Koesj verzamelde de vrouwen uit de huishouding van de prins toen ze uit de dhow aan land kwamen. Er waren twee van zijn jongste concubines bij. Ze waren zwaar gesluierd, maar slank en gracieus onder de lagen zwarte stof van hun gewaad. Hun handen en voeten waren prachtig gevormd en met henna geverfd en ze droegen kostbare saffieren en smaragden ringen aan hun vingers en tenen. Ze giechelden veel, wat Dorian irriteerde. Hun dienstmeisjes waren nog erger, luidruchtig als een zwerm spreeuwen. Hij was blij toen ze door Koesj de eerste ossenwagen in geloodst werden.

Tahi leidde Dorian de tweede in. De ossen waren spierwit en hadden brede hoorns en enorme bulten op hun schouders. Hij wilde naast de wagen rennen, maar Koesj hield hem tegen door een mollige hand op zijn schouder te leggen. De eunuch droeg aan al zijn vingers gouden ringen en de stenen die erin gezet waren, vingen fonkelend het heldere, tropische zonlicht op. 'Blijf naast me zitten, kleintje,' zei hij met een hoge, vrouwelijke stem en toen Dorian wilde protesteren, kneep Tahi hem zo hard in zijn arm dat het pijn deed. Hij interpreteerde dit als een waarschuwing dat Koesj een man - of liever gezegd, een ding - met macht was en te vriend gehouden moest worden.

De stoet wagens verliet de kust en reed door de buitenwijk van de havenstad het platteland op. Ze ratelden over de smalle, stoffige weg tussen bossen wuivende kokospalmen en wilde vijgenbomen door, het binnenland in. Zwermen felgekleurde papegaaien en groene duiven krioelden tussen de takken en verslonden gretig de rijpende vruchten. Dorian had zulke vogels nog nooit gezien en keek ze met bewonderende kreten in hun vlucht na.

Koesj bestudeerde hem aandachtig met zijn intelligente, zwarte ogen die in rollen vet waren begraven. 'Wie heeft jou, een Frank, de taal van de profeet leren spreken?' vroeg hij plotseling en Dorian gaf hem met een zucht het antwoord dat hij inmiddels al zo vaak tot vervelens toe had moeten geven.

'Ben je islamiet? Of is het waar dat je een ongelovige bent?'

'Ik ben christen,' zei Dorian trots.

Koesj vertrok zijn gezicht, alsof hij een groene dadelpruim had geproefd. 'Hoe komt het dan dat je haar dezelfde kleur heeft als dat van de profeet?' vroeg hij. 'Of is dat een leugen? Wat voor kleur heeft je haar? Waarom verberg je het?'

Het voortdurende gezeur over dit ene onderwerp irriteerde Dorian. Er waren om hem heen zoveel interessante dingen te zien. Hij wou dat de dikke man hem met rust liet, zodat hij ervan kon genieten.

'Laat me je haar zien.' Koesj bleef aandringen en hij strekte zijn hand naar Dorians hoofddoek uit. Dorian wilde zijn hoofd wegtrekken, maar Tahi sprak op scherpe toon tegen hem en hij liet Koesj de doek van zijn hoofd tillen. Koesj keek vol verbazing toe, terwijl Dorians dikke, krullende lokken op zijn schouders vielen en in het zonlicht leken op te flakkeren als een brand in hoog gras. De andere inzittenden van de wagen slaakten bewonderende kreten en riepen Allah tot getuige van dit wonder aan. Zelfs de koetsiers van de wagen draaiden zich om en gingen naast het hoge wiel lopen om naar hem te staren. Dorian bedekte haastig zijn hoofd.

Na anderhalve kilometer kronkelde het pad zich het bos uit en voor hen uit verrees de blinde, hoge muur van het vrouwenverblijf. Het was opgetrokken uit blokken koraalsteen en met ongebluste kalk verblindend wit geverfd. Er waren geen ramen en de enige opening erin was een teakhouten poort die met ingewikkelde patronen van klimplanten en gebladerte versierd was, waarmee gehoorzaamd werd aan het strenge islamitische voorschrift dat het afbeelden van mensen of andere levende wezens verbood.

