De nachtmerrie berijden

Schemering, l'heure bleu: Tess O'Neal zat op het balkon van haar appartement op de zesde verdieping en keek naar de lief­lijke voorstad van New Orleans, allemaal groene bomen en veelkleurige huizen, met juwelen van licht die voortdurend ble­ven knipperen. Het was een tijdstip dat haar nostalgisch maak­te en ietwat melancholiek, gevoelens waarvan ze gewoonlijk ge­noot. Maar nu niet. Deze ene keer wenste ze dat ze niet alleen was met de avond.

Gordon had hun afspraak afgezegd. Geen grote ramp - hij zei dat ze die hele zondag bij elkaar zouden kunnen zijn - , maar Tess had de indruk dat die wijziging van zijn plannen iets on­heilspellends had en ze vroeg verder. 'Is er iets aan de hand?'

Hij aarzelde. Misschien reageerde hij alleen op de scherpe on­dertoon in haar stem. 'Natuurlijk niet. Jude... heeft een paar plannen gemaakt en als ik wegging, zou ik alles verpesten. Ze biedt je bij deze haar verontschuldigingen aan.' Dat was niet eigenaardig. Jude was Gordons vrouw en ook Tess' vriendin, een situatie waarbij ze zich allemaal gemakke­lijk voelden. Maar Jude was ook ietwat warhoofdig en als ze data verwisselde, moest Tess de tweede viool spelen. Gewoon­lijk vond Tess dat niet erg. Nu wel. 'We bespreken het zondag,' zei Gordon. Tess wilde niet praten. Ze wilde geen verklaringen horen. Ze wilde Gordons lichaam op het hare voelen, waardoor ze kon geloven dat er niets was veranderd en dat er tussen hen nooit iets zou veranderen.

Ze hebben het samen zo geregeld, dacht ze. Hij en zijn vrouw. En ik sta in de kou.

Ze keek omhoog naar de donker wordende lucht. Even blauw als het oog van de nachtmerrie, dacht ze en rilde. Ze stond op en ging naar binnen, omdat ze zich in de open lucht opeens te kwetsbaar voelde.

Ze had Gordon nooit over de nachtmerrie verteld. Hij bewon­derde haar als een competente, wereldwijze, onafhankelijke vrouw. Hoe zou ze met hem kunnen praten over angsten uit haar jeugd? Erger nog: hoe zou ze hem kunnen vertellen dat deze angst niet in haar jeugdjaren was achtergebleven, maar haar was blijven achtervolgen?

Toen Tess zich omdraaide om de glazen schuifpui te sluiten, bleef ze opeens stokstijf staan.

Het lange hoofd van de merrie was er, rustte op het hek van het balkon alsof dat een staldeur was. De lange manen wapper­den licht in het briesje en de blauwachtige ogen keken haar heel indringend aan.

Tess deed struikelend een pas naar achteren en toen verdween het visioen.

Buiten was er niets dat er niet zou moeten zijn, niets anders dan de stad en de lucht en haar eigen donkere weerspiegeling in het glas.

'Kom bij je positieven, O'Neal,' zei ze hardop. De nachtmerrie was al erg genoeg, maar als ze die nu ook nog eens ging zien met haar ogen open, had ze echt hulp nodig. Even dacht ze erover Gordon te bellen. Maar wat kon ze zeg­gen? Het zou niet alleen tegen de regels zijn om hem op te bel­len nadat hij had gezegd dat ze elkaar niet konden ontmoeten, maar als ze begon te ratelen over een nachtmerrie, zou dat ook indruisen tegen alles wat hij van haar wist en van haar ver­wachtte. Ze wilde hem gewoon bij zich hebben, net zoals ze als kind vaak wenste dat haar vader zijn armen om haar heen sloeg en zei dat ze niet moest huilen. Maar ze was nu een volwassen vrouw. Ze had niemand nodig om haar te vertellen wat werke­lijkheid was en wat niet; ze wist dat ze haar angsten het beste kon verdrijven door te werken en niet door te gaan zitten broe­den.

Ze schonk een colaatje in en ging achter haar bureau zitten. Ze had talen gestudeerd en was bezig met het schrijven van een proefschrift over de verschillen in taalgebruik tussen mannen en vrouwen. Het was een onderwerp waar ze intussen kotsmis­selijk van was geworden. Soms vroeg ze zich wel eens af of ze ooit nog eens iets zou kunnen zeggen zonder zich van ieder woord bewust te zijn, zonder haar eigen spreekpatronen nauw­lettend in de gaten te houden om typisch vrouwelijke opmer­kingen en verontschuldigingen te vermijden. Het raam stond open. Daar doorheen kon ze de donkere, win­derige lucht zien, en daar was de crèmewitte merrie weer, met lange manen en rollende blauwe ogen. Om haar hals hing een stralende halve maan, aan een wit-rood koordje. Tess ging staan en liep naar het raam, alsof ze was gehypnotiseerd. Op dat moment werd ze zich bewust van zichzelf en wist ze dat ze droomde en dat ze de droom moest verbreken. Met grote wils­kracht gooide ze zich naar achteren, naar de plaats waar haar bed stond, schudde haar hoofd en deed haar uiterste best haar ogen open te doen.

Ze werd geschrokken wakker en zag dat ze nog achter haar bu­reau zat. Ze moest haar hoofd even op het bureaublad hebben neergelegd. Op haar horloge zag ze dat het na middernacht was. Tess stond op, met een onaangenaam snel kloppend hart, en keek even naar de schuifpui. Dat dat niet het raam uit haar droom was, maakte niet uit. Het raam in haar droom was altijd het slaapkamerraam uit haar jeugd, de omgeving altijd dezelf­de als die eerste keer toen ze de nachtmerrie had gekregen. Er was geen paard op het balkon, noch in de lucht. Er was geen paard, behalve in haar geest.

Tess ging naar bed, wetend dat de nachtmerrie niet nog eens zou komen. Nooit tweemaal gedurende één nacht, en ze was er­in geslaagd het eerste bezoek te weigeren. Toch sliep ze slecht, met verwarrende dromen over ruzies met Gordon zoals ze nor­maal gesproken nooit met hem ruziede, dromen waarin Gor­don naar haar vader ging en zijn voorgenomen huwelijk met Jude aankondigde en Tess huilde en argumenten aanvoerde en huilde en de volgende morgen uitgeput wakker werd. Gordon kwam die zondag aanzetten met een fles champagne, bloemen en een boodschappentas vol lekkernijen voor een picknick binnenshuis. Hij straalde geluk en welbevinden uit, waardoor Tess zich meteen in de verdediging gedrongen voel­de, omdat zijn geluk niets met haar van doen had. Hij kuste haar en keek haar teder aan, zo teder dat haar maag zich omdraaide van angst. Hij keek haar aan met affectie en medelijden, meende ze. Niet met begeerte. 'Wat is er aan de hand?' vroeg ze scherp en maakte zich uit zijn armen los. 'Wat is er gebeurd?'

