Toen ze uit het klooster waren weggegaan, nam Sarah een omweg naar het consulaat en reed eerst over het pad dat ze onlangs had ontdekt en dat naar een van de dorpjes aan de zeekant van het eiland leidde. Ze was nog geen kilometer op weg toen ze plotseling zeker wist dat ze gevolgd werd. Ze dacht dat ze hoefgetrappel achter zich op het pad hoorde, dus toomde ze haar paard in en draaide zich in het zadel om.
Het pad was aan weerskanten omzoomd door dichte vegetatie en ze kon niet verder zien dan de laatste bocht in het pad, die maar een paar passen achter haar was.
'Tom!' riep ze. 'Ben jij dat?'
Er kwam geen antwoord en ze concludeerde dat ze spoken zag.
Toen ze het dorpje bereikte, kocht ze, om een excuus voor haar lange afwezigheid te hebben, van een van de oude vrouwen daar een mand groente en reed toen bijna tot aan de haven door, zodat ze over de grote weg naar het consulaat kon terugkeren.
Ze had veel om over na te denken. Haar stemming schommelde heen en weer tussen opwinding en opgetogenheid bij het vooruitzicht van het avontuur dat ze tegemoet ging en diepe droefheid bij de gedachte dat ze Caroline en de kleine Christopher in de steek zou moeten laten. Ze hield van hen allebei zielsveel. Caroline was zich in haar ongelukkige huwelijk met Guy op haar kracht en standvastigheid gaan verlaten en Sarah beschouwde Christopher bijna als haar eigen kind. Ze maakte zich zorgen over hoe het met hen zou gaan als zij er niet meer zou zijn. 'Zouden ze niet met ons mee kunnen gaan?' vroeg ze zich af, maar ze wist bijna onmiddellijk dat het dom was om er zelfs maar over na te denken.
'Ik moet hen achterlaten.' Ze vermande zich. 'Ik houd van hen allebei, maar Tom is mijn man en ik houd meer van hem dan van wie of wat ook. Ik moet met hem meegaan.'
Ze reed het stalerf op en was zó in gedachten verzonken dat ze Guy pas opmerkte toen hij vanuit de schaduw van de lange veranda tegen haar riep: 'Waar ben je geweest, Sarah?'
Ze keek in verwarring op. 'Je laat me schrikken, Guy.'
'Een slecht geweten soms?' vroeg hij.
'Ik heb groente gekocht.' Ze raakte de mand aan die aan haar zadel gebonden was. 'Ik sta op het punt weg te lopen met een kool!' Ze lachte vrolijk, maar Guy glimlachte niet.
'Kom mee naar mijn kantoor!' beval hij en ze zag dat zijn bediende in de deuropening van de stal stond. Hij heette Assam. Ze had hem nooit gemogen en vertrouwd en nu ze zijn veelbetekenende, kwaadaardige grijns zag, werd ze in deze gevoelens gesterkt. Met een wee gevoel in haar maag wenste ze dat ze haar sporen zorgvuldiger had uitgewist toen ze naar haar afspraak met Tom ging en dat ze aan het gevoel dat ze gevolgd werd, meer aandacht had geschonken.
Ze probeerde zich met bluf uit de situatie te redden. 'Ik wil een bad nemen en me omkleden voor het avondeten,' zei ze tegen Guy, maar hij keek haar dreigend aan en sloeg met zijn rijzweep tegen zijn laars.
'Dit duurt niet lang,' zei hij.'Als je voogd moet ik erop aandringen dat je me gehoorzaamt. Assam neemt je merrie wel over.'
Berustend volgde ze hem over de veranda en zijn koele, halfduistere kantoor in. Hij sloot de deuren achter haar en liet haar midden in de kamer staan, terwijl hij achter zijn schrijftafel ging zitten.
'Je ontmoet hem al een tijdje in het oude klooster,' zei hij onomwonden.
'Wie? Waar heb je het over?'
'Doe geen moeite het te ontkennen,' zei hij. 'Assam is je in opdracht van mij gevolgd.'
'Je hebt me bespioneerd,' stoof ze op. 'Hoe durf je?' Ze probeerde zichzelf tot verontwaardiging op te zwepen, maar het was niet overtuigend.
'Ik ben blij dat je mijn intelligentie niet beledigt door het te ontkennen.'
'Waarom zou ik ontkennen dat ik de man ontmoet van wie ik houd?' Ze was nu echt kwaad en richtte zich in haar volle lengte op.
'Je hebt een zeemanshoer van jezelf gemaakt,' zei hij. 'Als hij eenmaal genoeg heeft van wat je tussen je benen hebt, zal hij je uitlachen en wegvaren, zoals hij bij je zuster heeft gedaan.'
'Als hij wegvaart, ga ik met hem mee.'
'Ik ben je voogd en je bent pas achttien jaar. Je gaat zonder mijn toestemming nergens heen.'
'Ik ga met Tom mee,' zei ze, 'en je kunt me niet tegenhouden.'
'Dat zullen we nog wel eens zien.' Hij stond op. 'Je hebt huisarrest tot de Swallow vertrokken is.'
'Je kunt me niet als een gevangene behandelen.'
'Dat kan ik wel. Ik zal een bewaker bij de deur van je kamer zetten en er zullen andere bij de poort staan. Ze hebben hun orders al van me ontvangen. Ga nu naar je kamer. Ik laat je eten wel boven brengen.'