De poort zwaaide open toen de kleine karavaan van wagens naderde en ze reden de gesloten, verboden wereld van de harem binnen. Dit was het verblijf van de vrouwen en hun kinderen en de eunuchs die hen bewaakten. Behalve de prins mocht geen enkele volwassen man hier binnenkomen en degene die dat toch deed, nam het risico zijn leven te verliezen.

De vrouwen en kinderen hadden zich net binnen de poort verzameld om de stoet ossenwagens te verwelkomen. Velen van hen hadden deze afgesloten ruimte al sinds hun jeugd niet meer verlaten en waren blij met iedere vorm van afleiding. Ze kwebbelden en gilden van opwinding en verdrongen zich om de wagens, om te kijken wie erin zaten en of er een vreemd gezicht bij was.

'Daar is hij!'

'Het is waar. Hij is een Frank!'

'Is zijn haar echt rood? Dat kan toch niet.'

Hier, in de beslotenheid van de harem, mochten de vrouwen ongesluierd rondlopen. De prins had de keus uit alle vrouwen van zijn rijk en de meeste waren jong en knap. Alle mogelijke variaties in huidkleur waren vertegenwoordigd, van blauwzwart tot alle schakeringen van bruin, goud en amber en zacht boterachtig geel. Hun kinderen dansten van opwinding om hen heen.

De vrouwen drongen zich naar voren om Dorian beter te kunnen bekijken en volgden hen toen Koesj hen door een wirwar van binnenhoven en omsloten tuinen leidde waarin mozaïekvloeren en rijkversierde zuilengangen waren aangelegd. Het pleisterwerk was ingelegd met zeeschelpen die ingewikkelde patronen vormden. Er waren met riet en lotusplanten gevulde vijvers waarin op juwelen lijkende vissen rondzwommen, terwijl libellen en kleurige ijsvogels boven het water zweefden.

Sommige van de oudere kinderen dansten om Dorian heen en plaagden hem. 'Kleine, blanke ongelovige!'

'Met je groene duivelsogen!'

Koesj deed alsof hij met zijn lange stok naar hen sloeg, maar hij grijnsde en deed geen moeite hen weg te jagen. Al snel kwamen ze van het prachtige deel van het vrouwenverblijf in een meer vervallen deel dat aan de achterkant van het hoofdcomplex lag. Het was duidelijk dat dit de minst aantrekkelijke afdeling was. De tuinen waren niet onderhouden en de muren waren bevlekt en ongeverfd. Ze passeerden verscheidene verlaten ruïnes die met tropisch onkruid overwoekerd waren en kwamen bij een vervallen gebouw. Koesj leidde hen naar een kleine, maar stevige deur en beval hen naar binnen te gaan. Ze kwamen in een grote woonkamer die donker en niet al te schoon was. De muren waren met roet bevlekt en de vloeren waren stoffig en bedekt met de uitwerpselen van gekko's en ratten.

Koesj sloot de deur achter hen en draaide een enorme sleutel in het slot om. Tahi schreeuwde door het kleine tralieraam in de deur tegen hem: 'Waarom sluit u ons op? We zijn geen gevangenen. We zijn geen misdadigers.'

'De machtige prins Abd Moehammad al-Malik heeft bevolen dat moet worden voorkomen dat het kind ontsnapt.'

'Hij kan niet ontsnappen. Hij kan nergens heen.'

Koesj negeerde haar protesten. Hij beende weg en nam de meeste anderen mee. De prinsenkinderen bleven Dorian nog een tijdje door het tralieraam bespotten, maar ze kregen er al snel genoeg van en verdwenen.

Toen het helemaal rustig was, begonnen Tahi en Dorian hun verblijf te verkennen. Behalve de huiskamer waren er slaapkamers en een kleine keuken met een open haard. Daarnaast was de wasruimte met een tegelvloer die naar een open afvoerput afhelde en daarachter was een latrine met onbedekte emmers.

