31

 

 

Marion ijsbeerde voor Louche heen en weer met haar mobieltje stevig tegen haar oor gedrukt. Haar lange donkere paardenstaart en de panden van haar lange jas wapperden achter haar aan. De straatverlichting was net aangesprongen en in het verraderlijke schemerlicht waren de contouren van de omgeving nog maar nauwelijks zichtbaar. In haar compleet zwarte outfit zag ze eruit als een schim. Door de enige gedragsregel die de club haar leden oplegde was ze gedwongen buiten te telefoneren. In tegenstelling tot grote kantoren, waar men dikwijls een groepje medewerkers op de stoep aan hun sigaretjes ziet trekken voordat ze binnen aan het werk gaan, wordt er bij Louche buiten gewerkt en binnen gerookt.
Ze deed vijf passen naar rechts. ‘Godverdomme!’ brieste ze, terwijl ze een ander nummer op haar toestel hamerde. Ze draaide zich op haar hoge hakken rond en deed vijf stappen naar links. Daar herhaalde ze dezelfde manoeuvre.
‘Godverdomme, Salvatore, neem in jezusnaam de telefoon op!’ vloekte ze. Plotseling stond ze halverwege een pas stil. ‘Hallo. Met Salvatore? O. Roep hem dan even, kalfskop! Salvatore? Ben je daar?’
‘Ja, Marion.’
‘O, godzijdank - eindelijk! Nou moet je goed luisteren. De hel is losgebroken. Ransome Rufus is net huilend naar Louche gekomen en zegt dat jij Buil uit Marrow hebt gezet en Coq in zijn plaats - God mag weten waar hij dat waanzinnige idee vandaan heeft, maar ik moet meteen een persbericht rondsturen dat de geruchten ontkent. Dat stomme verhaal gaat hier al van mond tot mond.’
‘In dat geval hoefje geen verklaring op te stellen.’
‘Wat?’ antwoordde Marion argwanend, ‘wat bedoel je daarmee, Salvatore?’
‘Kijk, als ze het al weten, dan hoef je de pers niet op de hoogte te stellen, toch?’
‘Jezusmina, bedoel je dat het waar is?’
‘Ja, het is waar.’
‘Wat is er in godsnaam aan de hand?’ Marion begon weer te ijsberen en martelde het plaveisel met haar hakken. ‘Nu moet je goed horen, Salvatore, ik ben ook partner in dat bedrijf, weet je wel, en dat soort drastische veranderingen kun je niet zomaar doorvoeren zonder mij daarin te kennen! Wie denk je eigenlijk dat je bent, verdomme?’
‘Ik ben de meerderheidsaandeelhouder Marion, en niemand spreekt mij tegen. Ik heb schoon genoeg van al die stomme grillen van je - van zacht marmer waarin je wegzakt tot Amazonehouten stoelen. Ik ben het zat. Ik wil dat dit restaurant goed gaat lopen. Van nu af aan gaat jouw bemoeienis niet verder dan die van stille vennoot. En je PR-diensten worden ook niet langer op prijs gesteld.’
‘Stille vennóót?!’
‘Jazeker Marion. Maar nu moet ik weg. Als er problemen zijn kun je praten met mijn assistenten - of met Emmanuel Coq. Ik ben niet langer voor jou beschikbaar. Tot ziens.’
‘Salvatore - wacht. Zet je Marvellous aan de kant? Dat kun je niet maken! Salvatore! Alsjeblieft!’
Maar het was te laat, hij had de verbinding verbroken. Ongelovig staarde Marion naar haar telefoon. Na alles wat ze had gedaan. Dat kon niet - het kon gewoon niet waar zijn. Maar binnen zat Rufus met betraande ogen aan de bar, als levend bewijs dat haar telefoongesprek geen droom was. Salvatore en Coq moesten steeds al onder één hoedje hebben gespeeld - dat was de enige verklaring die ze kon bedenken voor hun verraderlijk gedrag. Als verdoofd tuurde Marion naar haar mobieltje. Plotseling rinkelde het. God zij geloofd! Dat moest Salvatore zijn, die terugbelde om uit te leggen dat het allemaal een groot misverstand was. Of een misplaatste grap. Of een droom. Wat dan ook!
