Dorian zat met Ben Abram op het terras. Ze dronken teerzwarte koffie en waren bezig een lijst op te stellen van de voorraad medicijnen die ze bij de expeditie naar het vasteland nodig zouden hebben. Bijna zodra Dorian op het strand van Lamoe was gestapt, hadden ze hun vriendschap met vreugde vernieuwd. Ben Abram had zich elke dag bij hem gevoegd voor het ochtendgebed en daarna bleven ze, op de ontspannen manier van oude vrienden, nog lang met elkaar praten.
'Ik ben te oud om het eiland te verlaten,' protesteerde Ben Abram toen Dorian erop aandrong dat hij met de expeditie zou meegaan om de soldaten medisch te verzorgen.
'We weten allebei dat u nog net zo sterk en energiek bent als op de eerste dag dat we elkaar ontmoetten,' zei Dorian. 'Zou u me in het binnenland aan een verschrikkelijke ziekte willen laten sterven? Ik heb u nodig, Ben Abram.'
Dorian zweeg toen er aan het eind van het terras commotie ontstond. Hij stond op en riep geïrriteerd naar de bewakers: 'Wat voor kabaal is dat? Jullie hebben strenge orders ervoor te zorgen dat ik niet gestoord word.'
'Ik ben als stof onder uw voeten, grote sjeik. Maar er is hier een oude heks die trapt en krabt als een wilde kat.'
Dorian wilde hun net bevelen de vrouw met een klap op haar achterste weg te jagen, toen ze schreeuwde: 'Al-Amhara! Ik ben het, Tahi! In Allah's naam, laat me met u spreken over iemand van wie we allebei houden.'
Dorian verkilde van angst. Tahi zou nooit zo indiscreet zijn geweest als er niet iets verschrikkelijks met Yasmini was gebeurd. 'Laat haar door,' schreeuwde hij naar de bewakers. Hij liep de oude vrouw haastig tegemoet, terwijl ze, overmand door vermoeidheid en bezorgdheid over het terras strompelde.
Ze zakte voor zijn voeten in elkaar en omklemde zijn knieën. 'Koesj weet van jou en het meisje. Hij heeft Yasmini opgewacht toen ze naar de harem terugkeerde en haar meegenomen naar de kleine hut naast het kerkhof,' flapte ze eruit.
Dorian wist uit zijn eigen tijd achter de muren van de harem van de kleine cel. Hoewel het streng verboden was, hadden de jongetjes uit de harem elkaar uitgedaagd om achter de doornhaag te sluipen en de cel binnen te gaan om het angstaanjagende houten frame aan te raken. Ze maakten elkaar doodsbang met gruwelverhalen over wat Koesj deed met de vrouwen die hij daarheen bracht. Een van de afschuwelijkste herinneringen die Dorian aan de tijd in de harem had overgehouden, was die aan het geschreeuw van een meisje dat Salima heette. Ze was erheen gebracht nadat Koesj had ontdekt dat ze een liefdesrelatie met een van de jonge officieren van de garde van de gouverneur had. Haar geschreeuw had drie dagen en drie nachten geduurd en was in die tijd geleidelijk zwakker geworden. De stilte aan het eind ervan was nog hartverscheurender geweest dat haar schrilste kreten.
Secondenlang was hij volkomen uit het lood geslagen door Tahi's waarschuwing. Hij voelde de kracht uit zijn benen wegvloeien zodat hij ze niet meer kon bewegen en zijn gedachten stonden stil, alsof zijn geest weigerde de gruwelijke waarheid tot zich te laten doordringen. Toen schudde hij zijn zwakheid met een huivering van zich af en richtte zich tot Ben Abram. De oude dokter was overeind gekomen en er was een gealarmeerde uitdrukking op zijn gezicht verschenen. 'Ik had die woorden niet moeten horen, mijn zoon. Je bent vreselijk dom geweest en moet alle rede uit het oog verloren hebben, maar mijn hart breekt nu ik het weet.'
'Help me, oude vriend,' smeekte Dorian. 'Ja, ik ben dom geweest en heb een verschrikkelijke zonde begaan, maar het was de zonde van de liefde. U weet wat Koesj met haar zal doen.'
