3
Julia sliep niet lekker. Die nacht niet, noch de nachten die erop volgden.
Wat ze in de vochtige kamer had gezien, wat ze had gehoord en uiteindelijk had gevoeld, was voldoende om haar nooit meer in staat te stellen ook maar even te doezelen, of in ieder geval begon ze dat te geloven.
Hij was hier. Broer Frank was hier, in het huis — en hij was er aldoor al geweest. Afgesloten van de wereld waarin zij leefde en ademhaalde, maar dichtbij genoeg om breekbaar, deerniswekkend contact te maken. Ze had geen enkel idee van de redenen daarvan; de menselijke puinhoop in de muur had de kracht noch de tijd gehad iets over zijn conditie te melden. Voordat de muur zich weer had gesloten en het menselijk wrak weer aan haar oog was onttrokken door bakstenen en pleisterwerk, had het alleen 'Julia' kunnen zeggen. Toen eenvoudigweg 'Frank' en als laatste het woord 'bloed'. Toen was het helemaal verdwenen en hadden haar benen haar niet meer kunnen dragen. Ze was half vallend, half wankelend achteruit gelopen, naar de tegenoverliggende muur. Toen ze zichzelf weer een beetje onder controle had gekregen, was er geen mysterieus licht meer, was het menselijke wrak verdwenen. De werkelijkheid was weer volledig teruggekeerd. Wellicht niet helemaal volledig. Frank was er nog, in die vochtige kamer. Daar twijfelde ze niet aan. Ze kon hem niet meer zien, maar ook niet uit haar gedachten zetten. Hij zat gevangen, ergens tussen de wereld die zij bewoonde en een andere ruimte, waar klokken luidden en een onrustige duisternis regeerde. Was hij overleden? Was dat het geval? Was hij de vorige zomer omgekomen in de lege kamer en wachtte hij nu op de bevrijding? Zo ja, wat was er dan met zijn stoffelijke resten gebeurd? Alleen een volgend gesprek met Frank, of wat er dan nog van hem over was, zou die vraag kunnen beantwoorden. Het was haar vrijwel volkomen duidelijk op welke manier ze die verloren ziel kracht zou kunnen geven. De oplossing daarvoor had hij zelf aangedragen.
Bloed, had hij gezegd. Dat was niet op een beschuldigende toon gezegd, wel op een gebiedende.
Rory had gebloed op de grond van de vochtige kamer en dat bloed was later verdwenen. Op de een of andere manier had Franks geest - als het Franks geest was - zich gevoed met het bloed van zijn broer en daardoor voldoende voedsel binnengekregen om vanuit zijn cel een aarzelend contact te leggen. Wat zou er meer bereikt kunnen worden als hij een grotere voorraad bloed tot zijn beschikking kreeg?
Ze dacht aan Franks omhelzingen, zijn ruwheid, zijn hardheid, de vasthoudendheid waarmee hij haar had gepakt. Wat zou ze er niet voor over hebben om dat nog eens te ervaren? Misschien was dat mogelijk. En als dat zo was - als ze hem de substantie kon geven die hij nodig had - zou hij dan niet dankbaar zijn? Zou hij haar dan niet verwennen, dociel of bruut, net zoals zij dat wilde? Door die gedachte kon ze niet slapen. Gezond verstand en verdriet verdwenen. Ze was al die tijd al verliefd op hem geweest, besefte ze, had aldoor om hem gerouwd. Als er bloed nodig was om hem weer bij haar terug te brengen, zou ze bloed leveren en geen seconde nadenken over de mogelijke gevolgen daarvan.
Tijdens de eerste dagen daarna hervond ze haar glimlach. Rory zag dat als een teken dat ze gelukkig was in het nieuwe huis. Haar goede humeur was besmettelijk en met hernieuwde verve ging hij verder met het opknappen van hun nieuwe woning. Spoedig, zei hij, zouden ze aan de eerste verdieping beginnen. Ze zouden achterhalen waarom het in die grote kamer zo vochtig was, en er een slaapkamer van maken die geschikt was voor een prinses. Toen hij dat zei, gaf ze hem een kusje op zijn wang en zei dat ze geen haast had en dat de kamer die ze nu gebruikten, prima was. Het praten over de slaapkamer had tot gevolg dat hij haar hals kuste en haar dicht tegen zich aan trok en kinderachtige obsceniteiten in haar oor fluisterde. Ze weigerde hem niet, maar ging gedwee naar boven en liet zich door hem uitkleden, omdat hij dat altijd prettig vond, de knoopjes losmakend met vingers die onder de verf zaten. Ze deed net alsof ze daardoor opgewonden raakte, hoewel dat absoluut niet waar was.
Toen ze op het grote bed lag, met zijn zware gestalte tussen haar benen, kon ze alleen een beetje genieten door haar ogen dicht te doen en zich Frank voor te stellen, zoals hij was geweest.
Meer dan eens zweefde zijn naam op haar lippen, iedere keer duwde ze hem terug. Toen deed ze haar ogen open om zichzelf de vervelende werkelijkheid in herinnering te brengen. Rory overdekte haar gezicht met kussen en haar wangen tintelden er hoogst onaangenaam door.
Ze zou dit niet al te vaak kunnen verdragen, besefte ze. Het kostte haar te veel moeite om de meegaande echtgenote te spelen; haar hart zou er nog door openbarsten. Dat had tot gevolg dat ze begon na te denken over het verkrijgen van bloed terwijl ze daar onder hem lag en de september- adem die door het geopende raam naar binnen kwam, langs haar gezicht streek.