Het meubilair was schaars: er lagen slaapmatten van gevlochten riet en zitkleedjes van geweven wol. Er stonden kookpotten en waterkannen in de keuken en natuurlijk zouden ze, volgens het Arabisch gebruik, met hun vingers eten. Er was een groot aarden regenwaterreservoir dat voor vers water zorgde.

Dorian keek omhoog naar de opening in het dak van de keuken waardoor de rook werd afgevoerd. 'Ik zou daar gemakkelijk door naar buiten kunnen klimmen,' pochte hij.

'Als je dat doet, ranselt Koesj je af met zijn stok,' zei Tahi, 'dus haal het niet in je hoofd. Help me maar deze varkensstal schoon te maken.'

Terwijl ze samen de kale kamers met rieten bezems aanveegden en de kleien vloeren met halve kokosdoppen opwreven, legde Tahi hem de regels van het vrouwenverblijf uit.

Tahi had als kindermeisje in de harem gewoond sinds haar man zich van haar had laten scheiden en ze was een expert in de zaken van deze besloten gemeenschap. In de loop van de daaropvolgende dagen deelde ze deze kennis met Dorian.

Prins Abd Moehammed al-Malik was begin dertig. Zijn oudste broer, de kalief, had om redenen die met zijn opvolging te maken hadden, verhinderd dat hij voor zijn twintigste jaar zou trouwen. Zodoende was zijn oudste zoon maar iets ouder dan Dorian. Hij heette Zayn-al-Din en, evenals Dorian, had hij de puberteit nog niet bereikt. Hij woonde nog met zijn moeder in de harem.

'Onthoud zijn naam,' zei Tahi. 'Als oudste zoon is hij heel belangrijk.' Vervolgens nam ze de namen met hem door van de andere zonen die de prins bij de andere vrouwen en concubines had, maar het waren er zo veel dat Dorian niet eens probeerde ze te onthouden. Tahi nam niet de moeite de namen van de meisjes te noemen, omdat die niet belangrijk genoeg waren.

In de daaropvolgende weken leek het alsof de prins zijn roodharige slavenjongen vergeten was. Ze kregen niets meer van buiten de muren van de harem te horen. Onder het toeziend oog van Koesj brachten slavinnen hun elke dag hun rantsoen rijst, vlees en verse vis en haalden het keukenafval en de emmers uit de latrine weg. Verder werden Dorian en Tahi aan hun lot overgelaten.

Er waren tralievensters in de grote kamer van hun verblijf, die op een deel van de tuinen uitkeken. Om de verveling van hun gevangenschap te verlichten, brachten ze veel tijd voor de vensters door om het komen en gaan van de andere bewoners van de harem gade te slaan.

Tahi wees Dorian Zayn al-Din aan. Hij was een grote, mollige jongen die langer was dan al zijn broers en zusters. Hij had een bleke, karamelkleurige huid en een humeurig pruilmondje. De huid om zijn ogen was verkleurd, alsof er blauwe plekken zaten. 'Zayn houdt van zoetigheid,' vertelde Tahi. Er zaten plekken van gierstuitslag aan de binnenkant van zijn ellebogen en knieën. Hij liep wijdbeens om te voorkomen dat zijn dijen langs elkaar zouden wrijven, zodat de huid geïrriteerd zou raken.

Telkens wanneer Dorian hem zag, was Zayn omringd door een stuk of twaalf broers en zusters. Op een ochtend zag hij dat deze bende een kleinere jongen over de grasvelden achtervolgde en hem tegen de buitenmuur van de harem klemzette. Ze sleepten hem naar Zayn die zich niet met de achtervolging had vermoeid en pas kwam aanwaggelen toen ze de jongen te pakken hadden. Tahi keek ook toe en vertelde Dorian dat het slachtoffer de zoon was van een lagere concubine van de prins en daarom een geschikte prooi voor de oudste zoon van zijn eerste vrouw was.