Ben Abram knikte. 'Ik heb de resultaten van zijn monsterachtige wreedheid gezien.'
'Ik heb uw hulp nodig, Ben Abram.' Dorian keek hem aan alsof hij hem alleen door de intensiteit van zijn blik zou kunnen overhalen.
'Ik kan de harem niet binnengaan,' zei de oude man.
'Als ik haar bij u breng, helpt u ons dan?'
'Ja, mijn zoon. Als je haar bij me kunt brengen, zal ik jullie helpen, als het al niet te laat is.' Ben Abram wendde zich tot Tahi. 'Wanneer heeft hij haar naar de hut meegenomen?'
'Dat weet ik niet. Misschien twee uur geleden,' zei Tahi snikkend.
'Dan hebben we maar heel weinig tijd,' zei Ben Abram resoluut. 'Ik heb de instrumenten die ik nodig heb, bij me. We kunnen onmiddellijk vertrekken.'
'U zult me nooit kunnen bijhouden, oude vader.' Dorian gordde zijn zwaard om. 'Kom zo snel u kunt achter me aan. Er is een geheime weg onder de muren aan de oostkant.' Hij beschreef snel hoe Ben Abram de ingang van de tunnel kon vinden.
'Ik herinner me de oude ruïne,' mompelde Ben Abram.
'Wacht daar op me,' zei Dorian. Toen rende hij met drie treden tegelijk de trap af en de binnenhof op. Bij de stallen zag hij dat een van de knechten zijn zwarte hengst naar buiten leidde om hem te roskammen. Hij griste de enkele teugel uit zijn hand en sprong op de rug van de ongezadelde hengst. Toen hij zijn hielen in de flanken van het paard dreef, schoot het vooruit en voordat ze de poort van het fort bereikten, liep het al in volle galop.
Ze reden snel door de smalle straten, en kippen, honden en angstige mensen op hun pad schoten uiteen. Toen ze de straten achter zich hadden gelaten en op open terrein kwamen, ging Dorian plat over de nek van de hengst liggen en spoorde hem tot zijn hoogste snelheid aan. 'Vooruit,' fluisterde hij in zijn oor en de hengst bewoog zijn oren naar achteren om te luisteren. 'Ren voor het leven van mijn geliefde.'
Er was een kortere weg tussen de mangroven door. Dorian leidde het paard van de hoofdweg af en het rende honderd meter door de opspattende modder voordat het weer op vaste grond kwam. Dorian had achthonderd meter gewonnen en ze reden snel door het palmbos aan de overkant.
De hoge muren van de harem glinsterden wit tussen de stammen van de palmbomen en hij zwenkte naar het strand om uit het zicht van de wachters bij de poort te blijven. Toen hij ver genoeg uit de buurt was, sloeg hij weer af en galoppeerde langs de muur. Hij zag de oude ruïne voor zich en sprong met één arm om de nek van de hengst op de grond. Hij liet het paard al los, voordat het tot stilstand was gekomen en gebruikte zijn voorwaartse snelheid om zich over de zijkant van de ruïne te slingeren en in de kom aan de andere kant ervan te springen.
Hij trok de afhangende takken opzij en rende de donkere opening binnen. De tunnel was smaller en lager dan hij zich herinnerde en het was er pikdonker. Toen de oneffen bodem omhoog liep, viel hij bijna. Eindelijk zag hij het flauwe licht van de uitgang voor zich en kon hij sneller lopen. Hij sprong omhoog, greep de rand van de opening vast, trok zich in één beweging op en stapte het zonovergoten terras op waar Yasmini en haar vriendinnen, lang geleden, met hun poppen hadden gespeeld. Het was verlaten. Hij liep er met lange passen overheen en daalde de trap af waar Zayn al-Din zijn voet had gebroken.
Toen hij beneden was, bleef hij staan om zich te oriënteren. Er hing een lijkwade van stilte over de harem en de tuinen. Geen van de slavinnen verzorgde de bloembedden en de fonteinen en de vogels zongen niet. In de stilte was zelfs het briesje gaan liggen, alsof de natuur haar adem inhield.
