Ze lagen een halve mijl stroomopwaarts van Cowes in de Medina afgemeerd. Tom had Ned opdracht gegeven de Franse naam van het schip over te schilderen, maar ze vervingen de oude naam nog niet door de nieuwe. Het schip viel niet op tussen de andere kleine vaartuigen die voor anker lagen. Alle bemanningsleden waren gewaarschuwd dat ze niemand aan de wal mochten vertellen waar het schip vandaan kwam, wat het hier deed en wat zijn uiteindelijke bestemming was.

Dokter Reynolds kwam naar het schip, zodra hij Toms boodschap had ontvangen. Hij sneed de kogel uit, terwijl Tom op een rooster in zijn kleine, nieuwe hut lag. Aboli hield zijn armen en Alf Wilson zijn benen vast. Reynolds vond de zachte loden kogel bij zijn eerste insnijding en wipte hem uit het gezwollen, ontstoken vlees als een pit uit een pruim.

Terwijl Tom op het rooster kronkelde en zweette, tastte Reynolds met een tang de tunnel af die de kogel langs Toms ribbenkast had getrokken. 'Daar zijn ze! De prop en een stuk van je hemd dat de kogel mee naar binnen heeft genomen.' Hij hield de stinkende trofeeën trots omhoog om ze aan Tom te laten zien die zwetend van de pijn en op de houten wig tussen zijn tanden bijtend op het rooster lag.

'Ik denk dat de wond nu snel zal genezen.' Reynolds rook aan de pus en het vocht uit de wond. 'Zoet als een goede cider uit Devon. De verrotting heeft je bloed nog niet sterk aangetast, maar ik zal toch een ganzenveer in de wond achterlaten voor een grondige afvloeiing. Ik kom over drie dagen terug om hem te verwijderen.'

Toen Reynolds de veer verwijderde, beweerde hij dat de operatie een hoogstandje van geneeskunst was geweest. Daarna dronk hij een halve fles van de cider leeg, die Tom hem aanbood. Onder de subtiele invloed ervan stemde hij er zonder te protesteren of tegenwerpingen te maken mee in de baan van scheepsarts die Tom hem opdrong, te accepteren. 'Het afgelopen jaar ben ik bijna gestorven van verveling. Nooit een fatsoenlijke wond van een musketkogel of een zwaardsteek om mijn dagen op te vrolijken. Niets dan lopende neuzen en druipkonten. Ik heb vaak aan die heerlijke dagen aan de Koortskust gedacht,' vertrouwde hij Tom toe.

Er klonk benedendeks een uitbarsting van luid gehamer en een paarminuten later stak de meestertimmerman zijn hoofd door het luik. 'Het werk is helemaal klaar, kapitein. U kunt uitvaren wanneer u wilt.'

Tom had drie lokale timmerlieden gehuurd om te helpen bij het uitrusten van de Swallow. Ze hadden in wisseldiensten de hele dag en bij lamplicht tot laat in de nacht gewerkt. Tom betaalde hun voor het uitstekende werk dat ze hadden gedaan en nam afscheid van hen.

Intussen had hij Ned Tyler en Alf Wilson met de veerboot over de Solent gestuurd om de mannen die ze al voor de reis gecontracteerd hadden, op te halen. Ze woonden verspreid in de havensteden en vissersdorpen tussen Plymouth en Portsmouth en wachtten tot Tom hen zou laten halen.

Tom en meester Walsh gingen tot Southampton met hen mee. Ze bezochten de scheepshandelaren en de kooplieden om de voorraden en de handelsgoederen die ze nodig hadden, in te slaan. Op de laatste reis met zijn vader had Tom geleerd naar welke goederen bij de zwarte, Afrikaanse stammen de meeste vraag was.

Hij kocht bijna twee ton Merikani-katoen, tweeduizend bijlbladen, vijf ton koperdraad, vijfhonderd handspiegels, een ton Venetiaanse glazen kralen, twintig pond naalden, honderd goedkope musketten met kruithoorns en kogeltassen en een ton gevarieerde snuisterijen en prulletjes. De meeste van deze goederen werden binnen een week veilig over de Solent gebracht en aan boord opgeslagen.