Hij was verbaasd. 'Niets,' zei hij. Toen: 'Niets ergs, dat verze­ker ik je. Ik zal je er alles over vertellen. Maar zullen we eerst wat eten? Ik heb...'

'Ik kan niet eten als me iets boven mijn hoofd hangt en ik me moet afvragen...' 'Ik heb je al gezegd dat het niets ergs is en dat je je nergens zor­gen over hoeft te maken.' Hij fronste zijn wenkbrauwen. 'Moet je gaan menstrueren?'

'Ik moet niet gaan menstrueren en ik ben niet onredelijk...' Ze zweeg, slikte, zuchtte en dwong zichzelf zich te ontspannen. 'Oké, ik ben onredelijk. Ik heb slecht geslapen. En dan is er die nachtmerrie, dezelfde nachtmerrie die ik als kind had, vlak voordat mijn moeder overleed.'

'Arme schat,' zei hij en hield haar dicht tegen zich aan. Hij klonk beschermerig, maar ook geamuseerd. 'Nachtmerries? Dat lijkt me niets voor mijn Tess.' 'Ik ben niet bijgelovig, maar...' 'Natuurlijk ben je dat niet.'

'Maar ik heb de hele week al het gevoel dat er iets ergs gaat ge­beuren, iets waardoor mijn hele leven zal veranderen. En in combinatie met die nachtmerrie... Ik had haar niet meer ge­zien sinds het moment kort voor het overlijden van mijn moe­der. Nu kwam ze weer, net op het moment dat jij zei dat we met elkaar zouden praten...'

'Ik beloof je dat het niets ernstigs is. Ik zal je niet lang in span­ning houden, maar laten we eerst maar eens een glas drinken. In orde?' 'Natuurlijk.'

Hij draaide zich om, om de fles champagne open te maken, en ze staarde hem aan, de details in zich opnemend alsof ze hem heel lange tijd niet meer zou zien; de krulletjes bij zijn nek, zijn zwarte baard, zijn zachte, nogal kleine handen, die zoveel kon­den. Ze voelde wat het zou betekenen hem te verliezen, het recht te verliezen hem aan te raken, hem zich nooit meer te zien omdraaien om naar haar te glimlachen. Maar waarom dacht ze dat? Waarom zou ze hem verliezen? Hoe kon dat wanneer hij in welke traditionele betekenis van het woord dan ook, nooit 'van haar' was geweest en zij dat ook niet wilde. Ze hield van haar vrijheid, zowel lichamelijk als emotioneel. Ze vond het prettig alleen te wonen, maar toch wil­de ze een minnaar, iemand op wie ze kon rekenen en die niet te veel eisen aan haar zou stellen. In Gordon had ze precies die mengeling van afstandelijkheid en intimiteit gevonden die ze nodig had. Het was bijna drie jaar lang goed gegaan, dus waar­om stelde ze zich nu voor dat ze hem zou verliezen? Ze ver­trouwde Gordon, geloofde in zijn eerlijkheid en zijn liefde voor haar. Ze dacht niet dat er een andere vrouw was en ze wist dat hij niet genoeg van haar had gekregen. Ze geloofde niet dat hij was veranderd. Maar dat kon wel met Jude zijn gebeurd. Gordon gaf haar een flüte vol champagne en nadat ze hun gla­zen hadden geheven en een slokje hadden genomen, zei hij: 'Jude is zwanger. Vorige week is dat bevestigd.' Tess staarde hem aan en voelde helemaal niets. 'Het was niet gepland,' zei hij snel. 'Ik heb niets voor je achter­gehouden. Jude en ik hebben... hadden niet eens over het krij­gen van kinderen gepraat. Dat onderwerp is domweg nooit ter sprake gekomen. Maar nu het is gebeurd, merkt ze dat ze het echt leuk vindt een kind te krijgen en...' 'Wie is de vader?'

Ze voelde dat hij zich terugtrok. 'Tess, zo'n opmerking past niet bij jou...'

'Waarom? Het lijkt me een redelijke vraag, gezien het feit dat...'

'Dat Jude geen verhouding meer met iemand heeft gehad sinds Morty is teruggegaan naar New York? Ik dacht dat Jude en jij vriendinnen waren. Waar hebben jullie het tijdens de lunches over?'

Het korte, gemeen triomfantelijke gevoel was meteen verdwe­nen en werd vervangen door angst. 'Niet ons seksleven,' zei ze. 'Luister, je hebt een open huwelijk - je zegt me dat het een ongelukje was - en dat spijt me. Ik wist niet dat je het zo zou opvatten. Ik wilde alleen achterhalen wat... Vergeet mijn vraag maar.'

'Dat zal ik doen.' Hij draaide zich om en begon het meegeno­men eten op borden te deponeren. De champagne voelde on­aangenaam aan in haar mond terwijl ze naar zijn zo bekende, economische bewegingen keek, en ze wilde zijn rug aanraken op de plaats waar zijn overhemd iets te strak zat. Ze haalde eens diep adem en zei: 'Gefeliciteerd. Dat zou ik meteen al hebben moeten zeggen. Hoe voelt het aan te weten dat je vader zult worden?'

Hij keek om, nog altijd op zijn hoede, en glimlachte toen. 'Dat weet ik niet precies. Nog niet echt. Ik neem aan dat ik er wel aan gewend zal raken.'

'Ik denk dat er veel door zal veranderen,' zei ze. 'Voor jou en voor mij.'

Hij liep op haar af en nam haar in zijn armen. 'Dat wil ik niet.' 'Maar het zal onvermijdelijk gebeuren.' 'In praktische opzichten wellicht. Misschien dat we wat minder tijd samen zullen hebben, maar op de een of andere manier... zullen we het redden. Jude en ik zijn nooit een traditioneel stel geweest en we zullen ook geen traditionele ouders worden. Ik zal je nog altijd nodig hebben en ik zal niet ophouden van je te houden.' Hij zei het zo woest dat ze glimlachte, en ze drukte haar gezicht tegen zijn borst aan om het te verbergen. 'Geloof je me? Niets kan veranderen wat ik voor je voel. Dat zal niet veranderen. Geloof je me?'

Ze zei niets. Hij tilde haar hoofd op en dwong haar hem aan te kijken. 'Geloof je me?' Hij kuste haar toen ze weigerde te antwoorden, en kuste haar toen nogmaals, inniger. Toen kusten ze elkaar hartstochtelijk en trok ze hem op de grond en ze bedreven de liefde, waarbij hun lichamen de beloften deden waar ze beiden behoefte aan hadden.

Nadat Gordon die avond was vertrokken, kwam de nachtmer­rie weer.

Tess stond naast het hoge, smalle bed waarop ze als kind had geslapen, met haar gezicht naar het geopende raam gekeerd. De lichte gordijnen bolden op als zeilen. Buiten was de blauw­ogige merrie met crèmekleurige manen, op de plaats galoppe­rend als een hobbelpaard, zich bewegend, maar op dezelfde plaats blijvend.

