2
Na hard werken begon het huis aan Ludovico Street er gastvrijer uit te zien. Er kwamen zelfs buren op bezoek die, na het echtpaar te hebben gewogen, ronduit zeiden dat ze het heerlijk vonden dat nummer vijfenvijftig weer bewoond was. Slechts een van hen maakte even melding van Frank, de eigenaardige man die de vorige zomer een paar weken in het huis had gewoond. Er ontstond heel even een pijnlijke situatie toen Rory openbaarde dat die man zijn broer was, maar Julia had de plooien al weer snel gladgestreken, want haar vermogen om mensen te charmeren kende geen grenzen. Rory had Frank tijdens de jaren dat hij met Julia was getrouwd, slechts zelden genoemd, hoewel hij en zijn broer maar achttien maanden verschilden en als kinderen onafscheidelijk waren geweest. Dat was Julia te weten gekomen toen hij een keer dronken was geweest en herinneringen had opgehaald - een maand of twee voor hun huwelijk. Het was een melancholiek verhaal geweest. Na hun puberteit hadden de wegen van de broers zich aanzienlijk gescheiden en dat vond Rory jammer. Erger vond hij nog wel het feit dat Franks wilde manier van leven hun ouders zoveel verdriet had gedaan. Het leek alsof Frank alleen maar verdriet mee naar huis kon nemen als hij af en toe eens terugkwam uit een hoekje van de aarde waar hij een nutteloos leven had geleid. Zijn verhalen, over daden die op z'n minst aan het criminele grensden, zijn opmerkingen over hoeren en kruimeldiefstal, hadden hun ouders hevig aan het schrikken gemaakt. Maar er waren nog ergere dingen gebeurd, in ieder geval had Rory dat gezegd. In zijn wildere buien had Frank over een leven in een delirium gesproken, over een verlangen naar ervaringen die niets met een moraal van doen hadden.
Was Julia zo nieuwsgierig geworden door de toon waarop Rory dat alles had verteld, met een mengeling van walging en afgunst? In ieder geval was ze al snel bevangen geraakt door een niet te remmen nieuwsgierigheid naar die krankzinnige kerel. Toen was het zwarte schaap nauwelijks veertien dagen voor het huwelijk opeens in levenden lijve verschenen. Het was hem de laatste tijd goed gegaan. Hij had gouden ringen aan zijn vingers en zijn huid stond strak en was bruin. Zo te zien wees vrijwel niets op het monster dat Rory had beschreven. Broeder Frank was glad, als een gepolijste steen. Binnen een paar uur was ze al voor zijn charme bezweken.
Daarna volgde een merkwaardige tijd. Toen de huwelijksdag naderde, merkte ze dat ze steeds minder aan haar aanstaande echtgenoot dacht en steeds meer aan zijn broer. Ze verschilden niet in alle opzichten van elkaar; een bepaalde intonatie in hun stem en hun makkelijke manier van doen wezen erop dat ze broers waren. Maar Frank had iets wat Rory nooit had: een schitterende wanhoop.
Misschien was hetgeen daarna was gebeurd, onvermijdelijk geweest. Ook als ze zich keihard tegen haar instincten zou hebben verzet, zou de bevestiging van hun gevoelens voor elkaar alleen maar zijn uitgesteld. In ieder geval was dat het excuus dat ze later voor zichzelf aanvoerde. Maar toen er een einde was gekomen aan de zelfverwijten, bleef ze de herinnering aan hun eerste - en laatste - samenzijn als een schat bewaren. Kirsty was er geweest, nietwaar, om iets voor het huwelijk te regelen, toen Frank thuiskwam. Maar door die telepathie die gepaard gaat met verlangen (en er ook weer mee verdwijnt) had Julia geweten dat dit de dag zou worden. Ze had het maken van een lijst of iets dergelijks verder aan Kirsty overgelaten en Frank mee naar boven genomen, onder het voorwendsel dat ze hem haar trouwjurk wilde laten zien. Zo herinnerde ze het zich dat hij had gevraagd de jurk te mogen zien - en ze had de sluier aangedaan en toen had hij bij haar schouders gestaan en die sluier opgetild en had ze gelachen en gelachen en gelachen, alsof ze wilde kijken hoe vastberaden hij was. Hij had zich door haar vreugde echter niet laten afkoelen en had ook geen tijd verspild met aardige verleidingsmanoeuvres. Het gladde uiterlijk had vrijwel meteen moeten wijken voor een ruwere benadering. Hun eenwording had, los van het feit dat zij zich daar niet tegen had verzet, alle agressie en vreugdeloosheid gekend die kenmerkend zijn voor een verkrachting. De herinnering eraan had het gebeurde natuurlijk verzoet en in de vier jaar (en vijf maanden) na die middag had ze alles nog vele malen de revue laten passeren. Nu waren de blauwe plekken trofeeën van hun hartstocht geworden, haar tranen een absoluut bewijs van haar gevoelens voor hem. De dag daarna was hij verdwenen, vertrokken naar Bangkok of het Paaseiland, ergens waar hij geen schulden had. Ze kon er niets aan doen dat ze om zijn vertrek rouwde. En dat rouwen was niet onopgemerkt gebleven. Hoewel er nooit expliciet over was gesproken, had ze zich vaak afgevraagd of het misgaan van haar relatie met Rory toen niet was begonnen. Omdat ze aan Frank dacht als ze met zijn broer aan het vrijen was. En nu? Ondanks de verhuizing en de kans op een nieuw begin, samen, leek het alsof de gebeurtenissen erop waren gericht haar Frank weer in herinnering te brengen.
Dat kwam niet alleen door het geroddel van de buren. Op een dag, toen ze alleen in het huis was en enige persoonlijke eigendommen uitpakte, kwam ze fotoalbums van Rory tegen. Vele waren van betrekkelijk recente datum. Foto's van hen samen in Athene en op Malta. Maar er waren ook foto's bij die ze, voor zover ze zich dat kon herinneren, nog nooit eerder had gezien (had Rory die voor haar achtergehouden?): familiekiekjes van tientallen jaren geleden. Een foto van zijn ouders op hun trouwdag, het zwart-wit door de loop der jaren verkleurd tot grijs. Foto's van doopplechtigheden, waarop trotse peetouders baby's in hun armen hielden die bijna stikten in het familiekant.
Toen foto's van de broers samen, als peuters, met grote ogen; als zuur kijkende schoolgaande kinderen. Toen ze pubers werden en puistjes kregen, werden er kennelijk minder foto's genomen. Tot de kikvorsen na hun puberteit als prinsen te voorschijn kwamen.
Toen ze mooie kleurenfoto's van Frank zag, die voor de camera stond te clownen, merkte ze dat ze begon te blozen. Hij was, voorspelbaar, als jongeman een exhibitionist geweest die altijd naar de laatste mode gekleed ging. Rory zag er daarbij vergeleken maar saai uit. Ze had de indruk dat die foto's schetsen waren van het leven dat de twee broers verder zouden gaan leiden. Frank een glimlachende, verleidelijke kameleon, Rory de gedegen burger.
Uiteindelijk had ze de foto's weer opgeborgen en merkte toen ze ging staan dat er naast de blossen op haar wangen ook tranen waren gekomen. Niet van spijt. Daar had ze niets aan. Wel van woede. Op de een of andere manier had ze tussen twee ademstoten in zichzelf verloren.
Ze wist ook, volkomen zeker, wanneer dat proces was ingezet.
Toen ze op een bed van trouwkant lag en Frank haar hals met kussen overdekte.