Tom liet meester Walsh in Southampton achter om de laatste handelsgoederen te kopen en ging terug naar het schip. De laatste paar dagen begonnen de bemanningsleden alleen of in kleine groepjes over de Solent binnen te komen. Hij begroette hen allemaal bij naam en liet hen de wachtrol tekenen. Het waren de beste mannen die op de Seraph en de andere schepen van het eskader hadden gevaren. Tom was blij en opgelucht dat hij hen aan boord had.

Meester Walsh kwam terug aan boord van de barkas die hij had gehuurd om de laatste zending handelsgoederen en voorraden naar de Swallow te brengen. Toen deze goederen waren ingeladen, waren de ruimen van het schip vol en lag hij laag in het water. Ned Tyier en Alf Wilson waren echter nog niet terug en ze waren gedwongen op hen te wachten. Er ging geen kwartier voorbij zonder dat Tom naar de wal keek en zich er zorgen over maakte dat de gerechtsdienaren wel eens zouden kunnen verschijnen.

Hij was er zeker van dat ze alle havens langs de zuidkust al aan het uitkammen waren. Hij vermoedde dat ze in Plymouth waren begonnen en zich van daaruit hadden verspreid om de Swallow op te sporen. Het was slechts een kwestie van tijd, voordat ze het eiland Wight zouden bereiken en inlichtingen zouden inwinnen die hen uiteindelijk naar de Swallow zouden leiden.

Er was nog iets anders waarover hij zich zorgen maakte. De herfst was al vergevorderd en spoedig zou de winter zijn net van stormen over de zeewegen naar het zuiden uitwerpen en hen insluiten. Maar deze dagen van uitstel gaven zijn wond de gelegenheid te genezen en hij was nu weer energiek en sterk en verlangde ernaar te vertrekken.

Als hij 's nachts in zijn kleine hut lag, werd hij gekweld door de herinnering aan de moord op zijn broer en een vreselijk schuldgevoel maakte zich van hem meester. In zijn bijbel las hij steeds opnieuw het verhaal van Kaïn en Abel, maar hij vond er weinig troost in. Toen kwamen Alf Wilson en Ned Tyler na twee weken terug. Ze waren allebei verrast door de warmte en het enthousiasme waarmee Tom hen ontving. 'Jeremy Compton is van gedachten veranderd en Will Barnes en John Bindham konden we niet vinden,' zei Ned verontschuldigend.

'Dat maakt niet uit, Ned,' verzekerde Tom hem ruimhartig en ze namen samen de wachtrol door om elke man zijn positie toe te wijzen. Ned was de eerste stuurman. Alf, Luke en Aboli waren de andere officieren en ze hadden een bemanning van zevenentwintig ervaren, betrouwbare zeerotten.

'Er moet nog één vracht goederen aankomen, een ton rode en groene, Venetiaanse glazen kralen,' zei Tom tegen zijn officieren. 'Met een beetje geluk gebeurt dat morgen. We varen op het volgende tij uit, zodra ze ingeladen zijn.'

Toen de zon achter een dikke matras van grijze wolken onderging, kwam een deputatie onder leiding van Luke Jervis naar Tom toe, die op de boeg zat te piekeren. Hij staarde over het water naar de lamplichten in het dorp en nam voorgoed afscheid van Engeland, droevig gestemd door het idee dat hij gedoemd was de rest van zijn leven in ballingschap door te brengen. Toch was hij tegelijkertijd opgetogen door het vooruitzicht dat hij eindelijk aan zijn zoektocht naar Dorry zou kunnen beginnen en dat hij naar dat mysterieuze, lokkende land zover in het zuiden zou terugkeren.

'Sommige van de jongens willen graag nog een laatste pot bier in de taveerne drinken en nog een keer een knap christelijk meisje kussen, voordat we morgen uitvaren. Wilt u ze toestemming geven om een uur aan wal te gaan, kapitein?' vroeg Luke respectvol.

Tom dacht er even over na. Het was niet verstandig de mannen aan wal te laten gaan, want wanneer ze drank in hun lijf hadden, werden zelfs de beste zeelui wild en onbetrouwbaar.

