Drie nachten later gleed de Raven onder de Franse kust met een loder op het voorschip. 'Bij de vijfde streep!' riep hij zachtjes en hij opende de sluiter van de lantaarn een klein stukje om te kijken wat het speksteen aan het eind van het dieplood van de zeebodem had opgepikt.'Zand en schelpen!' meldde hij iets luider dan op fluistertoon.
'Huitre Bank.' Luke knikte in het donker. Hun positie was bevestigd. 'Dat is Calais daar, aan stuurboord. Honfleur ligt voorbij de landtong.' Hij sprak de Franse namen perfect uit. Tom wist van Aboli dat hij de taal sprak alsof het zijn moedertaal was. 'De bodem loopt hier heel geleidelijk op naar het strand en met dit zachte oostenwindje zullen we zonder problemen naar de kust kunnen waden,' zei hij tegen Tom. 'Houd u gereed om u overboord te laten zakken zodra ik het zeg.'
Tom had besloten dat alleen hij en Luke aan land zouden gaan om de schepen die in Calais voor anker lagen, te bekijken. Luke was hier bekend en als ze problemen kregen, zou hij hen eruit kunnen kletsen.
'Bij de tweede streep!' werd er zachtjes vanaf de boeg geroepen.
'Nu,' zei Luke en hij gaf het stuurrad over aan zijn stuurman. Hij en Tom pakten hun leren tassen op en liepen naar de boeg. Ze droegen allebei ruwe visserskleren: klompen en een leren wambuis boven hun wollen rok. Hun hoofd was bedekt door een wollen muts. Op dat moment voelden ze dat de Raven met een zachte schok de zandige bodem raakte.
'Stop met roeien!' fluisterde Luke tegen de mannen aan de lange riemen. Hij sprong als eerste over de reling en het water kwam tot aan zijn oksels. Tom overhandigde hem de twee tassen en sprong ook overboord. Het water was zo koud dat het hem de adem benam.
'Roeien maar!' riep de stuurman zacht tegen de roeiers en de Raven gleed zachtjes achteruit over het zand. Met een dozijn slagen was de kleine boot in het donker verdwenen. Tom huiverde weer en niet alleen van de kou. Het was een angstaanjagend gevoel alleen op een vijandelijke kust te zijn en niet te weten wat hem op het strand te wachten stond.
Het water werd snel ondieper. Ze kwamen op het harde, natte zand en hurkten daar om te luisteren. Ze hoorden alleen het geluid van de lage branding, dus sprongen ze overeind en liepen haastig de duinen in. Ze rustten daar een paar minuten uit om weer te luisteren en op adem te komen en liepen toen snel door het lage struikgewas van de duinen naar de landtong. Achthonderd meter verder botsten ze bijna tegen het wrak van een oud schip aan, dat boven de hoogwaterlijn was gestrand.
'Dat is de oude Bonheur, een Bretonse kustvaarder,' zei Luke. 'Een goed oriëntatiepunt voor als we teruggaan.' Hij liet zich op zijn knieën zakken en groef een gat in het zand onder de witte ribben van de romp van het schip. Vervolgens liet hij een van de leren tassen erin vallen en bedekte die met het losse zand. 'Als we hem nodig hebben, weten we dat hij hier ligt.'
Ze liepen nu sneller en beklommen de landtong. Toen ze op de top kwamen, gingen ze langzamer lopen. Ze gebruikten het lage struikgewas als dekking en probeerden uit het zicht te blijven, terwijl ze naar een schuilplaats zochten. Ze vonden er een in de ruïne van een stenen gebouw dat volgens Luke tijdens de oorlogen met de Hollanders een blokhuis van het Franse leger was geweest. De locatie ervan was zo gekozen dat degenen die binnen zaten, een onbelemmerd uitzicht hadden op de toegangswegen en de schepen die voor anker lagen. Ze verkenden het gebied om het blokhuis om er zeker van te zijn dat het verlaten was, voordat ze naar binnen gingen en zich installeerden. Luke haalde voor hen allebei een paar pistolen uit de tas. Ze laadden ze met vers kruit, controleerden ze en legden ze binnen handbereik. Daarna wachtten ze op de zonsopgang. Eindelijk kleurde de oostelijke horizon citroengeel en roze en de zon wierp een prachtige, warme gloed over het landschap vóór hen.