Een deel van Tess wist dat ze dit bezoek zou kunnen weigeren. Ze deed een stap naar voren. Ze voelde zich alert en hypersensi­tief, alsof ze in feite wakker was. Ze was zich van haar eigen lichaam bewust zoals ze zich dat normaal gesproken in het da­gelijks leven of een droom nooit was. Ze was zich bewust van haar naaktheid toen het briesje door het geopende raam haar lichaam streelde. Ze liep naar het raam, voelde haar borsten meebewegen, voelde het ruwe weefsel van het tapijt onder haar voeten.

Ze klom op de vensterbank en sprong met absoluut vertrouwen naar buiten, wetend dat het paard haar zou opvangen. Ze kwam makkelijk en veilig terecht op de rug van het paard, voelde het prikken van het paardehaar op de binnenkant van haar dijbenen. Haar armen gleden om de hoge, gebogen hals heen en ze drukte haar gezicht er tegenaan, de scherpe, zoutige, rokerige geur van paardevlees opsnuivend. Ze voelde hoe de spieren en botten van het dier zich onder haar bewogen toen de merrie begon te galopperen. Tess keek naar de benen van het paard, zag hoe die door de lucht sloegen. Ze voelde een lichte schok, want waar een hoef had moeten zijn, zag ze vijf tenen. Tess fronste haar wenkbrauwen en boog zich verder naar vo­ren, terwijl ze probeerde in het donker scherper te zien. Maar het waren haar eigen hoeven, verdeeld in vijf tenen, zoals dat al het geval was geweest vanaf de nacht waarin ze werd ge­schapen. Het dunne gouden maantje aan zijn zijden koordje sloeg tegen de stevige spieren van haar borst aan toen ze door de lucht galoppeerde.

Een onfeilbaar instinct bracht haar naar het juiste huis. Daar­boven ving ze een zijwind op, bracht haar benen dicht naar haar borst en draaide cirkelend omlaag, tot haar vier voeten stevig op de grond konden worden geplant. Deze avond bracht ze een bezoek aan een huis dat slechts één verdieping telde. Ze draaide haar hoofd en door een enkele blik ging een raam open. De merrie deed een delicate stap die kant op en stak haar hoofd door het slaapkamerraam heen.

Het bed, waarin een man en een vrouw lagen te slapen, stond vlak onder het raam. Ze ademde zacht op het slapende gezicht van de vrouw, trok toen haar hoofd terug en wachtte. De vrouw deed haar ogen open en keek in de blauwe ogen van de merrie. Ze leek verward maar niet bang, en even later ging ze langzaam rechtop zitten, zich voorzichtig bewegend, alsof ze de merrie niet aan het schrikken wilde maken. De merrie schrok niet. Ze vond het goed dat de vrouw haar neus aaide en haar gezicht beklopte voordat ze haar hoofd naar buiten trok. Dat had ze perfect getimed. De vrouw kwam achter haar aan, alsof ze door een touw werd voortgetrokken, boog zich uit het raam en maakte zachte, liefhebbende geluidjes. De merrie be­woog zich alsof ze zich ongemakkelijk voelde, ging nog iets verder naar achteren en draaide de vrouw toen flirterig haar rug toe als een uitnodiging om bereden te worden. De vrouw begreep het meteen en aarzelde niet. Vanaf de vensterbank gleed ze op de rug van de merrie met een soepele, vloeiende beweging, alsof ze dat haar hele leven lang al iedere nacht had gedaan.

Toen de merrie voelde dat haar berijdster op haar plaats zat en haar benen stevig tegen haar flanken had gedrukt, sprong ze de lucht in, meer met snelheid dan gratie. Ze voelde hoe de vrouw naar adem snakte en toen haar manen stevig vastgreep. Ze was kennelijk een ervaren ruiter, niet iemand die makkelijk zou kunnen worden afgeschud. Maar de merrie wilde haar niet van zich afschudden. Een ruw ritje was voldoende. Hoog boven de slapende stad galoppeerde de nachtmerrie, om­hoog gaand in onmogelijke steile hoeken, terugwijkend voor onzichtbare barrières en nu en dan haar benen onder zich trek­kend om als een baksteen te vallen. Het naar adem snakken en roepen van haar berijdster hielden al spoedig op. De vrouw had het te druk met zich stevig vasthouden en had geen energie over voor angst.

De merrie bracht de vrouw pas tegen de dageraad terug, sprong door het slaapkamerraam naar binnen, iedere logica tartend, en smeet haar op het bewegingloze, veilige bed, naast haar nog altijd slapende echtgenoot.

Toen Tess een paar uur later wakker werd, voelde ze zich erg stijf en leek haar hele lichaam zeer te doen, alsof ze de hele nacht aan het dansen of rennen was geweest. Ze stond lang­zaam op en haar gezicht vertrok zich van de pijn. Ze was zich ervan bewust dat haar een nog veel ergere emotionele pijn wachtte... De nachtmerrie was gekomen en ditmaal was ze meegegaan. Daar was ze zeker van. Maar waar had zij haar mee naar toe genomen? Wat had ze gedaan? Toen ze in de badkamer stond te wachten tot het douchewater warm werd, poogde ze zich slaperig iets te herinneren over de nacht daarvoor. In de spiegel ving Tess een glimp op van iets op haar rug, ter hoogte van haar middel. Ze keerde haar rug naar de spiegel en draaide toen haar hals, langzaam, omdat ze zo stijf was, om naar het spiegelbeeld te kijken. Ze staarde naar de bloedvlekken. Staarde en staarde naar het zadel van bloed op haar rug.

Dat waste ze natuurlijk weg, met veel heet water en zeep, en probeerde er niet al te diep over na te denken. Dat had ze ge­daan de laatste keer dat dit was gebeurd, toen ze negen jaar oud was, op de ochtend nadat haar moeder een miskraam had gekregen, op de ochtend van de dag waarop haar moeder was overleden.

De hele dag vocht Tess tegen de aandrang Gordon te bellen. De hele dag was ze als een slaapwandelaarster terwijl ze doceerde, de supervisie had over onderzoek, in de bibliotheek naar bete­kenisloze woorden staarde en telefoons vermeed. Ze dacht, zoals ze dat al eerder had gedacht, dat ze er verstan­dig aan zou doen eens naar een psychiater toe te gaan. Maar hoe zou een psychiater haar kunnen helpen? Ze wist dat ze vol­gens alle regels van de rede en de logica de dood van haar moe­der niet kon hebben veroorzaakt. Ze wist dat ze zich schuldig voelde omdat ze het kleine zusje of broertje niet had willen hebben, en in zekere zin geloofde ze dat die afkeer, tot uitdruk­king gebracht in de nachtmerrie, verantwoordelijk voor de mis­kraam was geweest en daardoor ook — hoewel indirect en niet met opzet - voor de dood van haar moeder. Ze had geen psy­chiater nodig om haar dat te vertellen. Ergens tijdens haar tie­nerjaren had ze dat zelf uitgedokterd. Toch was daardoor geen einde gekomen aan haar schuldgevoelens. Daarom was alleen al de gedachte aan de nachtmerrie voor haar zo beangstigend. Als er niets met Jude is gebeurd, dacht ze, zal ik weten dat het niets anders is geweest dan een krankzinnige droom en ga ik naar een psychiater.

