Het leger bleef dagenlang in het kamp onder aan de helling, terwijl zijn sjeik afgezonderd in zijn tent lag.
Onder Bashirs leiding haalden ze de gewonden op en bouwden rieten hutten voor hen onder de schaduwbomen. Ben Abram verzorgde hen. Ze begroeven hun doden, maar lieten degenen die al onder de rode steen van de lawine begraven lagen, ongemoeid. Ze repareerden de verbrijzelde uitrustingsstukken en slepen hun wapens. Daarna wachtten ze op verdere orders, maar die kwamen niet. Bashir al-Sind beende boos door het kamp en ging tekeer tegen iedere man die zijn pad kruiste. De mannen deelden zijn frustratie. Ze brandden van verlangen om hun kameraden die in de pas waren omgekomen, te wreken, maar zonder orders van al-Salil konden ze niet in actie komen.
Er begonnen zich nare geruchten door het kamp te verspreiden. Bashir zou in opstand komen en het bevel van de zieke sjeik overnemen. De sjeik zou dood of hersteld zijn; hij zou er midden in de nacht stiekem vandoor gegaan zijn en hen aan hun lot hebben overgelaten.
Toen deed een ander, vreemder gerucht de ronde door hun gelederen. Een tweede groot expeditieleger onder bevel van een prins van het Koninklijk Huis zou vanaf de kust op weg naar hen toe zijn. Met deze gecombineerde strijdmacht zouden ze eindelijk de ongelovigen mogen volgen. Dit gerucht was nog maar een paar uur oud toen ze in de verte het geroffel op strijdtrommels hoorden dat in het begin zo zacht was dat het hun eigen hartslag leek te zijn. De Arabische soldaten verdrongen elkaar op de heuvel om over de vlakte uit te kijken en huiverden toen ze een ramshoorn hoorden schallen. Ze zagen een schitterende legerschare met hoge officieren aan het hoofd ervan naderen.
Ze verzamelden zich vol ontzag toen deze vreemden het kamp binnenreden. De officier die de krijgsbenden leidde, droeg een borstkuras in de Turkse stijl, een potvormige helm met een punt erop en een ringkraag. Deze schitterende verschijning richtte zich vanaf de rug van zijn paard met galmende stem tot hen.
'Ik ben prins ibn al-Malik Aboebaker. Mannen van Oman, trouwe en dappere soldaten, ik breng u treurig nieuws. Abd Moehammad al-Malik, mijn vader en uw kalief, is in zijn paleis in Muscat overleden, in de kracht van zijn leven neergeslagen door het zwaard van de zwarte engel.'
Een gekreun steeg op uit de gelederen, want de meesten van hen hadden bij Muscat gevochten om al-Malik op de Olifantstroon te zetten en ze hadden van hun kalief gehouden. Ze wierpen zich op hun knieën en riepen: 'Moge God zijn ziel genadig zijn.'
Aboebaker liet hen uiting geven aan hun verdriet en hief toen zijn gehandschoende hand om hen tot stilte te manen. 'Soldaten van de kalief, ik breng u de groeten van uw nieuwe heerser, Zayn al-Din, de geliefde oudste zoon van al-Malik die nu de kalief is. Hij heeft me gelast u te vragen hem trouw te zweren.'
Ze knielden in rijen met Bashir al-Sind aan het hoofd en zwoeren de eed van trouw, waarbij ze God tot getuige aanriepen. Tegen de tijd dat de plechtigheid voorbij was, ging de zon al onder. Toen liet Aboebaker hen inrukken en riep Bashir bij zich.
'Waar is die laffe verrader al-Salil?' vroeg hij. 'Namens de kalief heb ik dringende zaken met hem af te handelen.'