3
Toen het trio weg was om de vierde en vijfde lading van die dag te halen, werd Julia boos. Het was een ramp, zei ze; alles was in de verkeerde volgorde in de dozen gestopt. Ze moest volstrekt waardeloze voorwerpen uitpakken om bij de dingen te kunnen komen die ze echt nodig had.
Kirsty zweeg, bleef in de keuken en waste de vuile koppen af. Julia vloekte luider, liet de chaos achter en liep naar buiten om op de stoep een sigaretje te roken. Ze leunde tegen de openstaande deur aan en ademde de van pollen vergeven lucht in. Hoewel het pas de eenentwintigste augustus was, rook de lucht naar de aanstaande herfst.
Pas toen ze een kerkklok hoorde luiden, besefte ze hoe snel de dag voorbij was gegaan. Het geluid had iets geruststellends. Het deed haar denken aan haar jeugd, hoewel niet, voor zover ze wist, aan een speciale dag of plaats. Gewoon aan de tijd dat ze jong was geweest, aan mysteries.
Het was vier jaar geleden dat ze voor het laatst een kerk had betreden, op de dag van haar huwelijk met Rory. De gedachte aan die dag, of liever gezegd aan de toen gedane belofte die niet was waargemaakt, bedierf het moment. Ze draaide zich om en liep naar binnen, het geluid van de kerkklokken achterlatend. Nadat ze de zon op haar opgeheven gezicht had gevoeld, leek het huis somber. Opeens was ze zo moe dat ze de tranen in haar ogen voelde branden.
Ze zouden het bed in elkaar moeten zetten voordat ze vanavond konden gaan slapen, en ze moesten nog besluiten welke kamer ze als slaapkamer zouden gaan gebruiken. Dat moest ze nu maar doen, besloot ze, want dan zou ze de voorkamer en Kirsty verder kunnen vermijden.
De klok luidde nog altijd toen ze de deur van de voorkamer op de eerste verdieping openmaakte. Het was de grootste van de kamers boven, en dus een voor de hand liggende keuze, maar de zon was er die dag niet binnen gekomen (noch enige andere dag van die zomer) omdat de luiken dicht waren. Daardoor was het er kouder dan waar dan ook in het huis en rook het er muf. Ze liep over de gevlekte plankenvloer naar het raam, van plan het luik te openen.
Bij de vensterbank was iets eigenaardigs. Het luik was stevig aan de raamsponningen vastgespijkerd, waardoor er absoluut geen leven vanuit de zonovergoten straat naar binnen kon komen. Ze probeerde het luik los te trekken, maar dat lukte niet. Degene die dit had gedaan, was heel grondig te werk gegaan. Dat deed er niet toe. Als Rory terug was, moest hij met een klauwhamer die spijkers maar verwijderen. Ze draaide zich om en was zich opeens heel sterk bewust van het feit dat de kerkklok de gelovigen nog altijd opriep. Kwamen ze vanavond niet? Was de belofte van het paradijs als lokaas niet voldoende? De gedachte bleef slechts even. Maar de klok bleef luiden, werd door de muren van de kamer weerkaatst. Haar armen en benen, die al pijn deden van vermoeidheid, leken met iedere galm nog pijnlijker te worden. Haar hoofd klopte ondraaglijk. De kamer was afschuwelijk, besloot ze. Het rook er muf en de muren voelden klam aan. Ze zou het niet toestaan dat deze kamer als slaapkamer in gebruik werd genomen. Hij mocht wegrotten, wat Rory er ook over te melden had. Ze liep naar de deur, maar toen ze daar nog een meter vandaan was, leken de hoeken van de kamer te gaan kraken en viel de deur met een harde klap dicht. Ze raakte gespannen en het kostte haar erg veel moeite niet in snikken uit te barsten. 'Loop naar de hel,' zei ze en pakte de deurkruk. Die liet zich makkelijk omdraaien (en waarom ook niet? maar toch was ze opgelucht) en de deur ging open. Uit de gang beneden kwamen warmte en lichtgeel licht.
Ze deed de deur achter zich dicht en draaide met een eigenaardig voldaan gevoel, waarvan ze de oorsprong niet kon of wilde achterhalen, de sleutel in het slot om. Toen ze dat deed, hield de klok op met luiden.
'Maar het is de grootste kamer...'
'Rory, ik vind hem niet prettig. Hij is vochtig. We kunnen de achterkamer gebruiken.'
'Als we dat ellendige bed tenminste de deur door krijgen.' 'Natuurlijk kunnen we dat. Je weet dat we dat kunnen.' 'Lijkt me zonde van zo'n goede kamer,' protesteerde hij, heel goed wetend dat dit een fait accompli was. 'Moeders weten het altijd het beste,' zei ze en glimlachte hem toe met een glans in haar ogen die niets moederlijks had.