Gordon belde de volgende dag eindelijk op en er was niets met Jude aan de hand, zei hij, hoewel Tess hem daar niet naar had gevraagd. Ze had alleen wel het kind verloren. Maar een mis­kraam in dit vroege stadium kwam kennelijk naar verhouding veel voor. De artsen hadden gezegd dat ze lichamelijk gezond en sterk was en geen problemen zou hebben met het voldragen van een volgende zwangerschap. Hoewel Jude lichamelijk dus in orde was, was ze geestelijk wel behoorlijk van streek. Ze had er heel beroerd op gereageerd, heel anders dan hij had ver­wacht. Ze zei een aantal behoorlijk eigenaardige dingen... 'Wat voor dingen?' Ze hield de telefoon vast alsof die zijn arm was en ze hem wilde dwingen verder te praten. Tess, ik moet je zien. Ik moet met je praten. Zouden we samen kunnen gaan lunchen?' 'Morgen?'

'Vrijdag komt me beter uit.'

'Alleen een lunch?' Ze drong aan zoals ze dat nog nooit had gedaan, niet in staat haar wanhoop verborgen te houden. 'Ik kan Jude niet lang alleen laten. Ze heeft me nu nodig. Het zal bij een lunch moeten blijven. Dat Italiaanse restaurant?'

Tess haatte Jude even uit de grond van haar hart. Ze wilde Gordon zeggen dat zij hem even hard nodig had als zijn vrouw, of nog harder; dat zij veel meer problemen had dan Jude met haar doodgewone miskraam.

'Prima,' zei ze en zorgde voor een stem vol medeleven toen ze Gordon zei hoe naar ze het voor Jude vond. 'Laat het me weten als ik iets voor haar kan doen. Zeg dat ook tegen haar.' 'Tot vrijdag,' zei hij.

Gordon verspilde die vrijdag geen tijd. Zodra ze hadden besteld, kwam hij ter zake.

'Jude is er veel erger door aangeslagen dan ik ooit had kunnen dromen. Ik was nog nauwelijks aan het idee gewend dat ze zwanger was, maar zij doet alsof ze echt een baby heeft verlo­ren, in plaats van... Ik heb haar gezegd dat we zo snel moge­lijk een nieuwe baby zullen maken, maar ze lijkt te denken dat ze die ook zeker zal verliezen.' Onder het praten had hij haar aangekeken, maar nu hield hij zijn ogen gericht op het witte ta­fellaken. 'Misschien is Jude altijd al een beetje onstabiel ge­weest. Ik weet het niet. Het zal wel iets met hormonen te maken hebben en ze zal binnenkort wel weer normaal zijn. In ieder ge­val lijkt haar geest erdoor te zijn aangetast. Verder heeft ze het krankzinnige idee dat de miskraam op de een of andere manier jouw schuld is.' Hij keek op met een grimas, om te zien hoe zij daarop reageerde. 'Dat spijt me,' zei Tess heel rustig.

'Misschien is ze op een bepaald niveau altijd al jaloers op je ge­weest. .. Nee, dat kan ik niet geloven. Het zal wel door de schok en het verdriet komen. Ze lijkt het op jou te hebben ge­munt, en ik weet niet waarom. Ik ben er zeker van dat ze er wel weer overheen zal komen, maar op dit moment valt er niet met haar te praten. Ze wil er niet eens over dénken jou te ontvan­gen. Probeer haar niet te bellen... en...' Hij loosde een diepe zucht. 'Ze wil ook niet dat ik jou zie. Ze wilde dat ik je vandaag zou vertellen dat het tussen ons definitief voorbij is.' 'Zomaar.'

'O, Tess.' Hij keek haar over de tafel aan en had het duidelijk moeilijk. Voor het eerst zag ze de kleine lijntjes die rond zijn ogen waren verschenen. 'Tess, je weet dat ik van je houd. Ik houd niet meer van Jude dan van jou. Ik zou tussen jullie nooit willen kiezen.' 'Maar dat is exact wat je nu aan het doen bent.' 'Dat is niet waar. Dit is niet voor altijd. Maar Jude is mijn vrouw en ik ben verantwoordelijk voor haar. Dat heb je altijd geweten. Ze kan zichzelf nu niet redden. Ik moet haar haar zin geven. Maar dit is de echte Jude niet. Ze is anders.' 'Natuurlijk is ze wel zichzelf,' zei Tess. 'Ze is altijd al warhoof­dig en onlogisch geweest en heeft zich veel te veel door haar emoties laten leiden.'

'Als je haar zou zien of met haar zou proberen te praten, zou je beseffen dat ze niet naar rede kan of wil luisteren. Maar als ze eenmaal de tijd heeft gehad om te herstellen, zal ze vanzelf beseffen hoe belachelijk ze zich heeft gedragen. Zodra ze een­maal weer zwanger is, zal ze volkomen normaal zijn. Daar ben ik zeker van.'

Tess besefte dat ze niet in staat zou zijn haar lunch te nuttigen. Haar maag voelde hard als een steen aan. 'Ik beloof je dat dit niet eeuwig zal duren,' zei Gordon. 'Maar de komende tijd zullen we elkaar niet kunnen zien.' Geen verontschuldigingen, geen woord om de klap te verzach­ten. Hij was tegen haar aan het praten van man tot man, dacht Tess. Ze vroeg zich af wat hij zou doen als ze in tranen uitbarst­te of tegen hem begon te schreeuwen. 'Waarom glimlach je?' vroeg hij.

'Ik weet niet eens dat ik dat deed. Moeten we echt een einde maken aan alle contacten? Moet ik net doen alsof je van de aarde bent afgevallen of zo?'

'Ik zal je opbellen, om in ieder geval wat contact te houden. Ik zal het je laten weten zodra er iets is veranderd.' Tess keek op haar horloge. 'Ik moet terug, om toezicht te hou­den bij een tentamen.' 'Ik zal je wegbrengen...'

'Nee, blijf jij maar hier en eet je lunch verder op,' zei ze. 'Niet opstaan.' Opeens zag ze een beeld voor ogen: hoe ze hem op de hoek van een straat vasthield en hem smeekte haar niet al­leen te laten. Dat wilde ze niet riskeren. Maar ze kon hem ook niet even nonchalant een kusje geven, alsof ze hem over een paar uren of dagen weer zou zien. Ze liep om de tafel heen, leg­de haar hand even tegen zijn gezicht en ging toen weg zonder om te kijken.