Zelfs op dit vroege uur heerste er een grote bedrijvigheid om de Franse oorlogsschepen die in de haven voor anker lagen. Door zijn kijker telde Tom vijftien driedekkers die elk tachtig stukken voerden en een groot aantal kleinere schepen. Vele ervan hadden hun ra's niet gekruist en arbeiders zwermden over de dekken. Aan land bruiste het ook van bedrijvigheid en zodra de zon uit de ochtendnevel verrees, zagen ze over de weg vanaf Parijs compagnieën soldaten de stad binnenmarcheren. De bajonetten van hun musketten glinsterden in het zonlicht en de veren en linten in hun tricornes deinden op en neer en wapperden met elke pas. Een stoet wagens reed ratelend over de weg achter hen aan.
Even later reed een cavalerie-eskadron waarvan de manschappen een tuniek met gouden brandebourgs, een blauwe cape en glimmend gepoetste hoge laarzen droegen, in draf de stad uit. Eén angstig moment dacht Tom dat ze recht de helling op naar hun schuilplaats kwamen. Hij slaakte een zucht van verlichting toen ze bij de kruising buiten de stad afsloegen en naar het zuiden de weg afreden. In een stofwolk verdwenen ze in de richting van Honfleur.
Toen de zon hoger klom en het licht beter werd, kon Tom door zijn kijker de haven afspeuren. Er voeren tientallen kleinere vaartuigen tussen de oorlogsschepen door. Sommige ervan waren lichters en barkassen die voorraden en manschappen naar de grotere schepen brachten.
Andere vaartuigen waren aan de kade afgemeerd of lagen schots en scheef door elkaar in de baai voor anker. Vele ervan waren langsscheeps getuigd en hadden maar één mast en een boegspriet. Bij kleinere vaartuigen had deze nieuwe tuigvorm voordelen boven die van de traditionelere, vierkant getuigde schepen en hij werd steeds populairder bij alle moderne marines. Ze konden door minder mannen bediend worden en waren sneller op de wind. Ze werden vaak gebruikt als verkenningsschepen en helpers van de hoofdvloot. Met tussenpozen voer een stroom van deze vaartuigen en andere kleine schepen de baai in en uit. Ze bleven allemaal dicht onder de kust om aan de aandacht van de Royal Navy te ontsnappen. De Engelse vloot had voor de belangrijkste havens aan Het Kanaal een blokkade gelegd en wachtte tot de Fransen een uitval zouden doen.
Tom verplaatste zijn aandacht van de haven naar Het Kanaal en bestudeerde gretig de kleinere Franse schepen die voor anker lagen. De meeste ervan waren veel groter dan de kleine Raven en vele ervan waren bewapend met kleine kanonnen. Hij koos er een dozijn uit die voor zijn doel geschikt waren, maar werd gedwongen ze een voor een te laten schieten vanwege de defecten die hij ontdekte. Sommige waren slecht onderhouden of te licht bewapend en andere waren kustvaarders die niet bestand waren tegen een lange reis en zware zee, terwijl weer andere niet de tonnage hadden om de lading en de mannen die hij nodig had, te kunnen vervoeren.
Halverwege de dag lagen Tom en Luke op hun buik in het warme zand en aten het brood met de ham en de hardgekookte eieren die Luke uit de tas had gehaald. Tom probeerde niet neerslachtig te worden, maar er leek hier weinig voor hen te halen.
Toen de zon naar de horizon zakte, kon hij nog maar uit twee van de tientallen vaartuigen die hij had bestudeerd, kiezen. Toen hees een ervan zijn grootzeil, ging overstag en koerste naar zee, zodat er alleen nog een non-descripte kotter die betere tijden had gekend, overbleef.