'Ze zullen de komende drie jaar geen lekker Engels bier meer drinken,' probeerde Luke hem voorzichtig over te halen.

Hij had gelijk, dacht Tom, het zou een tegenvaller voor hen zijn als hij weigerde. Hij kon de verlichte ramen van de taveerne over het water heen zien. Hij zou hen bijna kunnen roepen als ze daar zaten. Het zou niet veel kwaad kunnen. 'Gaat u met hen mee om erop te letten dat het een uur is en niet meer, Mr Jervis?'

'Waarom gaat u zelf niet mee, kapitein? Ze zullen zich gedragen en nuchter en op tijd weggaan als u erbij bent.'

'Het is beter dan dat je hier blijft zitten en je zorgen maakt over dingen die misschien nooit gebeuren, Klebe,' zei Aboli zacht. 'De jongens zullen het waarderen als je een pot bier voor ze bestelt en met ze op het succes van onze reis drinkt.'

Tom liet het schip onder de hoede van Ned en een paar mannen die liever in hun hangmat lagen dan bier te gaan drinken, achter. De rest van de bemanning roeide in een van de sloepen naar de wal.

In de gelagkamer van de taveerne was het lawaaiig en het zat er vol vissers en de bemanningen van de oorlogsschepen van de Royal Navy. De lucht was bedompt en blauw van de tabaksrook. Tom bestelde potten bier voor zijn jongens en Aboli trok zich terug in een hoek, zodat hij de deur en de gelagkamer in de gaten kon houden. Jim Smiley en een paar anderen begonnen een luidruchtige conversatie met drie vrouwen die in een hoek aan de andere kant van de gelagkamer zaten en binnen een paar minuten glipten ze in paren de deur uit.

'Ze zullen niet ver weg zijn,' zei Aboli om Tom gerust te stellen. 'Ik heb tegen hen gezegd dat ze te beroepen moeten blijven.'

Tom had nog maar een paar slokken van zijn bier genomen toen er twee vreemde mannen binnenkwamen. Ze bleven op de drempel staan en sloegen de regendruppels van hun steek en de schouders van hun mantel.

'Die twee bevallen me niet,' zei Tom ongemakkelijk en hij zette zijn bier neer. Het waren grote, gespierde kerels met grimmige, onbewogen gezichten. 'Ze zijn hier niet gekomen om de bloemetjes buiten te zetten.'

'Blijf hier,' zei Aboli en hij stond op. 'Ik zal proberen uit te vinden wat ze hier komen doen.'

Hij liep nonchalant tussen de drommen drinkers door en volgde het tweetal dat zich door de drukte heen drong naar de waardin en twee serveersters die uit een vat met een tap de bierkannen vulden.

'Goedenavond, mevrouw,' zei de oudste van het vreemde tweetal tegen de waardin. 'Ik wil graag even met u praten.'

'Aan praten verdien ik niks.' Ze keek op en streek het haar uit haar ogen. 'Bestelt u eerst maar een pot bier, dan kunt u daarna zoveel praten als u wilt.' De man sloeg een geldstuk op de tafel en Aboli kwam voorzichtig een beetje dichterbij, zodat hij alles zou kunnen horen zonder opdringerig te lijken.

'Ik zoek een schip,' zei de grote man.

'Dan bent u naar de goede plek gekomen. Er zijn hier volop schepen. Ginds is Spithead en daar ligt de hele vervloekte marine. Zoekt u maar een uit.'

'Het schip dat ik zoek is een klein schip met één mast.' De man grijnsde innemend tegen haar, maar zijn ogen waren koud en hard. 'Een mooi scheepje dat de Hirondelle heet. Of misschien de Swallow.'

Aboli wachtte niet op het antwoord van de waardin. Hij draaide zich om en liep snel naar het deel van de taveerne waar het grootste deel van de bemanning in een kring stond te lachen en te drinken.

Tom hield hem door de rokerige ruimte heen in het oog en Aboli wenkte hem met een hoofdbeweging. Tom stond op en liep onopvallend door de drukke zaak heen. Hij keek waar zijn mannen stonden, tikte hen een voor een op de schouder en sprak even zachtjes met hen. Aboli deed hetzelfde en loodste de zeelui naar buiten, de motregen in.

