2

De man met de witte das had niet afgewacht. Vrijwel meteen nadat hij Julia had gezien, kwam hij op haar af. Op dat mo­ment al kwam ze tot de conclusie dat hij niet geschikt was. Te groot, te veel zelfvertrouwen. Na de manier waarop de eerste had teruggevochten, had ze besloten haar keuze heel zorgvul­dig te maken. Dus toen Witte Das vroeg wat ze wilde drinken, zei ze dat hij haar met rust moest laten. Hij was er kennelijk aan gewend te worden afgewezen en trok zich terug naar de bar. Zij besteedde weer aandacht aan haar drankje.

Het regende erg vandaag - het regende nu al tweeënzeventig uur lang om de haverklap - en er waren minder klanten dan de week daarvoor. Een paar verzopen katten kwamen snel naar binnen, maar niemand keek haar langer dan even aan. En het werd steeds later. Het was al na tweeën. Ze wilde het risico niet lopen nog eens door Rory's terugkeer te worden verrast. Ze dronk haar glas leeg en besloot dat dit voor Frank geen geluks­dag was. Dus liep ze naar buiten, de stromende regen in, zette haar paraplu op en liep naar haar auto. Toen hoorde ze voet­stappen achter haar en even later liep Witte Das naast haar. 'Mijn hotel is hier vlak bij.'

'O...' zei ze en bleef doorlopen. Maar hij liet zich niet zo ge­makkelijk afschudden. 'Ik ben hier slechts twee dagen,' zei hij. Breng me niet in de verleiding, dacht ze.

'Ik zoek alleen wat gezelschap, want ik heb nog met niemand

gepraat,' ging hij verder.

'Werkelijk?'

Hij pakte haar pols vast, zo stevig dat ze het bijna uitschreeuw­de. Toen wist ze dat ze hem zou moeten doden. Hij leek het verlangen in haar ogen te zien. 'Mijn hotel?' zei hij.

'Ik houd niet zo van hotels. Die zijn zo onpersoonlijk.' 'Heb je een beter idee?' vroeg hij. Dat had ze natuurlijk.

Hij hing zijn druipende regenjas aan de kapstok in de hal en ze bood hem iets te drinken aan, wat hij accepteerde. Hij heette Patrick en hij kwam uit Newcastle.

'Ik ben hier voor zaken, maar lijk niet veel voor elkaar te kun­nen krijgen.' 'Waarom niet?'

Hij haalde zijn schouders op. 'Ik ben waarschijnlijk een slechte vertegenwoordiger. Zo simpel is dat.' 'Wat verkoop je?' vroeg ze hem.

'Wat kan jou dat schelen?' informeerde hij bliksemsnel. Ze grinnikte. Ze zou hem heel snel mee naar boven moeten ne­men, voordat ze van zijn gezelschap begon te genieten. 'Zullen we dergelijke gesprekjes maar laten voor wat ze zijn?' vroeg ze, omdat ze zo snel geen snediger opmerking kon beden­ken. Hij dronk zijn glas in één teug leeg en liep achter haar aan. Ditmaal had ze de deur niet op een kiertje laten staan. Hij zat op slot, hetgeen hem duidelijk intrigeerde. 'Na jou,' zei hij toen de deur openzwaaide. Ze ging als eerste naar binnen. Hij kwam achter haar aan. Dit­maal, had ze besloten, zou er niet worden gestript. Als enige voeding door zijn kleren werd opgeslokt, moest dat maar. Ze zou hem de kans niet geven om te beseffen dat ze niet alleen waren in de kamer.

'Gaan we op de grond neuken?' vroeg hij nonchalant. 'Bezwaren?'

'Niet als jij die niet hebt,' zei hij en drukte zijn mond op de ha­re, waarbij hij met zijn tong langs haar tanden streek. Het ging met een zekere hartstocht van zijn kant gepaard, mijmerde ze. Ze kon hem al duidelijk tegen haar onderlijf aan voelen. Maar

hier moest werk worden verzet. Ze moest bloed laten vloeien om een mond te eten te geven.

Ze trachtte zich uit zijn armen los te maken. Het mes zat in het jasje aan de deur. Zolang dat buiten haar bereik was, kon ze weinig doen om zich tegen hem te verzetten. 'Wat is het probleem?' vroeg hij.