Hij trok zijn zwaard en wist dat hij elke eunuch die zou proberen hem tegen te houden, zonder enige aarzeling zou doden. Hij liep naar de noordkant van de muur, naar de moskee en het kerkhof.
Hij rende het smalle weggetje tussen de muur en de achterkant van de moskee af. Voor hem uit was de doornhaag die het kerkhof omringde. Hij dook door de opening die hij zich nog goed herinnerde en keek uit over de begraafplaats. Op elke grafheuvel stond een houten bord en sommige van de nieuwere graven waren versierd met vaal geworden linten en vlaggen.
De hut was aan de overkant. De deur was open en Dorian hield zijn adem in, terwijl hij luisterde of hij binnen geluiden van pijn kon horen. De stilte was verstikkend en onheilspellend en leek vervuld van het kwade.
Toen hoorde hij stemmen, het hoge vrouwelijke gebabbel van gecastreerde mannen. Hij verborg zijn zwaard in de plooien van zijn gewaad en sloop geruisloos naar voren. Hij hoorde een uitbarsting van gegiechel en zag een van de eunuchen op de rand van een vers gedolven graf zitten. Zijn benen bungelden in het gat en de vetrollen van zijn buik hingen op zijn schoot. Dorian naderde hem van achteren. Hij kon zijn ruggenwervels door het vet heen zien, toen de man zich vooroverboog om iets tegen iemand in de kuil beneden hem te zeggen. Dorian dreef de vlijmscherpe punt van de lange kling van zijn kromzwaard door het gewricht tussen twee wervels en sneed het ruggenmerg met chirurgische precisie door. De eunuch stierf zonder een kik te geven. Hij klapte dubbel, gleed in de kuil en viel als een zoutzak op de man onder hem.
De andere man zat vastgepind onder het zware lichaam en schreeuwde verontwaardigd, terwijl hij probeerde zich te bevrijden. 'Wat doe je, Sharif? Ben je gek geworden? Ga van me af.' Hij duwde het lijk van zich af en stond op. De bovenkant van zijn hoofd kwam tot vlak onder de rand van de kuil en hij staarde nog steeds naar de dode man die voor zijn voeten lag. 'Sta op, Sharif. Wat voor spelletje speel je?'
De bovenkant van zijn hoofd leek op een struisvogelei. Dorian hief zijn zwaard, liet het met kracht neerdalen en spleet de schedel van de man tot aan zijn tanden. Met een draaiende beweging van zijn pols wrikte hij de kling uit het broze bot van de schedel en draaide zich toen om naar de deur van de hut.
Hij rende erheen en toen hij hem bereikte, verscheen Koesj die hem met zijn omvangrijke gestalte de weg versperde. Ze staarden elkaar heel even aan, maar Koesj herkende hem. Hij was bij de menigte op het strand geweest toen Dorian aan land was gestapt, nadat hij met de vloot uit Muscat was aangekomen.
Met een voor zo'n vetzak verbluffende snelheid en lenigheid sprong hij terug in de hut en greep een spade die tegen de muur stond. Daarna sprong hij achter het zware, houten frame waarop Yasmini uitgestrekt lag, zodat het nu tussen hem en Dorian in stond. Hij hief de spade hoog boven het meisje.
'Blijf staan!' schreeuwde hij. 'Met één klap kan ik de zakjes in haar lichaam laten openbarsten, zodat het gif vrijkomt.'
Yasmini lag naakt onder de dreigend geheven spade; haar lange slanke benen waren bij de knieën en de enkels stijf bij elkaar gebonden en haar armen waren boven haar hoofd uitgestrekt. Ze keek naar Dorian op, maar haar ogen waren niet groot genoeg om al haar angst te bevatten.
Precies op het moment dat Koesj de spade met al zijn kracht het neerdalen, wierp Dorian zich door de kamer naar voren. Hij dook onder de slag voordat Yasmini in haar zachte middenrif geraakt zou worden en beschermde haar met zijn lichaam. De spade trof hem op zijn rug en hij voelde zijn ribben breken. De pijn schoot door zijn borst.