'Wat is er?' vroeg Luke.

'De gerechtsdienaren zitten achter ons aan,' antwoordde Aboli. 'Waar zijn John Smiley en zijn maats?'

'Waarschijnlijk in een mooi roze haventje hun vracht aan het uitladen,' zei Luke.

'Geef het fluitsignaal,' beval Tom. 'We wachten niet op het tij.'

Luke bracht de baleinen fluit die aan een koord om zijn nek hing naar zijn mond en blies er twee keer scherp op. Bijna onmiddellijk kwam John Smiley uit de schaduw achter de taveerne rennen. De anderen strompelden achter hem aan, terwijl ze hun broek ophezen.

'Terug naar de boot, jongens,' zei Tom,'anders zullen jullie hier moeten achterblijven.'

Het was minder dan honderd meter naar de steiger waaraan de boot lag, maar ze waren nog maar halverwege toen een stentorstem achter hen brulde: 'Thomas Courtney! Blijf staan, in naam der wet.' Tom keek over zijn schouder en zag dat de twee grote mannen door de deur van de taveerne naar buiten stormden en achter hen aan renden.

'Ik heb een arrestatiebevel dat door de opperrechter van Engeland is getekend! Je wordt beschuldigd van de bloedige moord op Lord Courtney.'

Het bevel gaf Tom vleugels. 'Rennen, jongens.'

Ze bereikten de stenen trap ruim voor de gerechtsdienaren, maar toen kwamen ze in de flessenhals van de smalle trap en de twee grote mannen haalden hen snel in. Ze hadden allebei een zwaard getrokken en hun zware laarzen stampten over de keien. 'Stop! In naam der wet.'

'Ik houd ze wel tegen!' baste Aboli en hij draaide zich om. 'Ga de boot in!' In plaats daarvan draaide Tom zich ook om en ze stonden schouder aan schouder boven aan de trap.

'Je wond. Je kunt nog geen zwaard hanteren. Luister je dan nooit naar me?' vroeg Aboli.

'Alleen wanneer je iets verstandigs zegt.' Tom bracht het Neptunus-zwaard naar zijn linkerhand over toen hij een pijnscheut in zijn nog niet genezen wond voelde.

'Ik dood jullie als jullie me ertoe dwingen,' schreeuwde hij op zo'n dreigende toon tegen de naderende mannen dat ze met een schok, net buiten zwaardbereik, aarzelend bleven staan.

'We zijn wetsdienaren. Als je ons aanraakt, is dat voor je eigen risico.' Ze waren van hun stuk gebracht door het vreemde paar dat tegenover hen stond; de frisse jongeman met de gebogen neus en de zwarte reus met het gekerfde gezicht.

'En ik ben een moordenaar met bloed aan mijn handen. Nog een moord betekent niets voor me.' Tom lachte demonisch. 'Deze wilde hier eet mensen rauw. De hoofden vindt hij het lekkerst. Hij zuigt het vlees van het bot.'

Aboli rukte de hoed van zijn grote, kale hoofd en keek hen dreigend aan waarbij hij zijn getatoeëerde gezicht tot een grotesk masker vertrok. De gerechtsdienaren stapten onwillekeurig achteruit. Tom hoorde achter zich dat de laatste van de mannen in de sloep sprong en dat de riemen in de dollen kraakten.

'Kom aan boord, kapitein,' schreeuwde Luke Jervis.

'Duw af!' schreeuwde Tom terug en hij sprong op de twee gerechtsdienaren af. 'En garde! Verdedig je!'

Hij stootte naar de man vóór hem. Hij dreef hem terug, liet het zwaard vlak voor zijn ogen flitsen en reet de stof van zijn mantel met de punt ervan open, maar hij lette er goed op dat hij hem niet verwondde.

Zodra de gerechtsdienaren het zwaard met hen hadden gekruist, beseften ze dat ze bij lange na niet tegen hun tegenstanders opgewassen waren en ze trokken zich terug. Luke Jervis schreeuwde weer.