'Geen probleem...' mompelde ze. 'Maar haast hebben we ook

niet. We hebben alle tijd van de wereld.' Ze raakte even de

voorkant van zijn broek aan om hem gerust te stellen. Hij deed

zijn ogen dicht, als een hond die een aai krijgt.

'Je bent een vreemde tante,' zei hij.

'Niet kijken,' zei ze tegen hem.

'Hè?'

'Houd je ogen dicht.'

Hij fronste zijn wenkbrauwen, maar gehoorzaamde. Ze deed een stap naar achteren, naar de deur, draaide zich half om, om in de zak te zoeken, keek om en zag dat hij zijn ogen nog steeds gesloten hield.

Hij was tevens zijn gulp aan het openritsen. Toen haar hand

het mes pakte, gromden de schaduwen.

Hij hoorde het geluid en zijn ogen vlogen open.

'Wat was dat?' vroeg hij, terwijl hij zich snel omdraaide en het

donker in keek.

'Niets,' zei ze, terwijl ze het mes uit zijn schuilplaats trok. Hij

liep van haar vandaan, de kamer door.

'Er is iemand...'

'Niet doen!'

'.. .hier.'

Dat laatste woord kwam aarzelend over zijn lippen toen hij in een hoek bij het raam een beweging zag. 'Wat in godsnaam is...' begon hij. Toen hij het donker in wees, sneed ze zijn nek open, efficiënt als een slager. Er kwam meteen bloed te voorschijn, een dikke straal die de muur met een klap raakte. Ze hoorde Franks genot en toen het kreunen van de stervende man. Hij drukte zijn hand tegen zijn nek om de stroom tegen te houden, maar ze dook opnieuw op hem af en sneed in zijn smekende hand, in zijn gezicht. Hij wankelde, hij snikte. Uiteindelijk viel hij kronkelend op de grond. Ze deed een stap opzij om de maaiende benen te ontwijken. In de hoek van de kamer zag ze Frank heen en weer wiegen.

'Lieve vrouw..' zei hij.

Was het verbeelding of klonk zijn stem al sterker, meer zoals de stem die ze deze nutteloze jaren duizendmaal in gedachten had gehoord?

De deurbel ging. Ze bleef stokstijf staan. 'O jezus,' zei haar mond.

'Hindert niet...' antwoordde de schaduw. 'Hij is al bijna dood.'

Ze keek naar de man in de witte das en zag dat Frank gelijk had. Het gekronkel was bijna opgehouden. 'Hij is groot,' zei Frank. 'En gezond.'

Hij kwam haar gezichtsveld in, omdat hij te zeer naar voedsel verlangde om zich er iets van aan te trekken dat ze hem zou kunnen zien. Nu zag ze hem voor het eerst duidelijk. Hij was een travestie, niet alleen van de mens, maar ook van het leven. Ze keek een andere kant op. De bel rinkelde weer, langer ditmaal. 'Ga opendoen,' zei Frank. Ze gaf geen antwoord.

'Schiet op,' zei hij en draaide zijn vieze kop haar kant op, de ogen helder en fonkelend in de omringende rotting. De bel rinkelde een derde keer.

'Die is vasthoudend,' zei hij, het met overredingskracht probe­rend nu eisen had gefaald. 'Ik vind werkelijk dat je even open moet gaan doen.'

Ze liep achteruit van hem vandaan en hij besteedde weer aan­dacht aan het lichaam op de grond. Weer de bel.

Het was wellicht beter om maar open te doen (ze was de kamer al uit en trachtte niet te luisteren naar de geluiden die Frank maakte), beter om de deur naar het daglicht open te maken. Het zou wel een verzekeringsagent zijn, of een Jehova-getuige, met nieuws over de redding van de mens. Ja, ze zou het niet erg vinden dat te horen. De bel rinkelde weer. 'Ik kom,' riep ze en liep nu snel, bang dat de man zou weggaan. Toen ze de voordeur openmaakte, stond haar gezicht vriendelijk en ver­welkomend. Dat veranderde meteen. 'Kirsty.'