'Ik zal het ermee moeten doen,' besloot hij ontevreden en ze pakten hun pistolen en andere spullen op om naar het strand terug te gaan, zodra het donker was. Plotseling greep Tom Lukes arm vast en wees naar het noorden. 'Daar heb je 'm!' jubelde hij. 'Dat is 'm!'
Een schip met een sloeptuig dat zo rank en snel als een hazewind was, kwam de landtong om varen, loefde toen keurig de vaargeul in en schoot de haven binnen. 'Moet je kijken! Het is zwaarbeladen, dat kun je aan de waterlijn zien, maar het kan nog steeds vijftien knopen halen op de scheet van een maagd,' fluisterde Luke vol ontzag voor de schoonheid van het schip. Het was een gladdekschip zonder kampanje of vooronder. Zijn enkele mast helde elegant achterover en had de goede verhouding met de lengte van de romp.
Tom schatte dat het ongeveer zeventien meter lang was.
'Tien kanonnen!' Tom telde ze door zijn kijker. 'Genoeg om een Arabische dhow bang te maken.'
Het voerde een gaffelgrootzeil met een boom, een groot marszeil aan zijn vierkant getuigde ra en twee kluivers aan zijn boegspriet.
'Ik houd nu al van het schip en ik weet nog niet eens hoe het heet.'
'We zullen het een nieuwe naam geven,' beloofde Tom hem.
Het schip keerde naar de waterkant en streek de zeilen. Ze tuurden ernaar om te zien hoe het afmeerde. Tom telde negen bemanningsleden, maar hij vermoedde dat het schip tijdens een lange reis dertig mannen kon herbergen.
'Bekijk het goed, Luke,' zei Tom. 'Je moet het in het donker kunnen terugvinden.'
'Het staat op mijn netvlies gegrift,' verzekerde Luke hem.
In het laatste licht zagen ze zes mannen van boord gaan en over de kade lopen naar de taveernes waarin de lampen achter de ramen werden aangestoken. 'Je kunt hiervandaan ruiken dat ze dorst hebben. Ze zullen niet voor zonsopgang terug zijn,' fluisterde Tom. 'Dat betekent dat er nog maar drie man aan boord zijn achtergebleven.'
Ze haastten zich door de duinen terug naar het strand. Luke groef de andere tas onder het wrak uit en stak de lantaarn die erin zat met een vuursteen en een vuurslag aan. Hij richtte ermee naar de zee en flitste drie keer door de sluiter open en dicht te doen. Bij de derde poging werd zijn schijnsel beantwoord met drie korte flitsen vanaf de donkere zee.
Ze waadden door het water tot de lage branding in hun gezicht sloeg en toen ze het gekraak van riemen in het donker hoorden, floot Luke scherp. Een paar minuten later doemde de Raven voor hen op en ze klommen aan boord.
Nog steeds druipend van het water, nam Luke het roer over en ze voeren achteruit van het aflopende strand. Zodra het schip voldoende water onder zich had, hees hij het grootzeil en de kluiver. Tom kleedde zich uit, droogde zich af met de ruwe doek die Aboli hem overhandigde en trok vervolgens droge kleren aan. Drie zeemijlen uit de kust liet Luke de Raven bijdraaien en ze hurkten in een kring om een afgeschermde lantaarn op het dek.
'We hebben een schip gevonden,' vertelde Tom zijn mannen. Hun gezicht vertoonde in het licht van de lantaarn een begerige uitdrukking. 'Maar het zal geen fluitje van een cent worden om het onder de neus van de Fransen vandaan te halen.' Hij wilde niet dat ze overmoedig zouden worden. 'We wachten tot de hondenwacht, tot ze in hun hangmat liggen. Kapitein Luke zal ons de haven binnenbrengen en langszij het schip gaan liggen. Als ons gevraagd wordt wie we zijn, antwoordt Luke voor ons en verder houdt iedereen zijn mond.' Hij keek hen dreigend aan om hen dit goed in te prenten.