Tom keek snel over zijn schouder: de sloep lag net van de walkant af en de roeiers lieten hun riemen rusten. 'Tijd om te gaan,' zei hij in het Arabisch tegen Aboli. Hij deed twee snelle uitvallen naar het gezicht van de gerechtsdienaren, waardoor ze in paniek achteruit wankelden. Toen draaiden hij en Aboli zich bliksemsnel om en renden naar de rand van de kade. Ze sprongen met een krachtige afzet in het water, terwijl hun mantels achter hen opbolden.

Zodra ze bovenkwamen, schoot de sloep op hen af om hen op te pikken. De bemanning hees hen uit het water, keerde de boot onmiddellijk en roeide snel naar de Swallow. Toen ze allemaal veilig aan boord waren, duurde het maar een paar minuten voordat ze de sloep opgehaald en op het voordek hadden vastgebonden. De wacht hees intussen met de lier het anker van de modderige bodem omhoog.

De gerechtsdienaren hadden kennelijk een roeiboot gevorderd. Ze waren al halverwege de kade en de Swallow toen het schip zijn grootzeil hees en op de wind overhelde.

Terwijl ze door de smalle inham naar het open water van de Solent koersten, voeren ze dicht langs de kleine boot. Een van de gerechtsdienaren stond op de achtersteven en wees met zijn getrokken zwaard naar Tom die naast het roer stond. 'Je kunt niet ontkomen,' schreeuwde hij. 'Er kleeft bloed aan je handen en we zullen je opsporen, waar op de wereld je ook bent.'

Tom antwoordde niet, maar staarde recht voor zich uit. Ze lieten de kleine boot deinend in hun kielzog achter.

 

Moesson boek 2
titlepage.xhtml
index_split_000.xhtml
index_split_001.xhtml
index_split_002.xhtml
index_split_003.xhtml
index_split_004.xhtml
index_split_005.xhtml
index_split_006.xhtml
index_split_007.xhtml
index_split_008.xhtml
index_split_009.xhtml
index_split_010.xhtml
index_split_011.xhtml
index_split_012.xhtml
index_split_013.xhtml
index_split_014.xhtml
index_split_015.xhtml
index_split_016.xhtml
index_split_017.xhtml
index_split_018.xhtml
index_split_019.xhtml
index_split_020.xhtml
index_split_021.xhtml
index_split_022.xhtml
index_split_023.xhtml
index_split_024.xhtml
index_split_025.xhtml
index_split_026.xhtml
index_split_027.xhtml
index_split_028.xhtml
index_split_029.xhtml
index_split_030.xhtml
index_split_031.xhtml
index_split_032.xhtml
index_split_033.xhtml
index_split_034.xhtml
index_split_035.xhtml
index_split_036.xhtml
index_split_037.xhtml
index_split_038.xhtml
index_split_039.xhtml
index_split_040.xhtml
index_split_041.xhtml
index_split_042.xhtml
index_split_043.xhtml
index_split_044.xhtml
index_split_045.xhtml
index_split_046.xhtml
index_split_047.xhtml
index_split_048.xhtml
index_split_049.xhtml
index_split_050.xhtml
index_split_051.xhtml
index_split_052.xhtml
index_split_053.xhtml
index_split_054.xhtml
index_split_055.xhtml
index_split_056.xhtml
index_split_057.xhtml
index_split_058.xhtml
index_split_059.xhtml
index_split_060.xhtml
index_split_061.xhtml
index_split_062.xhtml
index_split_063.xhtml
index_split_064.xhtml
index_split_065.xhtml
index_split_066.xhtml
index_split_067.xhtml
index_split_068.xhtml
index_split_069.xhtml
index_split_070.xhtml
index_split_071.xhtml
index_split_072.xhtml
index_split_073.xhtml
index_split_074.xhtml
index_split_075.xhtml
index_split_076.xhtml
index_split_077.xhtml
index_split_078.xhtml
index_split_079.xhtml
index_split_080.xhtml
index_split_081.xhtml
index_split_082.xhtml
index_split_083.xhtml
index_split_084.xhtml
index_split_085.xhtml
index_split_086.xhtml
index_split_087.xhtml
index_split_088.xhtml
index_split_089.xhtml
index_split_090.xhtml