tien

1

Ze werd wakker in een sneeuwstorm, of in ieder geval was dat haar eerste indruk. Boven haar een perfecte witheid, sneeuw op sneeuw. Ze was toegedekt met sneeuw, had sneeuw als hoofd­kussen. Ze werd er misselijk van. Het leek haar keel en ogen te vullen.

Ze hief haar handen op naar haar ogen; ze roken naar een on­bekende, scherpe zeep. Nu kon ze alles beter zien: de muren, de kraakheldere lakens, de medicijnen naast het bed. Een zie­kenhuis.

Ze riep om hulp. Uren of minuten later kwam die in de gedaan­te van een verpleegster, die eenvoudigweg zei: 'U bent wakker' en toen haar superieuren ging halen.

Toen die kwamen, vertelden ze niets. In de tijd tussen het ver­dwijnen van de verpleegster en haar terugkeer met de artsen had ze besloten dat ze nog niet zover was dat ze dit verhaal kon vertellen. Morgen (misschien) zou ze de woorden vinden om hen ervan te overtuigen dat ze alles wat ze vertelde, echt had gezien. Maar vandaag? Als ze trachtte het uit te leggen, zouden ze een hand op haar voorhoofd drukken en zeggen dat ze moest ophouden met die onzin en haar ervan proberen te overtuigen dat ze aan het hallucineren was. Als ze volhield, zouden ze haar waarschijnlijk een kalmeringsmiddel toedienen, wat het alle­maal alleen maar erger zou maken. Ze had tijd nodig om na te denken.

Dat alles had ze bedacht voordat ze arriveerden, en toen ze haar vroegen wat er was gebeurd, had ze haar leugens paraat. Het was allemaal zo wazig, zei ze. Ze kon zich nauwelijks haar eigen naam herinneren. Dat zou wel weer veranderen, stelden ze haar gerust, en ze antwoordde braaf dat zij dat ook wel dacht. U moet nu slapen, zeiden ze. Ze zei dat ze dat graag zou doen en geeuwde. Toen gingen ze weg. 'O ja...' zei een van hen, op de drempel. 'Ik was vergeten...' Hij haalde Franks kistje uit zijn zak.

'Toen u werd gevonden, hield u dit stevig vast,' zei hij. 'Het kostte ons verduiveld veel moeite het uit uw hand te halen. Be­tekent het iets voor u?' Ze zei van niet.

'De politie heeft ernaar gekeken. Er zat bloed op, weet u. Mis­schien het uwe. Misschien niet.'

Hij liep op het bed af. 'Wilt u het hebben?' vroeg hij en voegde eraan toe: 'Het is schoongemaakt.' 'Graag,' antwoordde ze.

'Misschien dat u uw geheugen er weer door terugkrijgt,' zei hij en legde het op het nachtkastje.