Dorian die uit zijn ervaringen met zijn broer William alles wist over de rechten van de eerstgeborene voelde medelijden met de kleine jongen wiens oren door Zayn werden omgedraaid tot hij op zijn knieën zakte en huilde van angst. 'Als straf voor wat je hebt gedaan, moet je mijn paard zijn,' zei Zayn op luide toon en hij dwong de jongen op handen en voeten te gaan liggen. Toen besteeg hij hem en liet zich met zijn volle gewicht op de rug van het kind zakken. Hij had een rietje in zijn hand.

'Galopperen, paard!' beval hij en hij sloeg hem op zijn achterste. Het buigzame rietje zwiepte en knalde luid en de jongen jammerde van de schrik en de pijn. Hij begon zich op handen en voeten naar voren te bewegen, terwijl Zayn op zijn rug op en neer wipte.

De andere kinderen huppelden joelend en aanmoedigingen schreeuwend achter hen aan. Toen de jongen begon te wankelen, begonnen ze hem ook te slaan en sommigen van hen liepen naar de dichtstbijzijnde struiken om er takken vanaf te breken. Een van hen trok het gewaad van het kind omhoog, zodat zijn bruine blote billen zichtbaar werden die met vurige strepen waren bedekt. Ze dreven hem twee keer om het grasveld heen.

De tranen stroomden over het gezicht van het slachtoffer toen hij tenslotte onder Zayns gewicht ineenzakte en snikkend op het ruwe gras bleef liggen. Zijn knieën waren opengeschaafd en bloedden. Zayn gaf hem een achteloze schop en leidde de anderen weg.

'Hij is een sadist,' zei Dorian woedend. Tahi haalde haar schouders op.

'Volgens de koran moeten de sterken de zwakken beschermen,' zei Dorian.

'Zeg dat niet tegen Zayn al-Din,' antwoordde Tahi. 'Dat zal hem niet bevallen.'

'Ik zou wel eens een ritje op hem willen maken', zei Dorian woedend, 'om eens te kijken hoe leuk hij dat vindt.'

Tahi maakte het teken om ongeluk af te weren. 'Denk daar zelfs niet aan. Je kunt maar het beste zover mogelijk bij Zayn uit de buurt blijven,' waarschuwde ze hem. 'Hij is een wraakzuchtige jongen. Hij haat je vast omdat je bij de prins in de gunst staat. Hij kan ons veel kwaad doen. Zelfs Koesj is bang voor hem, want eens zal hij de prins zijn.'

In de loop van de volgende weken legde ze Dorian verder uit hoe de hiërarchie van de harem in elkaar zat. De profeet had verordonneerd dat de prins vier vrouwen mocht hebben. Hij kon echter zo vaak scheiden en hertrouwen als hij wilde en het aantal concubines die hij eropna mocht houden, was onbeperkt. De vrouwen van wie hij gescheiden was, maar hem kinderen hadden geschonken, woonden nog steeds in de harem.

Zodoende verbleven er bijna vijftig vrouwen binnen deze muren. Vijftig mooie, verveelde, gefrustreerde vrouwen die de lange dagen alleen maar vulden met intriges, ruzies en jaloerse kuiperijen. Het was een complexe gemeenschap met talloze onderstromen en subtiele nuances.

Koesj heerste over hen allemaal, dus het was voor het geluk en het welzijn van de inwonenden belangrijk of ze bij hem in of uit de gunst waren. Na hem waren de vier vrouwen van de prins, in volgorde van huwelijksduur, het belangrijkst. Daarna kwam de favoriete van dat moment, maar zij was gewoonlijk het een of andere knappe kind dat nog maar net vrouw was geworden en haar ster zou snel tanen. Alle vorige vrouwen en concubines van de prins kibbelden, ruzieden en intrigeerden om hun eigen positie in de rangorde veilig te stellen. 'Het is belangrijk dat je deze dingen begrijpt, al-Amhara. Belangrijk voor ons allebei. Ik heb geen enkele status; ik ben maar een arme, oude kindermeid. Ik kan weinig doen om je te beschermen en niemand zal me missen.'

