Ýassie!' riep hij zacht, terwijl hij de trap naar het terras op sloop.

Zijn stem beefde en sloeg over, zoals de laatste tijd wel vaker gebeurde als hij nerveus of geëmotioneerd was. 'Yassie!'

'Ik ben hier, Dowie.' Ze kroop achter het reservoir vandaan en rende naar hem toe. De maan verrees net boven de buitenmuur van de harem en in het licht ervan leidde Dorian haar naar de opening die uitkwam op de Weg van de Engel, zoals ze de geheime gang hadden genoemd. Hij liet zich in het gat zakken en pakte de lamp, de vuurslag en de vuursteen op. Toen de pit gelijkmatig brandde, riep hij Yassie en ving haar kleine lichaam op toen ze langs de oude deur naar beneden gleed. Ze bleef dicht achter hem en hield zijn gewaad vast, terwijl hij haar door de tunnel leidde.

Toen ze bij het ingestorte deel kwamen waar hij het puin had geruimd, blies Dorian de lamp uit. 'We mogen geen licht laten zien,' zei hij. Ze liepen de laatste paar meter op de tast langs de muur verder en toen zagen ze de maan tussen de afhangende klimplanten door, die de uitgang van de tunnel verborgen. Dorian zocht het bundeltje kleren op dat hij in een nis in de wand van de tunnel verstopt had.

'Hier! Trek deze aan,' zei hij.

'Ze stinken!' protesteerde ze.

'Wil je met me mee of niet?'

Ze protesteerde niet meer en Dorian hoorde het geritsel van stof toen ze haar eigen kleren uittrok en de kanzoe over haar hoofd liet glijden.

'Ik ben klaar,' zei ze gretig.

Hij leidde haar het maanlicht in. Het gewaad was te groot voor haar en ze struikelde over haar rok. Hij knielde, scheurde de zoom er ter hoogte van haar enkels af en hielp haar toen haar kefflya zo om haar hoofd te binden dat haar lange haar niet te zien was. 'Zo is het goed,' hij, terwijl hij haar bekeek. Ze zag eruit als een van de haveloze straatjongens die door de straten van de stad en over het strand zwierven. 'Kom mee!'

Ze klauterden over de ruïne en hepen toen, overdreven voorzichtig, door de palmbosjes naar het strand. Dorian kende dit deel van de kust op zijn duimpje. Hij had een plek uitgekozen waar de lage zandstenen klippen een getijpoel afschermden. In de wand van een van de klippen was een ondiepe, halfdonkere grot die hen aan het oog onttrok. Ze gingen naast elkaar op het harde, vochtige zand zitten en keken uit over de in het zilveren maanlicht badende inham. Het was eb en het spierwitte koraalzand lag bloot. De lage branding die tegen het rif sloeg, verspreidde een fosforescerende gloed die hun gezicht met tussenpozen verlichtte.

'Het is prachtig!' fluisterde Yasmini. 'Ik zou nooit geloofd hebben dat het zo mooi was.'

'Ik ga zwemmen,' zei Dorian. Hij stond op, trok zijn kanzoe uit en schopte zijn sandalen uit. 'Ga je mee?'

Zonder op antwoord te wachten, liep hij het strand op. Bij de rand van de poel bleef hij staan en keek om.

Yasmini liep als een jong hertje op benen die te lang leken voor haar kinderlijke lichaam, de grot uit. Ze had het gerafelde gewaad uitgetrokken en was even naakt als hij. Dorian had slavenmeisjes gezien die op de markt werden verkocht, maar ze hadden geen van allen haar elfachtige gratie gehad. Haar haar viel tot op haar kleine, ronde billen over haar rug en de zilverkleurige streep door haar zwarte haar glansde in het maanlicht.

Toen ze bij hem was, legde ze haar hand met een onschuldig gebaar in de zijne. Haar roomkleurige, ontluikende borstjes tekenden zich nog nauwelijks af, maar haar tepels stonden rechtop door het koele windje van de moesson. Hij staarde ernaar en ze gaven hem een vreemd, gespannen gevoel in zijn maagkuiltje dat hij nog nooit eerder had gehad. Hand in hand stapten ze de poel in. Het water was warmer dan de avondlucht, warm als hun eigen bloed. Yasmini liet zich erin zakken tot haar lange haar om haar heen dreef als de bladeren van de waterlotus en ze lachte van vreugde.

De maan was half op weg naar zijn hoogste punt toen hij tegen haar zei: 'We moeten niet langer blijven. Het wordt laat; we moeten teruggaan.'

'Ik ben nog nooit zo gelukkig geweest,' zei ze. 'In mijn hele leven niet. Ik wou dat we hier altijd konden blijven.' Maar ze stond gehoorzaam op en het zilveren water gleed langs haar lange, slanke ledematen. Ze liepen terug het strand op en lieten hun voetstappen als een dubbel kralensnoer in het witte zand achter.

Bij de mond van de grot keek ze hem aan. 'Dank je, Dowie.' Toen sloeg ze plotseling haar beide armen om hem heen en drukte hem tegen zich aan. 'Ik houd zoveel van je, mijn broer.' Dorian bleef onhandig in haar omhelzing staan. Het gevoel van haar kleine lichaam tegen het zijne en de warmte van haar huid door de koele druppels zeewater, gaven hem weer dat vreemde gevoel in zijn maagkuiltje.

Ze stapte naar achteren en giechelde. 'Ik ben helemaal nat.' Ze pakte een bos van haar dikke haar vast en wrong hem uit. Het water droop op het zand.

