Alf en Luke hadden samen een van de andere stieren neergeschoten, maar de derde was ontkomen en ongedeerd met de rest van de kudde het bos ingevlucht. Tom wilde hem volgen, maar Foendi en Aboli lachten hem uit. 'Je zult hem nooit meer zien. Hij blijft veertig kilometer rennen zonder te stoppen en daarna loopt hij nog vijfenzeventig kilometer sneller dan jij kunt rennen.'

Die avond aten ze een vorstelijke maaltijd van het taaie, scherp smakende vlees van de wangen van de olifanten en dronken er modderig, met olifantenurine vermengd water uit de poelen bij alsof het een heerlijke bourgogne was. Ze sliepen als ossen naast het vuur.

In de volgende paar dagen haalden ze de slagtanden uit de twee stieren; ze hakten ze uit de schedel en letten er uiterst zorgvuldig op dat ze het ivoor niet beschadigden. Foendi liet hun zien hoe ze de lange, kegelvormige zenuw uit de achterkant van de tanden moesten halen en de holte met groen gras volstoppen. Daarna bonden ze de vier slagtanden met touwen van boomschors aan vier draagbomen vast. Toen ze aan de lange terugtocht naar de boten begonnen, waren er vier mannen voor nodig om elke tand te dragen.

Toen ze terugkwamen bij de rivier verstopten ze de tanden op de oever en begroeven ze zo diep dat zelfs de hyena's ze niet zouden kunnen opgraven om ze tot splinters te kauwen. Daarna voeren ze in de sloepen stroomopwaarts. Elke dag vonden ze meer verse olifantensporen. Ze volgden ze te voet en doodden de dieren soms al binnen enkele kilometers. Andere keren waren ze gedwongen dagenlang te reizen om de kudden in te halen.

Binnen een maand hadden ze genoeg ivoor verzameld om beide sloepen vol te laden. Alle blanke mannen waren uitgeput. Hun bebaarde gezicht was broodmager en hun lichaam uitgemergeld. Alleen op Aboli en Foendi leken de ontberingen van de jacht geen invloed te hebben. Iedereen was blij toen Tom zei dat hij had besloten naar Fort Providence terug te keren.

Die avond kwamen Aboli en Foendi naar Tom toe, die in de vlammen van het uitgaande kampvuur staarde en aan Sarah dacht. Ze hurkten aan weerskanten van hem en hij keek peinzend naar hun donkere gezichten, voordat hij begon te spreken. 'Dit moet een ernstige zaak zijn,' zei hij. 'Ik kan aan jullie zien dat jullie mijn blijdschap omdat we naar Fort Providence terugkeren, komen vergallen.' Hij zuchtte berustend. 'Goed dan, wat is er?'

'Foendi zegt dat we heel dicht bij het land van zijn volk, de Lozi, zijn.'

'Hoe dichtbij?' vroeg Tom achterdochtig. 'Hij sprak de Lozi-taal inmiddels vrij goed en had geleerd wat Foendi als dichtbij beschouwde.

'Tien dagen reizen,' zei Foendi vol vertrouwen, maar toen Tom hem beschuldigend aankeek, sloeg hij zijn ogen neer. 'Of misschien iets langer,' gaf hij toe.

'Dus Foendi wil naar zijn eigen volk terugkeren?' vroeg Tom.

'En ik ga met hem mee,' zei Aboli zacht.

Tom schrok. Hij stond op, leidde Aboli uit het licht van het kampvuur en richtte zich bijna boos tot hem. 'Wat is dit?' vroeg Tom. 'Wil je me verlaten en teruggaan naar Afrika?'

Aboli glimlachte. 'Het is maar voor een tijdje. Jij en ik zijn de takken en de ranken van dezelfde boom geworden. We kunnen nooit meer gescheiden worden.'

'Waarom vertrek je dan zonder mij?'

'De Lozi zijn jarenlang achtervolgd door de slavenhalers. Als ze een glimp van je blanke gezicht zouden opvangen...' Hij haalde veelbetekenend zijn schouders op. 'Nee, ik ga met Foendi mee. We nemen zoveel handelsgoederen mee als we kunnen dragen. Foendi zegt dat zijn stam een voorraad ivoor heeft van de olifanten die ze in hun valkuilen hebben laten lopen en van de karkassen van de oude dieren die ze dood in het bos hebben gevonden. Foendi kan hun angst wegnemen en doordat we hun de monsters van de handelsgoederen kunnen laten zien, kan ik misschien een handelsroute opzetten om zaken met de Lozi te doen.'

