De kalief van Oman, Abd Moehammed al-Malik, was stervende in zijn paleis in Muscat en zelfs zijn beste artsen konden de oorzaak van de mysterieuze ziekte waaraan hij leed, niet vinden. Ze hadden hem gepurgeerd tot het bloed uit zijn anus druppelde. Ze hadden de aderen in zijn armen opengesneden en hem adergelaten tot zijn broodmagere gezicht grauw was en hij blauwe kringen om zijn ogen had. Ze hadden hete ijzers op zijn borst gedrukt tot de blaren erop zaten om de ziekte weg te branden, maar het was allemaal tevergeefs.
De ziekte had zich geopenbaard kort nadat prins Zayn al-Din was teruggekeerd van zijn lange pelgrimstocht naar Mekka en de heilige plaatsen van de islam, die hij van zijn vader had moeten ondernemen als boetedoening voor zijn verraad. Na zijn terugkeer in Muscat had Zayn al-Din zijn vader opnieuw de kruiperigste smeekbeden gedaan. Hij verscheurde zijn mooie kleding en sneed zijn wangen en borst met een scherp mes open. Hij strooide as over zijn hoofd en kroop op handen en knieën naar de troon van zijn vader en smeekte hem jammerend om vergeving.
Al-Malik was van zijn ivoren troon gestapt, had zijn zoon overeind getrokken en het bloed en de as van zijn gezicht geveegd. Daarna kuste hij hem op de lippen. 'Je bent mijn zoon en hoewel ik je eens verloren waande, heb ik je nu weer terug,' zei hij. 'Ga je wassen en kleed je om. Trek het blauwe gewaad van het vorstenhuis van Oman aan en neem je plaats op het kussen aan mijn rechterhand in.'
Kort daarna begon hij aan verschrikkelijke hoofdpijn te lijden, waardoor hij verward en suf werd. Daarna kreeg hij last van stuiptrekkingen en braakaanvallen. Hij had buikpijn, zijn stoelgang was zwart en teerachtig en zijn urine donkerrood van het bloed.
Terwijl zijn artsen hem behandelden en probeerden verbetering in zijn toestand te bewerkstelligen, werd hij alleen maar zieker. Zijn vingernagels werden blauw. Hij raakte af en toe in coma en zijn vlees teerde weg zodat zijn kale, haarloze hoofd op een doodshoofd begon te lijken.
Omdat ze wisten dat het einde nabij was, verzamelden dertig van zijn zoons zich om zijn bed in zijn donkere, bedompte slaapvertrek waarvan de luiken gesloten waren. De oudste zoon, Zayn al-Din, zat het dichtst bij het bed en ging voor in de gebeden tot Allah om het lijden van hun vader te verlichten.
In de stilte tussen de gebeden sloeg Zayn al-Din zijn betraande ogen op en keek zijn halfbroer bedroefd aan. Ibn al-Malik Aboebaker was de zoon van een van de lager geplaatste concubines. Vanaf hun jeugd in de harem op Lamoe was hij al de vertrouwde metgezel van Zayn al-Din. Vanwege zijn lage status in de koninklijke huishouding had Aboebaker in obscuriteit kunnen wegzakken, maar volgens een gezegde in de woestijn heeft elke man een kameel nodig om hem over het zand te dragen. Aboebaker was vastbesloten op de rug van zijn oudere halfbroer naar de macht te rijden. Hij wist ook dat Zayn al-Din hem nodig had, want Aboebaker was het toonbeeld van de trouwe dienaar, slim en vindingrijk en toegewijd aan zijn broer. Hij was aan Zayn al-Dins zijde geweest bij de slag om Muscat en had geprobeerd hem te beschermen toen de Turken verpletterend verslagen werden, maar in het gewoel was hij met een lans in zijn borst gestoken en van zijn paard geworpen.
Na de slag was hij van zijn verwondingen hersteld en hij had van de nieuwe kalief gratie gekregen, maar in plaats van dankbaar te zijn voor zijn edelmoedigheid, koesterde Aboebaker een diepe wrok jegens hem. Evenals Zayn al-Din was hij ambitieus en slinks, een geboren samenzweerder en belust op macht. Ook al had zijn vader hem dan vergeven, Aboebaker wist dat hij zijn verraad de rest van zijn leven niet zou vergeten. Maar lang zou zijn leven niet meer duren, dacht Aboebaker. Hij keek de volle kamer door, waarin een nevel van wierook hing en ving de blik van Zayn op. Zijn broer knikte nauwelijks waarneembaar en Aboebaker sloeg zijn ogen neer en streek zijn snor glad ten teken dat hij het had begrepen.
Aboebaker had voor het bittere, witte poeder gezorgd dat nu zijn werk voor hen deed. Een van de artsen die de stervende kalief behandelden, was Aboebakers man. Het gif werd in zeer kleine doses toegediend en hoopte zich in het lichaam van het slachtoffer op, zodat de symptomen geleidelijk ernstiger werden. Stilzwijgend was Aboebaker het met zijn broer eens dat het tijd werd om de kalief de dodelijke dosis te geven.
Aboebaker bedekte zijn gezicht met zijn zwarte hoofddoek alsof hij zijn verdriet wilde verbergen en glimlachte. Morgen om deze tijd zou zijn oudere broer Zayn op de Olifantstroon plaatsnemen en hij, Ibn al-Malik Aboebaker, zou opperbevelhebber van het leger en de vloot van Oman worden. Zayn al-Din had hem niet alleen dat beloofd, maar ook de titel van imam en twee lakh roepies uit de koninklijke schatkist. Aboebaker had zichzelf altijd als een geweldige krijger beschouwd en hij wist dat zijn ster eindelijk rijzende was. 'En dat allemaal dankzij mijn dierbare broer, Zayn al-Din. Moge Allah tienduizend zegeningen op hem laten neerdalen,' fluisterde hij.