'Als we langszij komen, geef ik het bevel en ik leid de ploeg die het schip entert. Aboli en Alf Wilson helpen me om het dek van vijanden te zuiveren. De meesten van hen zijn aan de wal en het ziet ernaar uit dat ze daar de hele nacht zullen blijven. Als het goed is, hoeven we maar met drie mannen af te rekenen. Geen pistolen, alleen knuppels en vuisten. Gebruik jullie zwaard alleen als het echt niet anders kan. Het belangrijkste is dat alles in stilte verloopt en een man met een zwaard in zijn buik schreeuwt als een speenvarken. Fred maakt de trossen aan het voorschip en Reggie die aan de achtersteven los. Doorsnijden en wegwezen jongens, dus houd jullie knipmes gereed.'
Daarna sprak Tom met elke man apart en het hem zijn bevelen herhalen, zodat er in het donker geen verwarring zou ontstaan. Met Luke en zijn driekoppige bemanning meegerekend, waren ze met zijn vijftienen. Meer dan genoeg om de klus te klaren.
'Er staat een oostenwind en Luke verwacht dat hij voor middernacht zal aanwakkeren. Ik heb niet gezien dat ze sjorringen om het grootzeil hebben gedaan, dus het moet met één ruk aan de val loskomen.' Tom keek Ned Tyler aan. 'Mr Tyler, u gaat naar het roer; meng u niet in het gevecht. Luke leidt ons terug naar zee. Hij zal een getemperd licht boven de achtersteven van de Raven voeren.' Toen iedereen wist wat Tom van hem wilde, controleerde Tom hun wapens en vergewiste zich ervan dat ze allemaal een mes en een knuppel hadden. Tom zou de enige zijn die een zwaard droeg.
Ze droegen allemaal donkere kleding en nu gaf hij de lantaarn in de kring door, zodat ze allemaal hun gezicht en handen met roet uit de schoorsteen konden insmeren. Er werden de gebruikelijke grapjes over gemaakt dat Aboli zijn gezicht niet zwart hoefde te maken en vervolgens gingen ze onder het dolboord zitten om wat brood en koud vlees te eten, voordat ze zouden proberen een paar uur te slapen.
Aan het eind van de eerste wacht bracht Luke de Raven langzaam dichter bij de kust. Door de aflandige wind konden ze de geluiden op het land heel duidelijk horen en toen een kerkklok in de stad twaalf uur sloeg, konden ze de slagen tellen. Tom gaf het bevel en ze schudden degenen die nog sliepen, wakker.
Ze moesten tegen de bries in de haven binnenvaren, maar dit was een prijs die Tom graag wilde betalen, omdat het ook betekende dat ze snel weg zouden kunnen komen. Al spoedig waren ze tussen de schepen van de Franse vloot en ze voeren zo dicht langs een driedekker dat ze de ankerwacht op het dek ervan slaperig konden horen praten. Niemand merkte hen op en Luke loodste de Raven stilletjes naar de kade waar ze het schip dat ze wilden kapen, het laatst hadden gezien. Tom hurkte op de boeg en tuurde recht vooruit om te proberen een glimp van het Franse schip op te vangen. Er was altijd een kans dat het was uitgevaren of een andere ligplaats had gezocht, maar Tom hoopte dat het grootste deel van de bemanning nog in de taveernes bier aan het drinken was en dat de kapitein van plan was tot de ochtend te blijven liggen om de vracht uit te laden.
Langzaam naderde de Raven de donkere kade en zigzagde tussen twee voor anker liggende schepen door. Tom tuurde ingespannen vooruit en schermde zijn ogen af tegen het licht van de lampen in de huizen, dat op het water weerkaatste. Hij hoorde nu gelach en gezang uit de bierhuizen, maar op de vloot was het stil en alleen de ankerlichten in de masttoppen van de schepen waren te zien.