Als kind al was Tess dol op paarden geweest. Ze las en praatte erover, tekende ze en droomde over ze, smekend om het onmo­gelijke: een eigen paard. Voor haar negende verjaardag kreeg ze van haar ouders paardrijlessen cadeau. Die volgde ze een half jaar, maar na de dood van haar moeder had Tess niets meer met paarden te maken willen hebben en leek ze er af en toe zelfs doodsbang voor te zijn. Ze had slechts een herinnering aan die fase uit haar leven - de aardewerken paardekop, blauwgeglazuurd. In haar jeugd had ze die verborgen gehou­den, maar nu kon ze er weer van genieten, de schoonheid, de gebogen hals, de diepe kleur. Het was een schitterend voorwerp en totaal geen nachtmerrie.

Tess zat alleen in haar appartement bourbon en cola te drinken en naar de paardekop te kijken, die ze af en toe optilde om haar gloeiende wangen af te koelen.

Je hebt je moeder niet gedood, zei ze tegen zichzelf. Wensen dat de baby niet geboren zou worden, was niet hetzelfde als er­voor zorgen dat die niet werd geboren. Je was - en bent - niet verantwoordelijk voor je dromen. Dromen doden niet. Buiten werd het geleidelijk donker en Tess bleef doordrinken. Ze voelde zich hulpelozer en meer alleen dan ze zich ooit als volwassene had gevoeld, alsof het vermogen om haar eigen le­ven te sturen haar was ontnomen. Ze werd overheerst door de emoties van anderen, dacht ze: Judes angst, Gordons verant­woordelijkheidsgevoel, haar eigen kinderlijke schuldgevoelens. Tess stond het zichzelf echter niet toe wanhopig te worden. Hoewel ze de volgende morgen een kater had en zich verdrietig voelde, wist ze dat het leven moest doorgaan. Ze was er uitein­delijk aan gewend alleen te zijn en voor zichzelf te zorgen. Ze wist hoe ze andere gedachten moest buitensluiten als ze aan het werk was, en ze deed pogingen om allerlei activiteiten te plan­nen voor haar vrije uren, zoals buitenshuis dineren of een filmpje pakken, of een borrel drinken met vrienden. Daardoor was ze in staat die donkere, melancholische uren door te ko­men.

De eerste zes weken daarna sprak Gordon driemaal heel kort met haar. Het leek beter te gaan met Jude, zei hij, maar ze hield nog altijd vast aan haar vijandige gevoelens jegens Tess. Tess wist nooit wat ze daarop moest zeggen, en de stilten wer­den steeds langer, tot Gordon haar op een gegeven moment he­lemaal niet meer belde. Na drie maanden begon Tess te geloven dat het echt over was tussen hen. Toen kwam Gordon haar op­zoeken.

Hij zag er mager en ongelukkig uit. Toen Tess hem zag, vergat ze haar eigen ellende en wilde niets anders dan hem troosten. Ze schonk iets te drinken voor hem in en boog zich over hem heen, verlegen zijn haren aanrakend. Hij pakte haar hand en trok haar naast zich op de bank, waarna hij haar nogal onhan­dig begon te kussen en te strelen. Toen ze hem hielp haar uit te kleden, besefte ze dat hij huilde.

'Gordon, lieveling, wat is er aan de hand?' vroeg ze, hevig ge­schrokken door zijn tranen. Ze wilde hem in haar armen laten uithuilen, maar wist dat hij dat niet wilde. Na een minuut snoot hij zijn neus en schudde zijn hoofd.

'Jude en ik,' begon hij. Toen, na een stilte: 'Jude heeft me ver­laten.'

Tess kende een schokkend gevoel van triomf, dat ze meteen on­derdrukte. Ze wachtte en zei niets.

'Het is een hel geweest,' zei hij. 'Vanaf het moment van die miskraam. Dat krankzinnige idee van haar dat jij daar op de een of andere manier verantwoordelijk voor was. Ze zei dat je het had gedaan omdat je het niet erg vond mij met haar te de­len, maar dat er door een baby dingen zouden veranderen en jij buiten het gezellige gezinnetje zou worden gehouden. Ik zei haar dat je niet zo was, dat je niet jaloers was, maar toen begon ze te lachen en zei dat mannen daar niets van begrepen.' Nu moest ze heel voorzichtig zijn, dacht Tess. Ze moest haar verantwoordelijkheid toegeven en voorkomen dat Gordon Ju­de te veel de schuld van dit alles gaf, maar Gordon mocht niet gaan denken dat ze krankzinnig was.

'Gordon,' zei ze, 'ik was jaloers en ik was heel erg bang dat al­les zou veranderen als je eenmaal vader was geworden en ik in de kou zou komen te staan.'

Hij deed haar bekentenis af met een grimas en een handgebaar. 'En wat dan nog? Het maakt geen enkel verschil. Zelfs als je had gewild dat ze een miskraam kreeg, ben jij niet degene die hem heeft veroorzaakt. Dat kan niet. Jude lijkt te denken dat je het haar hebt toegewenst, alsof je een soort heks bent. Ze is krankzinnig. Daar komt het in feite op neer.' 'Misschien komt ze bij je terug.' 'Nee, het is over tussen ons. We hebben over een proefschei- ding gesproken en zijn naar een psycholoog gegaan. Dat maak­te het alleen maar erger. Er kwamen allerlei dingen boven, waarvan ik niet eens wist dat ze een probleem waren. Toen heeft ze iemand anders gevonden. Ze is ervandoor gegaan met een ander. Ze zal niet lang bij hem blijven, maar terugkomen zal ze ook niet.'

Tess had lange tijd gedacht dat de scheiding tussen Gordon en Jude uiteindelijk zou leiden tot een breuk tussen Gordon en haar, en dus was ze de eerste maanden gespannen en bezorgd en wachtte tot er dingen zouden gebeuren. Ook Gordon voelde zich ongemakkelijk en had het gevoel zonder zijn echtgenote van zijn anker losgeslagen te zijn. Anders dan Tess vond hij het niet prettig alleen te wonen, maar hij deed zijn uiterste best niet te veel beslag op Tess te leggen. Ze probeerden verder te gaan zoals ze dat altijd hadden gedaan, het feit negerend dat Jude er niet meer was om grenzen te stellen aan de tijd die ze in el- kaars gezelschap konden doorbrengen. Maar toen Tess haar proefschrift af had, moesten ze wel toegeven dat er een belang­rijke, blijvende verandering in hun relatie was opgetreden. Tess kon in New Orleans blijven en als docente Engels op de een of andere manier wel in haar levensonderhoud voorzien, maar dat wilde ze niet. Daarvoor had ze niet gewerkt en gestudeerd. Dus probeerde ze het gevoel van angst ergens in haar maag te nege­ren toen ze haar curriculum vitae ging rondsturen en serieus op zoek ging naar een universiteit die haar in dienst zou willen ne­men. Ze had altijd geweten dat dat moment zou komen. Ze kon er met Gordon niet over praten. Waarom zou ze dat ook moeten doen? Het was haar leven, haar carrière en haar verant­woordelijkheid. Als ze eenmaal definitieve plannen had ge­maakt, zou ze hem daarvan op de hoogte stellen. Ze kreeg een aanbod van een universiteit in het noorden van de staat New York. Het was niet briljant, maar beter dan ze had verwacht: een zwaar collegerooster, maar met de kans om haar eigen onderzoek voort te zetten.

