Op een ochtend hoorden ze het geratel van Koesj' sleutels en toen hij binnen was, schreeuwde hij met zijn schrille piepstem: 'Tahi, je moet de jongen onmiddellijk gereedmaken om de heilige moellah te bezoeken.' Hij gooide een armvol schone kleren neer. 'Ik kom hem na de middaggebeden halen. Zorg ervoor dat hij dan gereed is, anders zal ik je tot bloedens toe slaan.'
De ossenwagen wachtte bij de poort en Dorian stapte in, bijna buiten zichzelf van opwinding en vreugde, omdat hij uit zijn sombere gevangenis gelaten werd. Tahi ging niet met hem mee, maar ze mocht in zijn afwezigheid in de tuin in de zon zitten.
Koesj zat glimlachend naast Dorian voor in de wagen en streelde hem. 'Dit gewaad staat je goed. Het is van de beste kwaliteit. Kijk eens naar het borduurwerk op de kraag. Het is van zijde! Prins Abd Moehammad al-Malik heeft net zo'n gewaad. Ik heb het speciaal voor je uitgekozen. Zie je hoe ik je verwen?'
Hoe dichter ze bij het paleis kwamen, hoe opgewondener en verzoenender Koesj zich gedroeg. 'Neem een van deze kaneelcakejes. Ik ben er zelf dol op. Jij zult ze vast ook lekker vinden. Ik wil dat je gelukkig bent, al-Amhara.'
Toen ze in het zicht van de witte muren van het fort kwamen, werd Koesj directer in zijn instructies. 'Als al-Allama, gezegend zij zijn heilige naam, je vraagt hoe ik je heb behandeld, moet je zeggen dat ik als een vader voor je ben geweest. Dat je voor jullie keuken de eerste keus uit het heerlijkste voedsel, de verste vis en de lekkerste vruchten hebt gehad.'
'En dat u me in stinkende warme kamers hebt opgesloten als een misdadiger?' vroeg Dorian onschuldig.
'Dat is niet waar. Misschien ben ik een beetje te bezorgd om je veiligheid geweest, dat is alles.' Hoewel hij glimlachte, waren zijn ogen zo koud als die van een cobra. 'Probeer niet me in moeilijkheden te brengen, kleine ongelovige. Je kunt me beter als vriend dan als vijand hebben - vraag het maar aan die vette, oude zeug Tahi. Zij zal het je wel vertellen.'
Ze stapten op het voorplein van het fort uit de wagen. Koesj pakte zijn hand vast en leidde hem het labyrint van het gebouw binnen. Ze beklommen verscheidene trappen en kwamen toen uit op een terras dat hoog boven de haven lag. Het bood uitzicht over de zee-engte tot aan de landmassa van het Afrikaanse vasteland.
Dorian keek gretig om zich heen. Het was heerlijk om de zee weer te zien en het zilte briesje van de moesson in zijn gezicht te voelen. Hij zag de moellah onmiddellijk. Hij maakte een eerbiedige buiging en raakte zijn lippen en zijn hart aan. Al-Allama begroette hem en zei: 'Moge Allah je altijd laten glimlachen, kleintje.'
Er zat een andere man in kleermakerszit naast de moellah onder het afdak van gespleten bamboe. Hij dronk stroperige, zwarte koffie uit een klein kopje en een hoge, glazen waterpijp stond binnen handbereik.
'Salaam aleikum, oude vader,' zei Dorian eerbiedig en de man draaide zich naar hem om. Dorians hart sprong op en zijn gezicht lichtte op van vreugde toen hij hem herkende. Hij rende naar voren om hem te omhelzen.
'Ben Abram!' Hij klemde zich aan de oude dokter vast. 'Ik dacht dat ik u nooit meer zou zien. Ik dacht dat u nog bij al-Auf op het eiland was.'