'Het is weg!' Tom was bitter teleurgesteld toen ze op de halve afstand van een pistoolschot van de plek verwijderd waren waar ze het schip voor het laatst hadden gezien en er nog steeds geen spoor van te bekennen was. Hij vervloekte zichzelf omdat hij niet de voorzorg had genomen een tweede doelwit uit te kiezen. Hij wilde net naar Luke die aan het roer stond, roepen dat ze 'm zouden smeren, toen zijn hart opsprong en tegen zijn ribben begon te bonken. Hij had de kale mast van het schip gezien die zich in de doffe gloed van de lamplichten in de stad aftekende. Hij realiseerde zich dat de romp van het schip door het lage tij onder de kade was weggezakt en daarom niet te zien was.
'Het is er nog!' Hij keek om naar zijn mannen om zich ervan te vergewissen dat ze gereed waren. Ze zaten gehurkt onder het dolboord. Alleen Luke stond rechtop achter het roer. Nu draaide hij het roer helemaal om en zijn stuurman die bij de grootval stond, liet, zonder op een order te wachten, het grootzeil met een zacht geruis zakken. De Raven verloor snelheid en dreef de haven in tot hij de zijkant van het afgemeerde Franse schip raakte. Het dek van hun doelwit was bijna twee meter hoger dan dat van de Raven en Tom zette zich schrap om omhoog te springen.
Toen de twee rompen elkaar met een schok raakten, riep een slaperige Franse stem: 'Nom de Dieu!'
'Ik heb een boodschap voor Marcel,' zei Luke in dezelfde taal.
'Er is hier geen Marcel,' antwoordde de Fransman geïrriteerd. 'Je beschadigt mijn verfwerk met je strontschuit.'
'Ik heb de vijftig francs voor hem die Jacques hem schuldig is,' hield Luke vol. 'Ik stuur een van mijn bemanningsleden naar je toe om je het geld te brengen.'
Dit grote bedrag smoorde alle verdere protesten en de stem van de Fransman kreeg een sluwe, vleiende toon. 'Trés bien. Geef het maar aan mij. Ik zorg wel dat Marcel het krijgt.'
Tom sprong over de reling van de Raven en trok zich aan de wand van het Franse schip op. De Fransman leunde over de reling. Hij had een wollen muts op zijn hoofd en klemde een kleien pijp tussen zijn tanden. 'Geef maar hier.'
Toen de man met uitgestrekte hand naar hem toekwam, zag Tom dat hij een prachtige snor met opgedraaide punten had. 'Natuurlijk,' zei hij en hij sloeg de man beheerst met zijn knuppel boven het rechteroor. Zonder een kik te geven, zakte hij als een zoutzak in elkaar. In de volgende seconde klom Aboli ook over de reling en hij landde geruisloos als een panter op zijn blote voeten op het dek. Tom zag dat een van de luiken op het voorschip openstond en dat er beneden een zwak lamplicht scheen. Hij liep de kajuitstrap af met Aboli op zijn hielen. Een lantaarn zwaaide boven hun hoofd aan een cardanusring heen en weer. In het licht ervan zag Tom dat er aan de andere kant van de hut drie hangmatten hingen. Hij realiseerde zich dat hij zich had vergist in het aantal mannen dat aan boord was. Toen hij door de hut liep, ging de man in de dichtstbijzijnde hangmat recht overeind zitten. 'Qui est la?' vroeg hij.
Bij wijze van antwoord haalde Tom uit en raakte hem vol met zijn knuppel. Hij viel achterover, maar de man in de volgende hangmat schreeuwde van schrik. Aboli draaide de hangmat om dumpte de man op het dek. Voordat hij weer kon schreeuwen, liet Tom zijn knuppel neerdalen en de man zeeg ineen. Een derde Fransman sprong uit de laatste hangmat en probeerde naar de kajuitstrap te rennen, maar Tom greep zijn enkel vast en trok hem terug. Aboli sloeg hem met een enorme, gebalde vuist tegen de zijkant van zijn hoofd en de man zakte in elkaar.
'Zijn er nog meer?' Tom keek snel in het rond.
'Dat was de laatste.' Aboli rende de trap op en Tom volgde hem. Fred en Reggie hadden de trossen losgesneden en het schip dreef al van de kade vandaan. De schreeuw van de Fransman in de hut moest gedempt geklonken hebben, want er was niemand gealarmeerd. De haven was even stil en slaperig als daarvoor.