398’Hallo, met Marion.’
‘Marion? Met Richard Raker van Hiya.’
‘Richard!’ Haar hart bonkte in haar keel. ‘Hallo. Hoe gaat het?’ zei ze zenuwachtig. Ze was ineens verschrikkelijk uit het lood geslagen.
‘Jammer genoeg niet zo goed, Marion. Dank zij jou. Ik hoorde net dat Buil geen chef-kok meer is van het grootste restaurant van de stad, en bovendien, iets wat mij in het bijzonder aangaat, dat hij helemaal niet verloofd is met Henrietta Gross-Smythe, maar met heel iemand anders, een jongedame voor wie onze lezers absoluut geen belangstelling hebben. Dat is allemaal ongelooflijk ergerlijk, omdat het laatste nummer net ter perse is gegaan met een exclusief verhaal over de aanstaande bruiloft van Buil en Smythe. En met de aankondiging van een exclusief kijkje achter de schermen van Marrow - "In de keuken met Seamus Buil". Je zal dus moeten toegeven, Marion, dat je me niet alleen om de tuin hebt geleid, maar ook de reputatie van mijn toonaangevende blad in gevaar hebt gebracht. Ik bel je even om je te laten weten dat ik nooit meer zaken met jou of een van je klanten zal doen. En ik zal ook mijn invloed aanwenden om anderen ervan te weerhouden ooit nog van jouw diensten gebruik te maken. Het is afgelopen met je. Gedag.’
Langzaam klapte Marion haar mobieltje dicht. Ze was geruïneerd: Marvellous was kapot. Met Raker tegen zich zou ze het niet overleven. En sinds ze het account met Marrow had binnengehaald, was ze alle andere kwijtgeraakt. Ze had zelfs haar Porsche niet meer. Langzaam sloegen haar lange, elegante benen dubbel en zakte ze in een wolk zwarte wol op het trottoir in elkaar. De zwerver die dag en nacht voor Louche zat, en aan wie Marion één of twee keer de Koninklijke aalmoes van een geldstuk van vijftig pence had geschonken, bood haar nu de peuk van zijn shagje aan. Ze had het aanbod bijna aangenomen.
In Louche was Rufus er niet beter aan toe. In feite lag hij een fase voor op Marion. Hij was na de aanvankelijke shock in een toestand van diepe depressie geraakt. Barman Chris leefde mee en maakte voortdurend brandy-cocktails klaar om het leed te verzachten, maar dat maakte geen eind aan de onhoudbare stroom van zelfbeklag die van zijn dikke, vlezige lippen vloeide.
Intussen had Henrietta besloten om haar komende huwelijk met een vroeg glas champagne te vieren. Toen ze Rufus in zijn kennelijke staat eenmaal had opgemerkt, werd ze snel op de hoogte gebracht van de reden waarom. Maar uit het weinige dat ze kon opmaken uit zijn gebrabbel bleek niet duidelijk wat haar situatie was. Was ze nu wel of niet verloofd? Had ze werk of was ze werkloos? Toen zag ze Marion, die buiten, tegen een muur gehurkt, een sigaret zat te roken. Het zag er echt slecht uit. Marions koelbloedigheid was spreekwoordelijk. Zich vastklampend aan haar glas champagne wankelde Henrietta naar buiten. Ze rukte en trok aan de schouder van de zwarte massa. Marion keek op en kreunde - dat had ze net nodig. Iemand anders die het goede nieuws kon verspreiden.
‘Schat, wat scheelt eraan?’ vroeg Henrietta. Haar stem trilde van oprechte bezorgdheid. Toen ze geen antwoord kreeg probeerde ze Marion haar champagne aan te bieden. ‘Hier, neem hier wat van, lieverd. Bruis je zorgen eruit.’
Marion keek Henrietta en het glas zorgelijk aan, alsof ze uit twee vergiftigde dingen moest kiezen. Eerlijk gezegd dacht ze niet dat ze zich deze dag nog over iets zou verbazen. Ten slotte besloot ze dat ze weg moest uit de kou en binnen op een normale stoel moest gaan zitten. Terug in Louche stortte ze met vlekken van mascara rond haar ogen neer in een met roodfluweel beklede stoel. Henrietta ging op de leuning zitten en begon haar zachtjes over haar haar te strijken.