'Ga je ergens heen?' vroeg Dorian geschrokken. Hij was in de korte tijd dat ze elkaar kenden, heel erg op haar gesteld geraakt en het vooruitzicht om nu alweer door haar te worden verlaten, boezemde hem angst in.

'Ik ga nergens heen, kleintje,' stelde ze hem snel gerust, 'maar mensen sterven hier in de harem, vooral kleine, onbelangrijke mensen die degenen die boven hen staan, aanstoot geven.'

'Maak je geen zorgen. Ik bescherm je wel,' zei Dorian dapper en hij omhelsde haar.

'Ik voel me veiliger onder jouw hoede' - ze liet hem niet zien dat ze glimlachte - 'maar we weten nog niet wat voor positie je inneemt. Het lijkt erop dat je bij de prins in de gunst staat, maar daar zijn we nog niet zeker van. Waarom laat hij ons door Koesj gevangen houden en als beesten in een kooi behandelen? Waarom laat hij je niet halen? Is hij je vergeten?' Ze zuchtte en beantwoordde zijn omhelzing.

'Misschien weet hij niet hoe Koesj ons behandelt,' opperde Dorian.

'Misschien,' beaamde ze. 'Dus moeten we afwachten, maar intussen moeten we voorzichtig zijn, al-Amhara, heel voorzichtig.'

De tijd verstreek en de opwinding over hun komst was vergeten. Niemand tuurde meer door het tralieraam en de door Zayn al-Din geleide kinderen kregen er genoeg van om beledigingen onder de ramen te scanderen. Elke dag leed Dorian meer onder zijn gevangenschap.

Als hij de schrille kreten en het vrolijke gelach van andere kinderen in de tuinen hoorde, hun rennende voetstappen door de gangen en over de binnenhof buiten zijn eigen schamele verblijf, rende hij naar het raam om een glimp van hen op te vangen. Dit verergerde zijn gevoel van eenzaamheid alleen maar en hij voelde zich evenzeer een gevangene als toen hij nog in zijn cel op het eiland van al-Auf zat.

Toen op een ochtend het parelwitte licht van een nieuwe dag door het hoge raam van zijn kamer filterde, lag hij naakt op zijn slaapmat en trok met zijn tanden de harde buitenlaag van een stuk suikerriet. Hij hield ermee op toen er iemand in de tuin begon te zingen. Het was een lieve, meisjesachtige stem, hoewel de woorden steeds herhaald werden en onzinnig waren. Het was een kinderliedje over palmdadels en een hongerige aap. Hij luisterde ernaar, terwijl hij het zoete sap uit het suikerriet kauwde en het hart uitspuwde.

Plotseling hoorde hij het onmiskenbare gekwetter van een aap. De zangeres stopte met het refrein en barstte uit in een klaterend gelach. Beide geluiden intrigeerden Dorian en hij sprong op en liep naar het raam. Hij tuurde de tuin in en zag een klein meisje alleen op het muurtje om de lotusvijver zitten. Ze zat met haar rug naar hem toe en haar haar hing eroverheen. Het was donker, bijna iriserend zwart haar en er glansde een zilveren streep tussen de dikke lokken. Dorian had nog nooit zo iets gezien en was gefascineerd.

Ze droeg een geborduurde, groene hemdjurk die haar bruine armen bloot liet en een wijde katoenen broek. Haar benen waren onder haar dubbelgevouwen en hij zag dat de zolen van haar kleine voeten met henna in een heldere, roodbruine kleur waren geverfd. Ze hield een dadel omhoog en een groene meerkat danste op zijn achterpoten vóór haar in het gras. Elke keer dat ze met haar hand een teken gaf, kwetterde de aap luider en draaide in een cirkel rond. Het meisje lachte verrukt. Ten slotte bood ze hem de zoete vrucht aan en riep: Kom bij me, Jinni!' De aap sprong op haar schouder en pakte de dadel uit haar hand. Hij stopte hem in zijn wangzak en begon met zijn dunne, zwarte vingers tussen haar haren te zoeken, alsof hij haar vlooide. Het meisje streelde zijn pluizige, witte buik en begon weer te zingen.