De oude man weerde zijn omhelzing zachtjes af en streek zijn in de war geraakte baard glad. Het was niet passend de anderen te laten zien hoe hecht de band tussen de jongen en hem was. 'Laat me je eens bekijken.' Hij hield Dorian op armlengte afstand en bestudeerde zijn gezicht. Zijn gelaatsuitdrukking veranderde. 'Je bent bleek. Wat is er met je gebeurd, mijn kind?' Hij draaide zich om en keek op naar Koesj die nerveus achter op het terras stond. 'Jij hebt de jongen onder je hoede gehad. Wat heb je met hem gedaan, eunuch?' Buiten de harem was Koesj maar een huisslaaf en dan ook nog eens een gecastreerde. Ben Abram deed geen moeite zijn afkeer te verbergen.
'Ik roep Allah en zijn heiligen tot getuigen aan.' Koesj' wangen trilden en er vormden zich kleine zweetdruppeltjes op zijn kin. 'Ik heb hem gekoesterd. Hij is goed gevoed en vertroeteld alsof hij de echte zoon van mijn meester was.'
Ben Abram keek Dorian vragend aan in de wetenschap dat hij een eerlijk antwoord zou krijgen. 'Hij heeft me in een smerig kamertje opgesloten vanaf de dag dat ik ben aangekomen. Hij heeft ons varkensvoer te eten gegeven en behalve met mijn kindermeid, heb ik al die tijd met niemand mogen praten.'
Ben Abram staarde Koesj met een ijskoude blik aan en de eunuch liet zich op zijn knieën vallen. 'Het was op bevel van de prins, edele heer. Hij heeft me bevolen ervoor te zorgen dat het kind niet kon ontsnappen.'
'De prins heeft een lakh roepies voor dit kind betaald en heeft hem officieel als zijn zoon geadopteerd,' antwoordde Ben Abram met een zachte, dreigende stem. 'Als Zijne Koninklijke Hoogheid uit Muscat terugkeert, zal ik hem er persoonlijk van op de hoogte brengen hoe je voor zijn zoon gezorgd hebt.'
'Ik heb alleen maar mijn plicht gedaan, genadige heer,' snotterde Koesj.
'Ik weet heel goed hoe je je tegenover sommige van de kinderen en vrouwen die aan je zorg zijn toevertrouwd, van die plicht kwijt, eunuch.' Ben Abram zweeg veelbetekenend.
'Soms is het mijn plicht om degenen die de bevelen van de prins in de wind slaan, te straffen.'
'Ik herinner me het meisje Fatima nog,' zei Ben Abram peinzend.
'Ze was een hoer en een snol,' verdedigde Koesj zich.
'Ze was zestien jaar en verliefd,' wierp Ben Abram tegen.
'Ze liet een wellustig beest over de muur van de harem klimmen om hem bij zich te hebben.'
'Hij was een jonge krijgsman, een officier van de koninklijke garde,' corrigeerde Ben Abram hem.
'Het was mijn plicht, heer. Het was niet mijn bedoeling dat ze zou sterven. Het was alleen bedoeld als een les voor de anderen.'
Ben Abram hief zijn hand om hem van verdere betuigingen van onschuld te weerhouden. 'Luister naar me, eunuch, je kunt maar beter doen wat ik je zeg. Als je de jongen verder nog slecht behandelt - nee, nog sterker, als je hem in de toekomst niet met de grootst mogelijke zorg omringt, zal ik ervoor zorgen dat je nog harder schreeuwt dan de kleine Fatima.'
Al-Allama had aandachtig naar het gesprek geluisterd en nu zei hij: 'Ik sta achter alles wat Ben Abram heeft bevolen. De jongen en zijn verzorgster moeten een fatsoenlijk onderkomen krijgen en goed gevoed worden. Je mag hem niet gevangen houden of hem onnodige beperkingen opleggen. Hij moet kunnen komen en gaan als elke andere zoon van de prins. Hij zal elke dag bij me komen om onderwezen te worden en ik zal hem streng ondervragen over hoe hij behandeld is. Ga nu uit mijn ogen.' Hij gebaarde Koesj dat hij moest weggaan. 'Wacht beneden om de jongen terug te brengen wanneer hij klaar is.'
Toen Koesj wegsloop, wierp hij Dorian een giftige blik toe.