Hij dwong zichzelf de pijn te negeren en rolde over het frame waarbij hij erop lette dat hij niet met zijn gewicht op haar lichaam drukte, zodat de fragiele zakjes zouden scheuren. Koesj hief de spade weer op en richtte deze keer op Dorians hoofd. Zijn dikke gezicht was een masker van woede en zijn enorme buik puilde uit over zijn lendendoek. Heel Dorians linkerkant was verdoofd door de slag en hij lag op één knie en kon niet op tijd opstaan om de volgende slag af te weren.
Hij had nog steeds het zwaard in zijn rechterhand. Hij haalde de scherpe rand ervan ter hoogte van de navel van links naar rechts over Koesj' buik en reet hem open zoals een visvrouw de buik van een baars opensnijdt. Koesj liet de spade los die kletterend op de vloer viel. Hij wankelde naar achteren tegen de muur en probeerde met beide handen de langwerpige wond dicht te houden. Hij staarde er met een verbaasde uitdrukking op zijn gezicht naar en zag hoe zijn darmen als glibberige touwen tussen zijn vingers door gleden. De warme stank van zijn doorgesneden ingewanden vulde de kleine ruimte.
Dorian hees zich overeind. Zijn linkerarm bungelde, verdoofd en nutteloos, langs zijn zij en hij boog zich over Yasmini heen.
'Ik heb gebeden dat je zou komen,' fluisterde ze. 'Ik dacht dat het onmogelijk was, maar nu is het te laat. Koesj heeft verschrikkelijke dingen in me gestopt.'
'Ik weet wat er gedaan moet worden,' zei Dorian. 'Praat niet en blijf stil liggen.'
Koesj slaakte een hoge, jammende kreet, maar Dorian keurde hem amper een blik waardig, toen hij vooroverviel en trappelend en kronkelend in de smerige brij van zijn eigen darmen bleef liggen.
Dorian liet zijn zwaard tussen Yasmini's enkels glijden en sneed de leren riemen door. Daarna deed hij hetzelfde bij de riemen om haar knieën. 'Probeer niet rechtop te gaan zitten. Zodra je je spieren spant, kunnen de zakjes scheuren.'
Met een lichte aanraking van de vlijmscherpe rand van zijn zwaard sneed hij de touwen waarmee haar polsen waren vastgebonden, door. Vervolgens liet hij het zwaard vallen en masseerde zijn verlamde linkerarm. Tot zijn opluchting begon de arm te tintelen en hij voelde de kracht tot in zijn vingertoppen naar beneden stromen. Hij schoof zijn arm onder Yasmini's schouders, tilde haar voorzichtig van het houten frame en zette haar overeind.
'Ga langzaam op je hurken zitten,' zei hij. 'Maak geen plotselinge bewegingen.' Hij hielp haar erbij. 'Spreid nu je knieën en pers zachtjes alsof je stoelgang hebt.' Hij knielde naast haar en sloeg zijn arm om haar schouders. 'Begin zachtjes en pers dan geleidelijk harder.'
Ze haalde diep adem en begon met een verwrongen, rood gezicht te persen. Er klonk plotseling een spattend geluid en een van de pakjes werd met zo'n kracht uit haar lichaam gedreven dat het op de vloer tussen haar voeten openbarstte en het rode poeder zich over de stenen verspreidde. De scherpe geur van de chili vermengde zich met de stank van Koesj' feces en prikte in hun neusgaten. 'Mooi zo! Goed gedaan, Yassie.' Hij omhelsde haar steviger. 'Kun je hetzelfde met het andere zakje doen?'
'Ik zal het proberen.' Ze haalde weer diep adem en begon opnieuw te persen. Maar na een minuut slaakte ze een scherpe zucht en schudde haar hoofd. 'Nee, er komt geen beweging in. Het lukt me niet.'
'Ben Abram wacht aan het eind van de Weg van de Engel,' zei hij. 'Ik breng je naar hem toe. Hij weet wel wat er gedaan moet worden.'