Ze vertelde het Gordon tijdens een diner in een Mexicaans res­taurant.

'Lijkt me uitstekend geschikt voor jou,' zei hij knikkend. 'Perfect is het niet, en het zal waarschijnlijk wel geen blijvertje zijn. Ik mag niet rekenen op meer dan een jaar.'

'Je bent goed en dat zullen ze vanzelf inzien. Je krijgt er wel een vaste aanstelling.'

'Misschien wil ik dat wel niet. Het kan zijn dat ik het leven daar haat.'

'Doe niet zo raar.' Hij keek haar rustig en ongeëmotioneerd aan, zozeer dat Tess in paniek begon te raken. Kon het hem niets schelen? Kon hij haar werkelijk zo makkelijk laten gaan? Ze nam een hapje korstdeeg en kauwde daar zo hard op dat ze bijna niet hoorde wat hij zei. '... op verkenning. Als ik niets in Watertown kan vinden, moeten er andere steden genoeg in de buurt zijn, zodat we in ieder geval de weekends samen kun­nen doorbrengen.'

Ze staarde hem vol ongeloof aan. 'Ben je bereid ontslag te ne­men? Zou je een heel eind willen verhuizen alleen omdat ik...?'

'Waarom niet?' 'Je baan...'

'Ik houd niet van mijn werk,' zei hij.

Tess keek hem aan. 'Het noordelijke deel van de staat New York is nu niet direct bijzonder opwindend...' 'Daar hebben ze ook accountants nodig, net als overal,' zei hij. 'Ik vind wel een baan. Ik ben goed in mijn vak. Geloof je me niet?' Hij grinnikte haar toe met die gemakkelijke arrogantie die ze altijd zowel irritant als aantrekkelijk had gevonden. 'Weet je dat zeker?' vroeg ze.

'Ik weet één ding zeker en dat is dat ik jou niet zo zonder meer laat gaan. Als je niet zeker van me bent, kun je dat nu maar beter meteen zeggen en kunnen we op de vuist gaan.' Hij grin­nikte opnieuw en nam onder tafel haar knieën tussen de zijne. 'Maar ik zal winnen!'

Zes maanden later woonden ze samen in een klein huurhuis in Watertown, New York. Maar hoewel ze samenwoonden, zagen ze elkaar minder dan in New Orleans. Gordon had geen baan in Watertown zelf kunnen vinden en zat minstens drie uur per dag op de weg om van en naar kantoor te reizen. Hij vertrok 's morgens, wanneer Tess nog sliep, en keerde uitgeput net op tijd terug om laat een hapje te eten, waarna hij meteen door­ging naar zijn bed. Het was een heel ander leven dan ze in New Orleans hadden gekend. In restaurants aten ze niet meer, naar bars waar het in New Orleans vaak zo gezellig was geweest, gin­gen ze niet meer. Er was geen sprake meer van geflirt met ande­ren, van lange, zwoele avonden bijna zonder iets te doen buiten zitten. De dagen zo ver in het noorden waren kort, de nachten lang en koud. Omdat Tess koken niet leuk vond en Gordon daar alleen in de weekends tijd voor had, aten ze vaak diep­vriesmaaltijden, gebakken eieren en broodjes. Ze keken veel naar de televisie, klaagden erover, boden elkaar hun veront­schuldigingen ervoor aan. Ze waren van plan aan een hobby te beginnen, te gaan sporten, zich aan te sluiten bij plaatselijke organisaties, maar ze brachten de twee dagen van de weekends bijna altijd samen in bed door.

Haar eigen geluk verbaasde Tess. Ze had altijd het idee gehad dat ze zou stikken wanneer ze werkelijk met een man samen­leefde, maar nu miste ze Gordon als die niet thuis was. Als ze niet werkte, wilde ze niets anders dan bij hem zijn, pratend, vrijend of gewoon als twee zombies naar de televisie kijkend. Ze kon niet geloven dat ze zo lang met zo weinig tevreden was geweest, dat ze Gordon met een andere vrouw had kunnen de­len zonder jaloers te worden. Ze wist dat ze nu jaloers zou zijn als Gordon nog een minnares had, maar ze wist ook dat ze zich nergens zorgen over hoefde te maken. Zij was veranderd, en hij ook. Toen hij haar vroeg met hem te trouwen, aarzelde ze geen seconde. Ze wist wat ze wilde.

Binnen vier maanden na hun huwelijk was Tess zwanger. Dat was niet gepland, maar het was ook geen toeval. Ze was al vele jaren lang te voorzichtig geweest om een dergelijke ver­gissing te kunnen maken, en toen Gordon zweeg, gaf hij zijn verantwoordelijkheid eveneens toe. Zonder iets te zeggen had­den ze samen een besluit genomen. In ieder geval hadden ze be­sloten niets te besluiten en het maar eens aan het lot over te la­ten. Daarna werd Tess doodsbang, werd ze vaak midden in de nacht wakker en dacht na over de vergissing die ze aan het ma­ken was. Vrijwel tot de laatste maand van haar zwangerschap bleef ze zich afvragen of ze toch niet had moeten besluiten tot een abortus.

Gordon deed alles wat in zijn vermogen lag om het makkelijker voor haar te maken. Omdat hij de baby niet voor haar kon ba­ren, wijdde hij zich aan haar comfort. En afgezien van de li­chamelijke ongemakken van het zwanger zijn en de angsten midden in de nacht, meende Tess dat dit nog wel eens de geluk­kigste periode van haar leven kon zijn, nu ze voortdurend kon genieten van Gordons aandacht en liefde. In de maanden voor de bevalling kwamen ze tot de conclusie dat Gordon niet kon blijven forenzen. In plaats daarvan zou hij aan huis een eigen praktijk beginnen. De eerste jaren zou­den misschien niet makkelijk zijn, maar Gordon had her en der wat geld geïnvesteerd en als ze zuinig deden, zouden ze het met Tess' salaris kunnen redden. Met zijn gebruikelijke zelfver­trouwen zei Gordon dat hij als eigen baas veel meer kon verdie­nen dan als welke werknemer dan ook, en Tess geloofde hem. Alles zou op zijn pootjes terechtkomen. De bevalling was lang en moeilijk. Toen de baby eindelijk in haar armen werd gelegd, keek Tess ernaar en voelde zich uitge­put en afstandelijk. Ze vroeg zich af wat dat wezentje met haar te maken had. Ze was blij toen Gordon het kind van haar over­nam. Toen leunde ze tegen de kussens aan en keek naar haar echtgenoot.