Ben Abram wendde zich weer tot Dorian. 'Ik heb je veel te vertellen. Heb je gehoord over de gevechten op het eiland, nadat je vertrokken bent?'
'Nee! Nee! Daar heb ik niets over gehoord. Vertel het me, oude vader. Vertel me alles.'
'Het is niet allemaal goed nieuws,' waarschuwde Ben Abram hem en hij begon zachtjes te praten. Dorian luisterde aandachtig en slaakte kreten van trots en opwinding toen hij hoorde dat het fort op Flor de La Mar aangevallen was en dat Tom al-Auf eigenhandig had gedood.
'Al-Auf was een beest. Ik ben zo trots op Tom. Ik wou dat ik het had kunnen zien.' Maar hij huilde toen hij hoorde dat zijn vader zijn beide benen verloren had.
'Is hij dood, oude vader? Vertel me alstublieft dat hij nog leeft.'
'Eerlijk gezegd, weet ik dat niet, kleintje. Hij leefde nog toen je broer me toestond van het eiland te vertrekken. Ik denk dat je broer van plan was hem terug te brengen naar Engeland.'
'Naar Engeland!' Dorian raakte van streek. 'Dat is zo ver weg. Misschien komt hij nooit meer terug. Heeft Tom me in de steek gelaten?' De tranen sprongen in zijn ogen en hij liet ze over zijn wangen stromen zonder moeite te doen ze weg te vegen.
Ben Abram pakte zijn handen vast en merkte dat de jongen beefde alsof hij hoge koorts had. 'Je broer is een goede man, een man van eer. Hij is heel vriendelijk voor me geweest.'
'Maar als hij naar Engeland is teruggegaan...' Dorian zweeg en slikte moeizaam. 'Hij zal me vergeten. Ik zal hem nooit meer zien.'
'Dan zal dat de wil van God zijn. Nu ben je de zoon van de prins en je moet aan zijn wensen gehoor geven.' Ben Abram stond op. 'Nu moet je de heilige al-Allama gehoorzamen, want hij is eerder dan de prins uit Muscat vertrokken en Zijne Koninklijke Hoogheid heeft bevolen dat je je door de moellah moet laten onderwijzen.'
Ben Abram dronk talrijke kopjes koffie en zoog aan de waterpijp, terwijl het religieuze onderricht tijdens de warmste uren van de dag doorging. Af en toe maakte hij een opmerking of stelde een vraag, maar het grootste deel van de tijd luisterde hij zwijgend. Dorian putte troost uit zijn aanwezigheid.
De palmbomen wierpen lange schaduwen over het strand beneden hen toen Ben Abram de zegen van de moellah vroeg en Dorian naar de ossenwagen bracht waarin Koesj wachtte om hem terug te brengen naar de harem.
Ben Abram bleef buiten gehoorsafstand van de eunuch staan: 'Ik zal ervoor zorgen dat ik je zo vaak mogelijk zie als je naar je lessen van de moellah komt.' Hij liet zijn stem tot een fluistertoon dalen. 'Je broer is heel goed voor me geweest. Als hij er niet was geweest, zou ik ook als slaaf verkocht zijn. Daarom heb ik hem beloofd je een boodschap door te geven. Ik kon dat in het bijzijn van de moellah niet doen. Het is alleen voor jouw oren bestemd.'
'Wat was de boodschap? Vertel het me alstublieft, oude vader.'
'Je broer wilde dat ik tegen je zou zeggen dat hij zich altijd aan de eed zal houden die hij je gezworen heeft. Herinner je je die eed?'
'Hij zei dat hij me zou komen halen,' fluisterde Dorian. 'Hij heeft het plechtig gezworen.'
'Ja, kleintje. Hij heeft zijn belofte tegenover mij bevestigd. Hij zal voor je terugkomen. Ik hoor je dit eigenlijk niet te vertellen. Het druist tegen de belangen van mijn meester in, maar ik wilde je de troost van de woorden van je broer niet onthouden.'
'Ik wist dat hij die eed nooit zou vergeten.' Dorian raakte de mouw van de oude man aan. 'Bedankt dat u me dit hebt verteld.'