Plotseling keek de aap op en zag Dorians hoofd voor het raam. Hij stootte een gil uit, schoot van de schouder van het meisje en klom tegen de muur op. Terwijl hij aan het kozijn hing stak hij zijn hand, met de palm omhoog als een bedelaar, door het tralievenster en probeerde het stuk suikerriet van hem te bietsen.

Dorian lachte om het dier dat zijn tanden ontblootte, met zijn kop op en neer deinde en het suikerriet uit zijn hand probeerde te grissen, terwijl hij tegelijkertijd klanken uitstootte en gezichten trok.

Het meisje draaide zich om en keek omhoog. 'Laat hem een kunstje doen,' riep ze. 'Geef hem pas te eten als hij dat heeft gedaan.' Dorian zag dat ze ook een grappig apengezichtje had met enorme honingkleurige ogen.'Doe dit met je hand.' Ze deed het voor en op dat teken maakte de aap een lenige achterwaartse salto. 'Laat het hem drie keer doen.' Het meisje klapte in haar handen. 'Jinni moet het drie keer doen.'

Na de derde salto bood Dorian hem het stuk suikerriet aan. De aap griste het uit zijn hand, rende op handen en voeten en met zijn staart hooggeheven over het grasveld en schoot omhoog naar de bovenste takken van een tamarindeboom. Hij bleef er daar op zitten kauwen, terwijl het zoete sap van zijn lippen droop.

'Ik weet wie je bent,' zei het meisje ernstig, terwijl ze met haar grote ogen naar hem opkeek.

'Wie ben ik dan?'

'Je bent al-Amhara, de ongelovige.'

Tot nu toe had het hem niet kunnen schelen hoe ze hem noemden, maar plotseling vond hij het vervelend. 'Mijn echte naam is Dorian, maar jij mag me Dorry nemen. Zo noemt mijn broer me.'

'Dowie.' Ze probeerde de naam uit te spreken, maar had moeite met de 'r'. 'Het is een vreemde naam, maar ik zal je Dowie noemen.'

'Hoe heet jij?' wilde hij weten.

'Yasmini,' antwoordde ze. 'Dat betekent de bloem van de jasmijn.' Ze sprong op en kwam dichterbij, terwijl ze met een ernstige uitdrukking op haar gezicht vol ontzag naar hem omhoogstaarde. 'Je haar is echt rood. ik dacht dat ze het verzonnen hadden.' Ze hield haar hoofd scheef. 'Het is heel mooi. Ik wou dat ik het kon aanraken.'

'Dat gaat niet,' zei hij kortaf, maar ze leek niet beledigd door zijn toon.

'Ik heb erg veel medelijden met je,' zei ze.

'Waarom?' Hij was van zijn stuk gebracht.

'Omdat Zayn zegt dat je een ongelovige bent. Je zult nooit besneden worden en je zult nooit de tuinen van het paradijs kunnen binnengaan.'

'We hebben onze eigen hemel,' zei Dorian uit de hoogte. Hij vond het lichtelijk verontrustend dat zijn onderlichaam ter sprake werd gebracht.

'Waar is die?' vroeg Yasmini en ze raakten verwikkeld in een lange, diepgaande discussie over de diverse voordelen van de beide paradijzen. 'Ons paradijs heet Jannat,' zei ze. 'Allah heeft gezegd: "Ik heb voor mijn rechtschapen dienaren bereid wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en wat de menselijke geest niet kan bevatten." '

Dorian dacht daar zwijgend over na en kon geen geschikte repliek bedenken - Jannat was moeilijk te overtreffen - dus stapte hij over op een onderwerp waarover hij met meer zekerheid kon praten.