'Ned!' fluisterde Tom en hij kreeg direct antwoord vanaf het achterschip.
'Ja, kapitein.' Zelfs in de spanning van het moment gaf het Tom een verheugd gevoel zo aangesproken te worden. Hij had een schip en was weer kapitein.
'Goed gedaan. Waar is de Raven?'
'Recht voor ons uit. Hij heeft de zeilen al gehesen.'
Bij de mannen bij de vallen van de grote mast van het schip ontstond enige vertraging. In het donker en op een vreemd, buitenlands schip hadden ze problemen met het uitzoeken van de juiste touwen; de Fransen gebruikten een ander tuigagesysteem. Tom rende naar hen toe en ze begonnen de touwen te ontwarren.
Maar het schip dreef zijwaarts naar achteren en naderde snel een van de voor anker liggende schepen. Tom zag dat ze er hard genoeg tegenaan zouden botsen om schade te veroorzaken. Een Fransman aan boord van het andere schip schreeuwde: 'Let een beetje op, stomme idioten. Straks rammen jullie ons nog.'
'Wees gereed om af te houden!' zei een van Toms mannen in het Engels.
'Merde! Ils sont anglais!' werd er onmiddellijk op het andere vaartuig geschreeuwd.
Tom griste de grootval tussen het kluwen touwen uit. 'Vlug! Trekken!'
Het grootzeil schoot in de mast omhoog; de zijwaartse beweging van het schip werd geremd en het kreeg de bries in de zeilen. Het begon te varen, maar zwenkte nog steeds opzij. Het raakte het voor anker liggende schip en schuurde er lichtjes langs.
Andere stemmen schreeuwden nu: 'Engelsen! De Engelsen vallen aan!'
Een schildwacht op de kade die ruw uit zijn slaap was gewekt, vuurde zijn musket af en er ontstond onmiddellijk commotie op de voor anker liggende schepen. Maar Ned had het schip nu varende en het kreeg al een aardige snelheid. Toen Tom voor zich uit keek, zag hij de Raven, met het zwakke schijnsel van de lantaarn boven de achtersteven, door de vaargeul naar de open zee koersen.
'De kluiverschoten!' snauwde Tom en gevolgd door zijn mannen rende hij naar de boeg. Ze kregen nu door hoe de zeilen gehesen moesten worden en de kluivers gingen bijna zonder oponthoud omhoog. Het schip helde onmiddellijk over, schoot naar voren en begon de Raven in te halen. Maar de Franse vloot begon nu wakker te worden. Er werd van schip naar schip geschreeuwd en op enkele ervan werden de strijdlantaarns aangestoken en in de mast gehesen.
Aangespoord door het toenemende tumult, rende Tom naar een van de kanonnen van het schip. Het was een stuk speelgoed, vergeleken met de zware wapens van de linieschepen die om hen heen voor anker lagen. Hij kon alleen maar hopen dat het geladen was.
'Help me!' riep hij naar Aboli. Samen openden ze de klep van de geschutspoort en reden het kanon uit. Tom keek op en zag dat ze op een halve afstand van een pistoolschot van een van de linieschepen waren. Het was een reusachtig schip dat de nachthemel boven hem half aan het gezicht onttrok. Hij hoefde het kleine kanon niet eens te richten, maar alleen maar te vuren. Het slot vonkte, maar het duurde vele seconden voordat het wapen afging. Toen bulderde het plotseling en schoot terug tegen zijn broekingen.
Tom hoorde de kogel met een zware klap in het houtwerk van het oorlogsschip inslaan. Wilde kreten van woede achtervolgden hen, maar hun schip lag zo laag in het water dat de vijand het in het donker al snel niet meer kon zien.