Dorian pakte zijn kanzoe op. 'Draai je om,' zei hij. Ze draaide gehoorzaam haar slanke gewelfde rug naar hem toe en hij droogde haar met het kledingstuk ruw af.

'Nu de andere kant.'

Ze draaide zich om en hij wreef met het gewaad over die kleine warme zwellingen op haar borst en vervolgens over haar buik. 'Dat kietelt!'

Haar buik was glad en hol en eronder was de kleine verticale haarloze gleuf tussen haar dijen.

"Trek nu je kanzoe aan,' beval hij. Ze draaide zich om en pakte het kledingstuk van het zand. Hij zag dat haar billen klein en volmaakt rondwaren. Hij voelde zijn borst samentrekken en ademde moeizaam.

Ze richtte zich op, liet de vuile kanzoe over haar hoofd glijden en toen ze haar hoofd door de opening stak, stond hij nog steeds naar haar te staren. Ze glimlachte ondeugend tegen hem. Toen ze daarna haar haar in een dikke vlecht draaide en die onder de keffiya stopte, bestudeerde ze zijn lichaam openlijk en zonder enig gevoel van schuld of zondigheid.

'Je bent zo wit waar de zon je niet heeft beschenen. En kijk! Je hebt daar beneden ook haar.' Ze wees er verbaasd naar. 'Het heeft dezelfde kleur als het haar op je hoofd. Het glanst als zijde in het maanlicht. Het is mooi,' zei ze bewonderend.

Hij was het zachte donshaar vergeten dat in de laatste paar maanden was gegroeid. Voor het eerst was hij verlegen en hij voelde zich bijna schuldig in haar bijzijn. Hij bedekte zich snel met zijn eigen vochtige gewaad. 'We moeten gaan,' zei hij. Ze moest rennen om hem in te halen toen hij terugliep naar de harem. In de veiligheid van de tunnel verwisselde ze de vuile kanzoe voor haar eigen kleren.

'Ben je klaar?' vroeg Dorian.

'Ja, Dowie.' Maar voordat hij de tunnel in kon lopen, greep ze zijn hand vast. 'Dank je, mijn broer,' fluisterde ze. 'Ik zal nooit vergeten wat we vanavond hebben gedaan, nooit, nooit!'

Hij probeerde zijn hand los te trekken. Zijn emoties brachten hem in verwarring en hij was bijna boos op haar, omdat ze die gevoelens bij hem wekte.

'Kunnen we nog een keer gaan, Dowie?' smeekte ze.

'Dat weet ik nog niet. Misschien.'

'Alsjeblieft, Dowie. Het was zo leuk.'

'We zullen nog wel zien.'

'Het zou zo fijn zijn. Ik zal alles doen wat je zegt. Ik zal je nooit meer plagen of brutaal tegen je zijn, als je ja zegt. Alsjeblieft, Dowie.'

'Goed dan, Yassie. We gaan nog een keer.'

 

Moesson boek 2
titlepage.xhtml
index_split_000.xhtml
index_split_001.xhtml
index_split_002.xhtml
index_split_003.xhtml
index_split_004.xhtml
index_split_005.xhtml
index_split_006.xhtml
index_split_007.xhtml
index_split_008.xhtml
index_split_009.xhtml
index_split_010.xhtml
index_split_011.xhtml
index_split_012.xhtml
index_split_013.xhtml
index_split_014.xhtml
index_split_015.xhtml
index_split_016.xhtml
index_split_017.xhtml
index_split_018.xhtml
index_split_019.xhtml
index_split_020.xhtml
index_split_021.xhtml
index_split_022.xhtml
index_split_023.xhtml
index_split_024.xhtml
index_split_025.xhtml
index_split_026.xhtml
index_split_027.xhtml
index_split_028.xhtml
index_split_029.xhtml
index_split_030.xhtml
index_split_031.xhtml
index_split_032.xhtml
index_split_033.xhtml
index_split_034.xhtml
index_split_035.xhtml
index_split_036.xhtml
index_split_037.xhtml
index_split_038.xhtml
index_split_039.xhtml
index_split_040.xhtml
index_split_041.xhtml
index_split_042.xhtml
index_split_043.xhtml
index_split_044.xhtml
index_split_045.xhtml
index_split_046.xhtml
index_split_047.xhtml
index_split_048.xhtml
index_split_049.xhtml
index_split_050.xhtml
index_split_051.xhtml
index_split_052.xhtml
index_split_053.xhtml
index_split_054.xhtml
index_split_055.xhtml
index_split_056.xhtml
index_split_057.xhtml
index_split_058.xhtml
index_split_059.xhtml
index_split_060.xhtml
index_split_061.xhtml
index_split_062.xhtml
index_split_063.xhtml
index_split_064.xhtml
index_split_065.xhtml
index_split_066.xhtml
index_split_067.xhtml
index_split_068.xhtml
index_split_069.xhtml
index_split_070.xhtml
index_split_071.xhtml
index_split_072.xhtml
index_split_073.xhtml
index_split_074.xhtml
index_split_075.xhtml
index_split_076.xhtml
index_split_077.xhtml
index_split_078.xhtml
index_split_079.xhtml
index_split_080.xhtml
index_split_081.xhtml
index_split_082.xhtml
index_split_083.xhtml
index_split_084.xhtml
index_split_085.xhtml
index_split_086.xhtml
index_split_087.xhtml
index_split_088.xhtml
index_split_089.xhtml
index_split_090.xhtml