Zijn gezicht veranderde, werd zachter. Tess herkende die ge­zichtsuitdrukking, omdat ze die onder het vrijen wel eens had gezien. Ze had hem nog nooit zo naar iemand anders zien kij­ken en barstte in tranen uit.

Meteen stond Gordon naast haar en gaf de baby aan haar. Maar ze wilde de baby niet hebben. Ze wilde alleen Gordon, hoewel ze niet lang genoeg kon ophouden met huilen om dat tegen hem te zeggen. Terwijl zij de baby vasthield, hield hij haar in zijn armen en geleidelijk kwam ze door zijn nabijheid tot rust. De baby was uiteindelijk van hen. Zij en Gordon hoorden bij elkaar, nu meer dan ooit tevoren. Ze waren niet langer een echtpaar, maar een gezin. Ze wist dat ze gelukkig zou zijn.

Ze probeerde gelukkig te zijn en soms was ze dat ook. Maar dat baby'tje, een meisje dat ze Lexi hadden genoemd (een af­korting van Alexandra) gaf haar ook gevoelens van angst, frustratie en pijn. Het moederschap was niet zoiets instinctiefs als ze had verwacht, want Gordon was duidelijk een betere ou­der dan zij. Het geven van borstvoeding, waarvan Tess had verwacht te zullen genieten, werd een ramp. Niemand had haar verteld dat dat zeer deed, en daar had ze ook helemaal niet op gerekend. En ze leed voor niets, want Lexi begon pas te gedijen toen ze de fles kreeg. O, deelden zij en Lexi maar een taal, zo­dat ze elkaar dingen duidelijk konden maken. Toen ze dat op een avond tegen Gordon zei, nadat Lexi naar bed was gebracht, begon hij te lachen. 'Ze zal snel genoeg gaan praten en dan hoor je alleen maar: "Waarom? Waarom? Waarom?" en wil ze speeltjes en snoep en kleren hebben. Nu is het leven nog eenvoudig. Ze huilt als ze een schone luier om wil hebben of honger heeft, of een boertje moet laten of geknuffeld wil worden. Dan is ze geluk­kig.'

'Maar je moet weten wat ze hebben wil. Dat kun je niet vaststellen,' zei Tess, 'en daar gaat het nu juist om. Als je het verkeerde doet, blijft ze huilen en wordt steeds ongelukkiger. In feite zit ik niet ingewikkelder in elkaar dan Lexi. Ik heb een zelfde soort behoeften. Maar ik kan je vertellen wat ik hebben wil. Als ik nu ging huilen, zou je waarschijnlijk denken dat ik honger heb, maar in feite wil ik je armen om me heen voelen.' Hij keek haar teder aan en stond uit zijn stoel op om naast haar op de bank te komen zitten. Toen kuste hij haar liefhebbend. Zij kuste hem veeleisender, maar daar reageerde hij niet op. 'Dat zul je wat beter moeten doen, want anders ga ik huilen,' zei ze.

'Ik zat te denken aan het avondeten.'

'Laat dat eten maar zitten. Waarom kijk je niet eens of ik een schone luier om moet hebben?'

Hij lachte. Misschien lachte hij te luid, want even later begon Lexi te huilen.

'Laat haar maar,' zei Tess. 'Ze valt zometeen wel weer in slaap.'

Ze wachtten gespannen, in eikaars armen, tot dat zou gebeu­ren. Lexi begon luider en dwingender te huilen. Tess zuchtte. Het moment was toch al voorbij. 'Ik ga wel,' zei ze. 'Maak jij het avondeten maar klaar.' Tess vond het nog het ergst dat ze nu zo weinig met Gordon alleen was. Hun verlangens en de mogelijkheid om met elkaar naar bed te gaan, deden zich maar heel af en toe op hetzelfde moment voor. Toen Lexi haar eerste verjaardag naderde, leek ze nog langer wakker te zijn en nog meer aandacht op te eisen. Dat was niet alleen van invloed op de relatie tussen haar ou­ders, maar ook op Gordons pas begonnen bedrijf. Hij werd af­geleid door de eisen die het vaderschap aan hem stelde, en was niet in staat de noodzakelijke tijd en energie op te brengen voor het opbouwen van een cliëntenbestand. Hij had alleen tijd no­dig, meende Tess, en die tijd moest hij krijgen. Ze had het al helemaal uitgedacht voor ze er met hem over begon, maar ze was er zeker van dat hij het met haar eens zou zijn. Hij zou re­delijk zijn, zoals hij dat altijd was. Ze verwachtte geen discus­sie.

'Een kinderdagverblijf?' riep hij uit, het woord uitsprekend alsof het obsceen was. 'Lexi achterlaten in zo'n rottent? Je maakt toch zeker een grapje?'

'Waarom ben je er zo zeker van dat het een rottent zal zijn? Ik stel niet voor haar naar de allergoedkoopste gelegenheid te brengen die er te vinden is. Natuurlijk moeten we ons eerst eens goed oriënteren en dan de beste uitzoeken die wij ons kunnen veroorloven.' 'Maar waarom?'

'Omdat we ons geen full-time babysitter kunnen veroorloven, zoals jij ook donders goed weet.'

'Zo iemand hebben we helemaal niet nodig. Ik ben er toch?' 'Dat bedoel ik nu juist. Jij wordt niet betaald voor het verzor­gen van Lexi, en als jij aldoor voor haar zorgt, kun je niet in ons levensonderhoud voorzien.'

Hij staarde haar aan. Ze kon niets opmaken uit zijn gezichts­uitdrukking en hij leek mijlenver van haar weg te zijn. 'Hmmm, ik begrijp het al. Ik heb mijn kans gehad en dat is een mislukking geworden, dus nu moet ik aan de slag met echt werk.'

'Nee!' Ze pakte zijn hand vast en liet haar stem dalen. 'Gor­don, ik heb helemaal geen kritiek op je en ik zeg absoluut niet dat je voor een of ander bedrijf moet gaan werken... Ik geloof in je. Alles wat je hebt gezegd over binnen een paar jaar veel geld verdienen. Ik ben er zeker van dat dat waar is. Ik weet dat je er een succes van zult maken. Je hebt alleen... tijd nodig. Je kunt de deur niet uit om mensen te ontmoeten, je hebt de tijd niet om brieven te schrijven of de boekhouding bij te hou­den als je telkens weer moet opstaan om Lexi haar rammelaar te geven. Je werk heeft evenveel aandacht nodig als zij. Je moet in staat zijn je daar helemaal aan te wijden...' 'Je hebt gelijk,' zei hij op zijn bekende, redelijke toon. Hij zuchtte en Tess voelde zich wat vrolijker gestemd toen hij zei: 'Ik heb er al veel over nagedacht en ben in feite tot dezelfde conclusie gekomen. Nu ja, niet helemaal dezelfde conclusie. Je hebt gelijk als je zegt dat ik niet veel werk kan verzetten als ik voor Lexi zorg. De weekends zijn niet voldoende. Maar waar­om moeten we iemand anders betalen om voor Lexi te zorgen? We kunnen dat best zelf, als we wat flexibeler worden. We zou­den de week tussen ons kunnen verdelen. Jij hoeft op de dins­dagen en de donderdagen geen college te geven. Als je dan thuis bleef en ook de weekends voor je rekening nam... Waar­om schud je je hoofd?'