Ergens verderop in de linie werd een ander kanon afgevuurd en Tom zag aan de lange vuurflits dat de kogel ver bij hen uit de buurt terecht zou komen. Er klonk nog meer geschreeuw en daarna zwol het haperende kanonvuur aan tot een oorverdovende fusillade, waarmee de grote schepen de denkbeeldige Engelse vloot waardoor ze werden aangevallen, onder vuur namen. De kruitdamp dreef in een dichte nevel over de twee kleinere schepen heen, zodat ze elkaar nauwelijks meer konden zien en Tom moest ingespannen in de rook turen om het vage licht van de lantaarn van de Raven in het oog te kunnen houden.
Al snel lieten ze het geschreeuw, het kanonvuur en de rooknevel achter zich en hadden ze in de heldere nacht weer beter zicht. Hij hoorde zwakke stemmen op de bries en realiseerde zich dat de kleine bemanning van de Raven hen toejuichte. Zijn eigen mannen onderbraken hun werk aan de schoten en juichten terug. Het was onverstandig de Fransen hun positie te verraden, maar Tom liet hen begaan. Hij zag Aboli's tanden in het duister glinsteren en grijnsde terug. 'Waar zijn de Fransen?' vroeg hij en de drie verfomfaaide figuren werden uit de hut omhooggesleept en bij hun kapitein op het achterschip neergezet.
'Er is een roeiboot op de boeg,' zei Tom. 'We draaien bij en zetten ze erin. Stuur ze naar huis met de hartelijke groeten.'
Ze werkten de vier mannen het bootje in en zetten het uit. Toen hij zich realiseerde wat er gebeurde, ging de Franse kapitein op de boeg van het kleine bootje staan en schudde met beide vuisten naar hen, terwijl hij hen een stroom verwensingen naar het hoofd slingerde.
'Jullie moeder was een koe en ze heeft jullie uit het verkeerde gat geworpen, stukken natte stront die jullie zijn. Ik pis in de melk van jullie moeder. Ik trap op de ballen van jullie vader.'
'Spreek Engels!' schreeuwde Luke terug. 'De schoonheid van je poëzie gaat zo verloren.' Het woedende geschreeuw van de kapitein stierf snel in het donker achter hen weg.
Aboli hielp Tom met het brassen van het grootzeil en toen het strak en bol stond, zei hij: 'Het schip is nu van jou, Klebe. Hoe wil je het noemen?'
'Hoe hebben de Fransen het genoemd?' Alf Wilson leunde ver over de reling van de achtersteven en strekte zijn nek uit om de naam op de spiegel te kunnen lezen.
'Hirondelle. Wat betekent dat?'
'De Zwaluw,' vertaalde Luke.
Ze waren het er onmiddellijk over eens dat dit een goede naam was. 'God weet dat het schip zo snel als een vogel is.'
'Maar niet in die vervloekte taal,' wierp Tom tegen. 'In ons mooie Engels. De Swallow. We zullen op zijn gezondheid drinken als we in de rivier afmeren.'
Toen de zon opging, waren ze voor de kust van Sheerness en hoewel de Raven alle zeilen had bijgezet, kon hij de Swallow niet bijhouden en lag ver op hen achter.
In het schitterende ochtendlicht was de Swallow zo mooi als een meisje in haar trouwjurk en zijn zeilen waren zo nieuw en smetteloos dat ze glansden als parelmoer. Het schip was nog maar zo kort geleden geverfd dat Tom de geur van terpentine kon ruiken en zijn dekken waren geschuurd tot ze zo wit als sneeuw waren.
Tom vroeg zich af wat voor lading er in het ruim zou zitten. Hij wenkte Aboli en stuurde hem naar beneden om te gaan kijken. Ze tilden de luiken op en Aboli en Alf Wilson gingen met een lantaarn het donkere ruim in. Een halfuur later kwamen ze met een verheugde uitdrukking op hun gezicht weer naar boven.
'Het zit stampvol met zeildoek van de beste kwaliteit. Genoeg om er een eskader linieschepen mee uit te rusten.'
Toms gezicht lichtte op. Hij wist wat voor prijzen dit artikel in de veilingzalen van de Compagnie zou opbrengen. 'Hier draait de oorlog op,' verklaarde hij. 'Dit spul is goud waard!'