Hij tilde haar voorzichtig overeind. 'Je moet niet proberen te lopen.
Het zakje kan door de geringste beweging openbarsten. Leg langzaam een arm om mijn nek. Houd je goed vast.'
Hij liet zijn goede arm onder haar knieën glijden en tilde haar met gemak op. Terwijl hij naar de deur liep, hoorde hij Koesj kreunen en snotteren. 'Help me. Laat me niet alleen. Ik ben stervende.' Dorian keek niet om.
Hij liep om het open graf waarin de twee dode eunuchen lagen, heen. Hij liep snel omdat hij bang was dat hij een andere eunuch zou tegenkomen, want hij had zijn kromzwaard op de vloer van de hut achtergelaten en kon zijn gewonde arm niet goed gebruiken. Onderweg stelde hij Yasmini fluisterend gerust en probeerde haar te kalmeren en te troosten. 'Alles komt goed, kleintje. Ben Abram zal je van het gif bevrijden. Het zal allemaal snel voorbij zijn.'
Hij beklom de trap naar het terras van de tombe van de heilige met één trede tegelijk en probeerde zo licht mogelijk te lopen. Hij liet haar door de opening van de tunnel zakken en toen hij er zelf doorheen was geklommen, speurde hij haar gezicht bezorgd af naar een teken dat er door de beweging in haar tere vrouwelijkheid iets vreselijks was gebeurd.'Is alles in orde met je?' vroeg hij. Ze knikte en probeerde te glimlachen. 'We zijn er nu bijna. Ben Abram wacht op ons.' Hij tilde haar weer op en moest zich onder het lage dak bijna dubbelvouwen, toen hij door de tunnel liep.
Hij zag het licht voor zich uit en nam bijna onwillekeurig een grotere pas. Een los stukje koraalsteen gleed onder zijn voet weg en hij struikelde en stootte haar tegen de muur.
'Ah!' Yasmini's adem stokte en Dorians hart kromp ineen.
'Wat is er, schat?'
'Het prikt in me,' fluisterde ze. 'O, Allah, wat brandt het!'
Hij rende de laatste paar meter en droeg haar de zonovergoten kom tussen de ruïnes in.
'Ben Abram!' schreeuwde hij. 'In godsnaam, waar bent u?'
'Hier, mijn zoon.' Ben Abram stond op van de plek in de schaduw waar hij had gewacht en haastte zich, met zijn tas in zijn hand, naar hen toe.
'Het is begonnen, oude vader. Haast u.'
Ze legden haar op de grond en Dorian vertelde Ben Abram struikelend over zijn woorden en bijna onsamenhangend hoe Yasmini één zakje was kwijtgeraakt. 'Maar het andere zit nog in haar en het is al aan het lekken.'
'Houd haar knieën zó omhoog,' zei Ben Abram en toen zei hij tegen Yasmini: 'Ik ga je pijn doen. Dit zijn de instrumenten die ik bij bevallingen gebruik.' Ze glinsterden in zijn handen.
Ze sloot haar ogen. 'Ik onderwerp me aan de wil van God,' mompelde ze en ze begroef haar nagels in Dorians onderarm toen Ben Abram aan het werk ging.
Aan haar mooie gezicht was duidelijk te zien hoe ze leed en haar mond verstrakte en was vertrokken van de pijn. Eén keer maakte ze een mauwend geluidje en Dorian fluisterde hulpeloos: 'Ik houd van je, bloem van mijn hart.'
'Ik houd ook van jou, Dowie,' bracht ze hijgend uit, 'maar er woedt een brandend vuur in me.'
'Ik ga je nu insnijden,' zei Ben Abram.
Een ogenblik later schreeuwde Yasmini het uit en haar hele lichaam verstijfde. Dorian keek naar beneden en zag bloed op Ben Abrams handen toen deze een zilveren instrument oppakte dat de vorm van een dubbele lepel had. Een minuut later leunde hij op zijn hielen achterover met het met bloed besmeurde, doorweekte en half uiteengevallen pakje tussen de beide lepels. 'Ik heb het!' zei hij. 'Maar het kruid is in haar vrijgekomen. We moeten haar snel naar het water brengen.'