'Mijn vader heeft in Engeland vijftig paarden,' zei hij. 'Hoeveel paarden heeft jouw vader?'

Daarna kwam Yasmini elke ochtend en ze bracht Jinni mee. Ze ging dan, met de aap op haar schouder, onder Dorians raam zitten en luisterde met glanzende ogen naar hem, terwijl hij probeerde haar uit te leggen wat ijs was, dat er sneeuw uit de hemel viel, dat Engelsen maar één vrouw hadden en dat sommige van hen haar hadden met de kleur van haar gouden enkelbanden en andere vuurrood haar, zoals hijzelf, dat de meisjes hun haar met hete krulijzers krulden en dat mannen hun hoofd kaalschoren en pruiken droegen. Hij vertelde haar wat voor jurken de vrouwen droegen en dat ze geen broek aan hadden, zoals zij, maar onder hun rokken naakt waren.

'Dat is heel onkuis,' zei ze tuttig. 'En is het waar, zoals Zayn zegt, dat jullie zelfs varkensvlees eten?'

'De huid wordt helemaal knapperig wanneer het vlees geroosterd wordt,' zei hij om haar te choqueren. 'Hij knispert tussen je tanden.'

Ze sperde haar ogen nog wijder open en deed alsof ze moest braken. 'Dat is echt walgelijk. Geen wonder dat je niet met ons mee kunt naar het paradijs.'

'We wassen ons niet vijf keer per dag, zoals jullie. Soms wassen we ons de hele winter helemaal niet. Het is veel te koud,' vertelde hij haar genietend.

'Dan moeten jullie even erg stinken als de varkens die jullie eten.'

Ze wist niets van de buitenwereld, maar was heel goed op de hoogte van alles wat er in het vrouwenverblijf gebeurde. Ze vertelde hem dat haar moeder een van de gescheiden vrouwen van de prins was, maar dat ze twee broers had, zodat ze nog steeds bij hem in de gunst waren. 'Als ik de enige was geweest, zou het anders zijn, omdat ik maar een meisje ben en mijn vader houdt niet van dochters.' Ze zei het op een nuchtere toon, zonder enig zelfmedelijden. 'Maar mijn moeder is van koninklijken bloede. Ze is de nicht van de grootmogol, dus de keizer is mijn oudoom,' vertelde ze hem trots.

'Dus je bent een prinses.'

'Ja, maar een lagere.' Haar eerlijkheid was ontwapenend. 'Zie je die zilveren streep in mijn haar?' Ze draaide in het rond om hem te laten zien. 'Mijn moeder heeft dezelfde streep en mijn grootvader ook. Het is een teken dat we van koninklijken bloede zijn.'

Toen ze de familierelaties tussen de andere kinderen uitlegde, luisterde Dorian met meer aandacht naar haar dan hij naar Tahi had gedaan.

'Zayn al-Din is mijn halfbroer, maar ik mag hem niet. Hij is dik en wreed.' Ze keek Dorian peinzend aan. 'Is het waar dat mijn vader je geadopteerd heeft?'

'Ja, dat is waar.'

'Dan ben jij ook mijn broer. Ik denk dat ik jou aardiger vind dat Zayn, ook al eet je dan varkensvlees. Vind je mij aardig, al-Amhara? Zayn zegt dat ik op Jinni lijk.' Ze streelde de aap op haar schouder. 'Vind jij ook dat ik op een aap lijk?'

'Ik vind je heel mooi,' zei Dorian hoffelijk en toen ze glimlachte, was het ook nog waar.

'Mijn moeder zegt dat mijn vader, de prins, is weggegaan om mijn oom, de kalief, in Muscat te bezoeken.'

'Wanneer komt hij terug?' vroeg Dorian snel. Dat moest de reden zijn dat hij en Tahi verwaarloosd waren: de prins was niet hier om hen te beschermen. 'Komt hij snel terug?'