'Omdat ik op die dagen niet doceer, betekent dat niet dat ik geen werk te doen heb. Ik moet er zijn, om supervisie te hou­den en adviezen te geven, en verder is er ook nog eens mijn on­derzoek. Wanneer zal ik dat boek ooit kunnen schrijven als ik niet wat tijd heb voor mezelf? Dat is geen schande en dat is ook de reden waarom er kinderdagverblijven bestaan. We moeten beiden geld verdienen en daarvoor hebben we...' 'En hoe zit het met de dingen die Lexi nodig heeft?' 'Gordon, ze krijgt meer dan voldoende aandacht. We ontne­men haar niets en...'

'Ja, maar daardoor zouden we onszelf wel het een en ander ontzeggen.' Zijn stem trilde vrijwel van spanning. 'Luister, het grootbrengen van een kind is een van de geweldigste ervaringen ter wereld. Haar dingen leren, haar iedere dag zien veranderen en groeien. Ik wil dat niet missen. Misschien denk ik er over een paar jaar anders over, maar nu niet. We redden het best wel. Wat doet het er toe dat we niet rijk zijn? Er zijn belangrij­kere dingen dan geld en een carrière. Als je zelf eens wat meer tijd aan haar zou geven, zou je wel begrijpen wat ik bedoel.' 'Vind je dat ik haar niet voldoende tijd geef?' vroeg Tess rus­tig.

'Dat heb ik niet gezegd.'

'Maar dat denk je wel. Je vindt dat ik egoïstisch ben, of mijn baan belangrijker vind. Dat is niet zo. Ik houd heel veel van Lexi. Ik houd evenveel van haar als jij. Maar ik kan me door haar niet helemaal in beslag laten nemen. Dat zal ik niet toestaan. Ik mis haar als ik niet bij haar ben, maar ik weet dat ik niet mijn hele leven om haar kan laten draaien. Op een gege­ven moment wordt ze groot en gaat ze het huis uit.' 'Mijn hemel, ze is nog niet eens één jaar! Je praat alsof ik het haar wil beletten aan een universiteit te gaan studeren of zo!' 'Ze mag dan een baby zijn, maar ze is wel een individu. Ze heeft een leven dat losstaat van dat van jou en van mij en zo hoort het ook. Dat geldt voor haar en dat geldt ook voor jou en voor mij. En dan niet alleen als individuen, maar ook als stel. Of zijn we geen stel meer? Zijn we alleen Lexi's ouders? Ik mis je, Gordon. Ik voel me als...' Ze zweeg, want ze wist dat ze zou gaan huilen als ze verder ging. 'Laten we naar bed gaan,' zei Gordon, zonder haar aan te kij­ken. 'Ruzie maken heeft geen zin. We hebben het er later nog wel eens over.'

Ze gingen naar bed en bedreven de liefde en enige tijd had Tess het idee dat ze elkaar begrepen, dat ze de liefde hadden be­vestigd die ze nog altijd voor elkaar voelden. Maar toen kwam de nachtmerrie.

Terwijl Tess in bed lag en zich slaperig van Gordons slapende, warme nabijheid bewust was, hoorde ze het raam openvliegen. Toen ze haar ogen opendeed, zag ze, zoals ze al geweten had, het bekende, beenwitte hoofd van de merrie, die naar haar staarde en op haar wachtte.

Ze werd triest. Ik zal me niet bewegen, dacht ze. Ik zal niet meegaan. Ik zal mezelf wakker maken. Maar ze vocht tever­geefs om haar ogen open te doen, of te sluiten, of zelfs om haar hoofd af te wenden, zodat ze het wezen niet meer zou zien. Ze voelde de bittere koude van de winternacht de kamer in komen en ze begon te rillen. Ik moet het raam dichtdoen, dacht ze en toen ze dat dacht, besefte ze dat ze opstond en naar het wezen liep dat haar was komen halen.

Tess staarde naar het paard, herkende de uitnodiging in het schudden van het lichtgekleurde hoofd. Ze trachtte die uitnodi­ging af te slaan. Ik wil niemand kwaad doen, dacht ze. Ik houd van mijn dochter. Ik houd van mijn man. Jou wil ik niet. Ga weg.

Maar ze kon niet wakker worden of iets zeggen of iets anders doen dan langzaam, als een slaapwandelaar, naar het raam lo­pen, waar de nachtmerrie op de wind galoppeerde zonder van haar plaats te komen.

Ik wil niemand pijn doen. Ik zal het niet doen! Laat me alsje­blieft wakker worden!

Maar haar eigen lichaam droeg haar verder, ondanks haar mentale protesten, naar het raam, de vensterbank op. En ter­wijl ze vocht met de droom, bijna huilend van frustratie, gooi­de ze zich door het geopende raam naar buiten, de koude nacht in, de rug van de merrie op.

Toen hield ze de hals van het wezen wanhopig vast, voelde zich wegglijden op zijn ijskoude rug toen het hoog de lucht in ging. Dit ritje was heel anders dan het vorige. Ze was doodsbang en ze wist dat het gevaar groot was dat ze dadelijk zou vallen, als ze al niet van zijn rug afgeworpen zou worden. De spieren in haar dijbenen deden zeer en de koude had haar vingers ver­doofd. Ze dacht niet dat ze zich nog veel langer zou kunnen blijven vasthouden, vooral niet wanneer de merrie bleef sprin­gen en draaien en als een gek omhoog bleef klimmen. Tess deed haar ogen dicht en trachtte zich te ontspannen, haar instinct het te laten overnemen. Ze drukte haar wang tegen de manen van de merrie en snoof de geur van bloed op. Ze deed, wal­gend, haar uiterste best rechtop te gaan zitten, ondanks de druk van de wind. Onder haar handen en armen voelde ze spie­ren bewegen en de merrie draaide haar lange hoofd om, om haar met een woest rollend oog aan te kijken. Tess voelde dat ze onstuitbaar van de rug af aan het glijden was. Ze zou vallen als de merrie geen vaart minderde. Ze deed haar uiterste best de draaiende hals van het wezen vast te hou­den en omdat ze nog altijd niet kon praten, zond ze de merrie een laatste, om genade smekende blik toe. Net voordat de mer­rie haar afwierp, kruisten hun blikken elkaar en begreep Tess alles. In de ogen van de nachtmerrie zag ze de koude, blauwe blik van haar dochter: oordelend, egoïstisch, meedogenloos.