Dorian tilde haar snel op en de pijn in zijn gewonde arm en zijn gebroken ribben was vergeten. Hij rende met Yasmini's naakte lichaam tegen zich aangedrukt weg en Ben Abram hobbelde achter hen aan. Dorian rende het strand over en de oceaan in en dompelde Yasmini in het koele, groene water onder. Ben Abram kwam met een koperen klisteerspuit in zijn hand achter hen aan. Dorian hield Yasmini's onderlichaam onder water, terwijl Ben Abram de spuit herhaaldelijk met zeewater vulde en dat in haar spoot. Het duurde ruim een halfuur voordat hij tevreden was en Dorian haar het water uit kon halen en het strand op kon dragen.
Ze beefde van de shock en de pijn. Dorian wikkelde zijn wollen sjaal om haar heen en ze legden haar in de schaduw onder de bomen. Ben Abram haalde een grote pot zalf uit zijn tas en wreef haar verwondingen ermee in. Na een tijdje begon ze minder te beven en ze zei: 'De pijn zakt nu weg. Het brandt nog wel, maar niet zo erg meer.'
'Ik heb met de lepels het meeste gif kunnen weghalen en ik denk dat het me gelukt is de rest weg te spoelen, voordat het veel schade kon aanrichten. Ik heb je moeten insnijden om bij het zakje te kunnen, maar het is een schone wond en ik ga hem nu hechten. Door de zalf zal de wond snel genezen.' Hij glimlachte bemoedigend tegen haar, terwijl hij een naald en een kattendarm gereedmaakte. 'Je hebt geluk gehad en dat heb je aan Tahi en al-Salil te danken.'
'Wat gaan we nu doen, Dowie?' Ze strekte haar hand naar Dorian uit en hij omvatte hem en kneep erin. 'Ik kan nooit meer teruggaan naar de harem.' Ze leek weer op het kleine meisje met het apengezichtje.
'Je zult nooit meer naar de harem teruggaan, dat zweer ik je.' Dorian boog zich voorover en kuste haar gekneusde, gezwollen lippen. Toen stond hij op en er verscheen een grimmige uitdrukking op zijn gezicht. 'Ik moet je hier bij Ben Abram achterlaten,' zei hij. 'Ik heb nog iets te doen, maar ik kom heel snel terug, nog voordat Ben Abram klaar is. Wees dapper, schat.'
Hij liep tussen de bomen door terug, sprong in de kom en liep de tunnel onder de muren van de harem door. Hij klom voorzichtig op het terras van de tombe van de heilige en nam een minuut de tijd om rond te kijken en te luisteren. Er heerste nog een doodse stilte, dus liep hij de trap af en stak het grasveld over. Hij bleef achter de doornhaag van het kerkhof staan en vergewiste zich ervan dat de lijken van de eunuchen nog niet waren ontdekt en dat er geen alarm was geslagen. Daarna liep hij behoedzaam naar voren.
Bij de deur van de hut bleef hij staan om zijn ogen aan het halfduister te laten wennen. Koesj lag opgerold in de foetushouding op de vloer. Hij hield zijn bebloede handen nog steeds tegen zijn open buik gedrukt en zijn ogen waren gesloten. Dorian dacht even dat hij dood was, maar toen hij naar de eunuch toe liep, opende hij zijn ogen en zijn gelaatsuitdrukking veranderde. 'Help de oude Koesj, alsjeblieft,' mompelde hij. 'Je was altijd een goede jongen, al-Amhara. Je laat me toch niet sterven?'
Dorian boog zich voorover en pakte zijn zwaard van de vloer op. Koesj begon nu drukker en luider te praten. 'Nee, dood me niet. In Allah's naam, ik smeek je om genade.'
Dorian liet het zwaard in de schede glijden en Koesj brabbelde opgelucht: 'Ik zei toch dat je een goede jongen was? Help me nu op de baar.' Hij probeerde naar de baar te kruipen waarop hij Yasmini naar haar graf had willen dragen, maar door de beweging ging de grote wond in zijn buik open. Vers bloed druppelde naar buiten en hij drukte zijn handen weer tegen zijn buik. 'Help me, al-Amhara. Haal hulp zodat ze me naar een dokter kunnen dragen.'