'Ik wilde het net opgeven.' 'Ik... ik sliep.'

'O'

Kirsty keek naar de geestesverschijning die de deur voor haar had geopend. Naar aanleiding van Rory's verhaal had ze ie­mand verwacht die er doodop uitzag. Wat ze zag, was precies het omgekeerde. Op Julia's wangen zaten blossen en op haar voorhoofd plakten door het zweet donker geworden plukken haar. Ze zag er niet uit als een vrouw die net wakker was ge­worden. Wellicht kwam ze net uit bed, maar geslapen had ze beslist niet.

'Ik wilde gewoon... even een praatje maken,' zei Kirsty. Julia haalde half haar schouders op. 'Dat komt me niet zo goed uit,' zei ze. 'O.'

'Kunnen we later deze week een afspraak maken?' Kirsty keek naar de kapstok in de hal, waaraan een nog vochti­ge regenjas van een man hing. 'Is Rory thuis?' waagde ze het te vragen. 'Nee,' zei Julia. 'Natuurlijk niet. Hij is naar zijn werk.' Haar gezichtsuitdrukking verhardde zich. 'Is dat de reden waarom je hierheen bent gekomen? Om Rory te zien?' 'Nee, ik...'

'Je weet dat je mij daarvoor niet om toestemming hoeft te vra­gen. Hij is een volwassen vent en jullie kunnen doen waar jullie zin in hebben.'

Kristy trachtte niet eens daarover in discussie te gaan. Deze draai van 180 graden verbaasde haar volkomen. 'Ga naar huis,' zei Julia. 'Ik wil niet met je praten.' Ze smeet de deur dicht.

Kirsty bleef een halve minuut op de stoep staan trillen. Ze meende vrijwel zeker te weten wat er gaande was. De druipende regenjas, Julia's opwinding, de blossen op haar wangen, haar plotselinge woede. Ze had een minnaar in huis. Die arme Rory had alle tekenen volkomen verkeerd geïnterpreteerd. Ze liep het pad naar de straat over en allerlei gedachten vochten om aandacht. Eén werd steeds duidelijker: hoe moest ze het Rory vertellen? Ze twijfelde er niet aan dat zijn hart erdoor zou worden gebroken. En zij zou er ook door worden besmet, niet­waar, omdat zij hem dit verhaal moest vertellen. Ze voelde de tranen in haar ogen branden.

Die kwamen echter niet, want toen ze vanaf het pad het trottoir

opstapte, kreeg een ander, dwingender gevoel de overhand. Ze werd in de gaten gehouden. Ze kon de blik op haar achter­hoofd gericht voelen. Julia? Om de een of andere reden dacht ze van niet. De minnaar dan? Ja, de minnaar! Ze gaf toe aan de vrijwel onweerstaanbare neiging om te kij­ken.

In de vochtige kamer staarde Frank door het gaatje dat hij in het luik had gemaakt. De bezoekster, wier gezicht hij vaag her­kende, staarde naar het huis, zelfs naar dit raam. Hij staarde terug, zeker wetend dat zij hem toch niet kon zien. Hij had beslist wellustiger vrouwen gezien, maar om de een of andere reden voelde hij zich aangetrokken door haar gebrek aan gla­mour. Die vrouwen waren, zo wist hij uit ervaring, vaak amu­santer gezelschap dan schoonheden als Julia. Ze konden er door gevlei of dwang toe worden overgehaald dingen te doen die de schoonheden nooit zouden doen, en dan nog dankbaar zijn voor de gegeven aandacht ook. Misschien zou ze terugko­men, deze vrouw. Dat hoopte hij.

Kirsty bekeek de voorgevel van het huis aandachtig, maar daar was niets bijzonders aan te zien. Achter de ramen was niets te zien, of er hingen gordijnen voor. Toch bleef ze het gevoel hou­den dat ze werd gadegeslagen. Dat gevoel was zelfs zo sterk dat ze zich verlegen omdraaide.

Terwijl ze Ludovico Street afliep, begon het weer te regenen en daar was ze heel blij om. Haar warme wangen koelden erdoor af en de tranen, die ze niet langer kon binnenhouden, werden erdoor gecamoufleerd.