'Mijn moeder zegt dat hij misschien lang wegblijft, misschien wel een jaar of langer.' Yasmini hield haar hoofd scheef om zijn gezicht te bestuderen. 'Als je echt mijn broer bent, neemt mijn vader je, als hij terugkomt, misschien wel mee om te gaan paardrijden of op valkenjacht te gaan. Ik wou dat ik een jongen was, zodat ik met je meekon,' zei ze en ze sprong op. 'Ik moet nu weg. Koesj mag me hier niet betrappen. Hij heeft ons allemaal verboden met je te praten. Hij zal me slaan als hij me hier vindt.'

'Kom morgen weer,' zei hij, terwijl hij zijn best deed zijn stem niet smekend te laten klinken.

'Misschien,' riep ze over haar schouder, terwijl ze over het grasveld wegrende.

Toen ze weg was, keek Dorian omhoog naar de hemel. Hij zag de meeuwen vliegen en terwijl hij naar het verre geluid van de branding luisterde, probeerde hij wanhopig te bedenken hoe hij zou kunnen ontsnappen. Hij stelde zich voor dat hij door de opening in het keukendak zou klimmen, over de muur van de harem zou klauteren en op het strand een kleine boot zou vinden. Maar waar zou ik ermee naartoe moeten? vroeg hij zich af en zijn fantasie verschrompelde en verdween. Ik zal moeten wachten tot Tom me komt halen. Hij verzoende zich weer met het onvermijdelijke.

 

Moesson boek 2
titlepage.xhtml
index_split_000.xhtml
index_split_001.xhtml
index_split_002.xhtml
index_split_003.xhtml
index_split_004.xhtml
index_split_005.xhtml
index_split_006.xhtml
index_split_007.xhtml
index_split_008.xhtml
index_split_009.xhtml
index_split_010.xhtml
index_split_011.xhtml
index_split_012.xhtml
index_split_013.xhtml
index_split_014.xhtml
index_split_015.xhtml
index_split_016.xhtml
index_split_017.xhtml
index_split_018.xhtml
index_split_019.xhtml
index_split_020.xhtml
index_split_021.xhtml
index_split_022.xhtml
index_split_023.xhtml
index_split_024.xhtml
index_split_025.xhtml
index_split_026.xhtml
index_split_027.xhtml
index_split_028.xhtml
index_split_029.xhtml
index_split_030.xhtml
index_split_031.xhtml
index_split_032.xhtml
index_split_033.xhtml
index_split_034.xhtml
index_split_035.xhtml
index_split_036.xhtml
index_split_037.xhtml
index_split_038.xhtml
index_split_039.xhtml
index_split_040.xhtml
index_split_041.xhtml
index_split_042.xhtml
index_split_043.xhtml
index_split_044.xhtml
index_split_045.xhtml
index_split_046.xhtml
index_split_047.xhtml
index_split_048.xhtml
index_split_049.xhtml
index_split_050.xhtml
index_split_051.xhtml
index_split_052.xhtml
index_split_053.xhtml
index_split_054.xhtml
index_split_055.xhtml
index_split_056.xhtml
index_split_057.xhtml
index_split_058.xhtml
index_split_059.xhtml
index_split_060.xhtml
index_split_061.xhtml
index_split_062.xhtml
index_split_063.xhtml
index_split_064.xhtml
index_split_065.xhtml
index_split_066.xhtml
index_split_067.xhtml
index_split_068.xhtml
index_split_069.xhtml
index_split_070.xhtml
index_split_071.xhtml
index_split_072.xhtml
index_split_073.xhtml
index_split_074.xhtml
index_split_075.xhtml
index_split_076.xhtml
index_split_077.xhtml
index_split_078.xhtml
index_split_079.xhtml
index_split_080.xhtml
index_split_081.xhtml
index_split_082.xhtml
index_split_083.xhtml
index_split_084.xhtml
index_split_085.xhtml
index_split_086.xhtml
index_split_087.xhtml
index_split_088.xhtml
index_split_089.xhtml
index_split_090.xhtml