'Hoe vind ik je weer?'

'Ik kom naar Fort Providence toe. Foendi zegt dat ik een kano van de stam kan kopen. Misschien zal mijn kano met kostbaarheden volgeladen zijn als we elkaar weerzien.' Aboli legde vaderlijk zijn arm op Toms schouder. 'Je hebt in de afgelopen dagen laten zien dat je een groot jager bent, maar het is nu tijd dat je gaat rusten. Ga terug naar de vrouw die op je wacht en maak haar gelukkig. Ik kom terug voordat het natte seizoen begint.'

De volgende ochtend tilden Aboli en Foendi de zware bundels kralen, koperdraad en stof op hun hoofd en hielden ze daar gemakkelijk in evenwicht, zodat ze hun handen vrij hadden om hun wapens te dragen. Ze vertrokken in westelijke richting langs de oever. Tom liep een eindje met Aboli mee, bleef toen staan en zag zijn oude kameraad tussen de hoge bomen verdwijnen, voordat hij zich treurig omdraaide en naar de plek liep waar de geladen sloepen langs de oever afgemeerd lagen.

'Afduwen,' beval hij, terwijl hij zijn plaats achter het roer van de voorste boot innam. 'Breng ons terug naar Fort Providence.' Ze juichten hem toe, terwijl ze de riemen streken en met de stroom mee naar het oosten roeiden.

 

Moesson boek 2
titlepage.xhtml
index_split_000.xhtml
index_split_001.xhtml
index_split_002.xhtml
index_split_003.xhtml
index_split_004.xhtml
index_split_005.xhtml
index_split_006.xhtml
index_split_007.xhtml
index_split_008.xhtml
index_split_009.xhtml
index_split_010.xhtml
index_split_011.xhtml
index_split_012.xhtml
index_split_013.xhtml
index_split_014.xhtml
index_split_015.xhtml
index_split_016.xhtml
index_split_017.xhtml
index_split_018.xhtml
index_split_019.xhtml
index_split_020.xhtml
index_split_021.xhtml
index_split_022.xhtml
index_split_023.xhtml
index_split_024.xhtml
index_split_025.xhtml
index_split_026.xhtml
index_split_027.xhtml
index_split_028.xhtml
index_split_029.xhtml
index_split_030.xhtml
index_split_031.xhtml
index_split_032.xhtml
index_split_033.xhtml
index_split_034.xhtml
index_split_035.xhtml
index_split_036.xhtml
index_split_037.xhtml
index_split_038.xhtml
index_split_039.xhtml
index_split_040.xhtml
index_split_041.xhtml
index_split_042.xhtml
index_split_043.xhtml
index_split_044.xhtml
index_split_045.xhtml
index_split_046.xhtml
index_split_047.xhtml
index_split_048.xhtml
index_split_049.xhtml
index_split_050.xhtml
index_split_051.xhtml
index_split_052.xhtml
index_split_053.xhtml
index_split_054.xhtml
index_split_055.xhtml
index_split_056.xhtml
index_split_057.xhtml
index_split_058.xhtml
index_split_059.xhtml
index_split_060.xhtml
index_split_061.xhtml
index_split_062.xhtml
index_split_063.xhtml
index_split_064.xhtml
index_split_065.xhtml
index_split_066.xhtml
index_split_067.xhtml
index_split_068.xhtml
index_split_069.xhtml
index_split_070.xhtml
index_split_071.xhtml
index_split_072.xhtml
index_split_073.xhtml
index_split_074.xhtml
index_split_075.xhtml
index_split_076.xhtml
index_split_077.xhtml
index_split_078.xhtml
index_split_079.xhtml
index_split_080.xhtml
index_split_081.xhtml
index_split_082.xhtml
index_split_083.xhtml
index_split_084.xhtml
index_split_085.xhtml
index_split_086.xhtml
index_split_087.xhtml
index_split_088.xhtml
index_split_089.xhtml
index_split_090.xhtml