Dorian had een meedogenloze uitdrukking op zijn gezicht toen hij zich vooroverboog en Koesj' enkels vastgreep. Hij richtte zich op en sleepte hem over de vloer naar de deur van de hut. 'Nee! Niet doen! Zo gaat de wond nog verder open,' gilde Koesj, maar Dorian negeerde zijn protesten. Er bleef een lang, glibberig spoor van bloed en maagsappen op de stenen achter, toen Dorian hem door de deuropening het zonlicht in sleepte. Koesj kreunde, greep de deurpost vast en hield hem met de kracht van een drenkeling omklemd. Dorian liet zijn benen los, trok zijn zwaard en hakte met dezelfde snelle beweging de drie vingers van Koesj rechterhand die om deurpost geklemd waren, af. Koesj brulde, drukte zijn verminkte hand tegen zijn borst en staarde er vol afgrijzen en verbijstering naar. 'Je hebt me verminkt,' stamelde hij.
Dorian stopte het zwaard terug in de schede, pakte de enkels van de eunuch weer vast en sleepte hem door het zand van het kerkhof naar het open graf. Ze hadden de korte afstand nog maar voor de helft afgelegd toen Koesj zich realiseerde wat Dorian van plan was. Zijn geschreeuw werd nu hoog en meisjesachtig en hij rolde zich heen en weer en verzette zich zo hevig dat zijn uit zijn buik bungelende darmen in het zand heen en weer slingerden en ronddraaiden.
'De vrouwen die je kattengejammer horen, zullen denken dat de pakjes in Yasmini's lichaam zijn opengebarsten,' bromde Dorian. 'Zing maar verder, grote zak varkensvet die je bent. Er is niemand die je nog kan helpen.'
Met een laatste ruk liet hij Koesj boven op de andere twee lichamen in het graf vallen en keek op hem neer, terwijl hij met zijn handen op zijn heupen op adem kwam en wachtte tot de pijn in zijn gebroken ribben wat minder zou worden. Koesj las zijn doodvonnis in die groene ogen.
'Genade!' Hij probeerde overeind te komen, maar de pijn in zijn buik was te hevig en hij trok zijn knieën tegen zijn borst op en bleef ineengedoken tegen de zijkant van het pasgedolven graf zitten.
Dorian liep terug om de spade te halen. Toen hij terugkwam en de spade voor de eerste keer vol omhoogbracht, schreeuwde Koesj: 'Nee, nee! Hoe kun je me dit aandoen?'
'Ik kan het net zo gemakkelijk als jij je onuitsprekelijke wreedheden hebt begaan jegens de weerloze vrouwen die aan je hoede toevertrouwd waren,' antwoordde Dorian. Koesj schreeuwde en smeekte tot de aarde zijn kreten smoorde. Dorian werkte vastberaden door tot het graf helemaal gevuld was. Toen stampte hij de aarde aan en vormde de heuvel netjes.
Hij haalde het houten grafbord waarin Yasmini's naam gekerfd was, uit de hut en plantte het in de heuvel. Hij bond er een begrafenislint omheen, waarop het gebed voor de doden geborduurd was. Toen zette hij de spade terug in de hut, verzamelde de stukken van de doorgesneden leren riemen en pakte Koesj' gewaden van een haak aan de muur. Hij rolde ze tot een bundel op en bond er een stuk van een van de riemen omheen.
Voordat hij de hut verliet, keek hij in het rond om er zeker van te zijn dat alles in orde was en hij glimlachte grimmig. De volgende honderd jaar zullen de dichters zingen over de verdwijning van de drie eunuchen, nadat ze de lieftallige prinses Yasmini vermoord en begraven hadden, dacht hij. Misschien is de duivel zelf gekomen om hen naar de hel te begeleiden. Niemand zal het ooit weten, maar het zal voor het nageslacht een prachtige legende zijn.
Toen verliet hij de harem over de Weg van de Engel voor de laatste keer.