannen ernstig mishandeld. Toen de politie ter plaatse kwam, waren de daders al gevlucht. Hun in elkaar geslagen slachtoffers wachtten op de ambulance. Volgens het politierapport had een van de mannen een gebroken neus, kapotte tanden, een bloeduitstorting onder het linkeroog en pijn in zijn nek. Hij werd naar het ziekenhuis Karolinska gebracht. Nummer twee had een gebroken arm, waarschijnlijk op een aantal plaatsen en een gezwollen en bloedende onderlip. Ook hij werd naar Karolinska gebracht. Nummer drie werd naar het ziekenhuis St. Göran gebracht met verwondingen aan beide oren, een kapotgeslagen wenkbrauw en verwondingen aan zijn neus.

Alle drie de slachtoffers waren Turken. Ze zeiden dat ze niet wisten wie de daders waren, alleen dat het een grote groep jonge Koerdische mannen was, gekleed in bomberjacks en leren jasjes. Volgens een bewaker die later door de politie werd verhoord, was de ruzie begonnen toen de drie mishandelde Turken naar een van de jonge Koerden aan de tafel ernaast een Turks-nationalistisch gebaar maakte. Zo’n gebaar wordt gemaakt door de wijsvinger en de pink gestrekt te houden terwijl men de middelvinger en de ringvinger gebogen houdt. Geen enkele Koerd kan zo’n gebaar verkeerd begrijpen als het door een Turk wordt gemaakt. Het staat symbool voor de Turkse onderdrukking van de Koerden.

Er waren veel getuigen van de vechtpartij. Bovendien herkende het personeel van het restaurant de daders, omdat een aantal van hen vaste klant was. Maar niemand zei iets tegen de politie. Ook de slachtoffers niet. Tussen de betrokken families werd het geheel achteraf in stilte opgelost. Zoals verwacht draaide het onderzoek van de politie op niets uit. Op 13 december 2001 werd de zaak gesloten.

Een paar daders waren jonge leden van de familie Yildiz. Niet Özkan en Önder, maar wel neven en ooms. In de herfst van 2004 heb ik met de daders gesproken waarbij ze me gedetailleerd hebben verteld wat er die nacht is gebeurd en wie erbij betrokken waren. Hun verhalen zijn bevestigd door de eigenaar van Istanbul, die de dag na het gevecht de vertegenwoordigers van de familie Yildiz bijeenriep om het gebeurde te bespreken.

De familie Yildiz, die Koerdisch is, kende de mishandelde Turken niet. Maar Zafer wel. Diverse personen die Zafer kennen, zeggen dat zijn familie afkomstig is uit dezelfde streek in Turkije als de drie overvallen Turken en dat de families elkaar goed kennen. Volgens de familie Yildiz kreeg Zafer nu de kans om een paar van die jonge Yildiz-vandalen achter de tralies te krijgen. Zafers haatgevoelens tegen de familie Yildiz zullen er niet warmer op zijn geworden toen Orhan Yildiz slechts een paar weken na de vechtpartij in restaurant Istanbul bij een andere ruzie een vriend van Zafer ten overstaan van een hele groep vrienden een kopstoot gaf.

Maar Zafer is het hier niet mee eens. Hij ontkent dat hij iets met de slachtoffers van de mishandeling te maken heeft. En hij zegt niet te weten dat zijn vriend slechts een paar weken erna een kopstoot heeft gehad en door Orhan is vernederd.

‘Ik heb niks tegen de familie Yildiz. Ze zijn altijd aardig tegen me geweest.’

Wanneer ik Zafer spreek, zegt hij niet te weten wie er in Istanbul slaag heeft kregen.

‘Het waren toch Grieken?’

Via een telefoontje met het belastingkantoor kom ik erachter dat de slachtoffers van de mishandeling bij hun komst naar Zweden een geboorteplaats hebben opgegeven die in de streek rond het kleine Turkse dorpje Kulu ligt. Dezelfde streek waar Zafers familie vandaan komt.