‘Kom nou toch,’ zei ze troostend, ‘zo erg kan het niet zijn. Voor zover ik van Rufus begrijp heeft Seamus al een vriendin, dus lijkt het erop dat ik een echtgenoot kwijt ben. Jij bent niet de enige die tegenslag te verduren heeft.’ Henrietta had het nieuws van haar afgelaste huwelijk nogal stoïcijns opgevat. Ze had per slot van rekening nooit echt vertrouwen gehad in haar goede gesternte. Ze was nu al negen jaar op zoek naar een man en die was nooit komen opdagen, dus zag ze niet in waarom het nu plotseling bingo zou zijn.
‘Marion, lieverd, vertel me wat er in vredesnaam aan de hand is. Hoe kan ik je troosten als je niet wilt zeggen wat je dwars zit? Is bij Marrow echt de pleuris uitgebroken?’
‘Het is veel erger, liefje,’ hikte Marion, die zich iets beter voelde nu Henrietta haar haar streelde en haar champagne voerde. ‘Het is afgelopen met mij, ik doe nooit meer pr. Ik ben mijn werk kwijt en al mijn geld zit vast in een zaak waarover ik geen controle heb. Die schoft van een Salvatore heeft een stille vennoot van me gemaakt.’
‘Ach lieverd, hier, neem nog wat champagne.’
‘Dankjewel, schat. Je bent echt heel lief. Deze dag is vooral zonde van alle make-up.’
‘Nu je het erover hebt, lieverd, ik zeg het niet graag, maar het meeste is over je wangen gelopen.’
‘Wat?’
‘Je make-up.’
‘O God! Werkelijk?’ riep Marion uit. Deze mededeling deed haar sneller herleven dan de champagne.
Henrietta glimlachte haar toe en veegde een zwart brokje uit Marions ooghoek. Marion staarde haar gebiologeerd aan. Zonder nadenken bracht Henrietta de gestolde zwarte traan naar haar lippen en likte haar vinger af. Rustig beantwoordde ze Marions verdwaasde blik. Langzaam liet Marion haar hand in die van Henrietta glijden en streelde de binnenkant. Ze bleef Henrietta aankijken en zei: ‘Ik kan beter even naar de Dames gaan om me op te knappen. Kom je met me mee?’
Henrietta’s lichaam begon te tintelen zoals het nooit eerder getinteld had. ‘Ja. O ja,’ antwoordde ze.

Seamus kon in zijn toestand maar één ding verzinnen: drinken. En er was maar één plek waar hij volgens hem kon drinken zonder door die verdomde pers achtervolgd te worden. Waar hij ook kwam vielen ze over elkaar heen en riepen ze dat hij iets moest vertellen over zijn huwelijksplannen met dat verdomde chique mokkel. Dus dirigeerde hij de taxi richting Louche. Joost mocht weten waar Genevieve uithing. Hij kon niet geloven dat dat monster Marion hem zo had verneukt. Ik ga haar wurgen, dacht hij, maar terwijl hij dat dacht wist hij diep in z’n hart dat Genevieve vroeg of laat de waarheid zou hebben vernomen. Een privéleven kon je er nauwelijks op nahouden met die kudde persmuskieten voortdurend achter je aan, dacht hij bitter. Nou, hij zou ermee leren leven. Hij had een misstap begaan, het was niet de bedoeling geweest en hij was die avond trouwens ladderzat. Hij herinnerde zich niet eens dat hij het had gedaan, allejezus. Hij had toch gezegd dat hij van haar hield? Hij had haar nota bene ten huwelijk gevraagd - wat wilde ze nou nog meer?
Seamus nam nog een teug van de fles die hij onderweg bij een nachtwinkel had gehaald. Hij had in de flat eeuwen zitten wachten op Genevieve, maar ze was niet komen opdagen. Hij had geen idee waar ze was, maar één ding was zeker: op den duur zou ze moeten terugkomen - ze kon nergens anders heen. Met die zekerheid, en nadat hij de fles whisky en een halve fles port die nog in huis was, had opgemaakt, had hij er genoeg van gekregen. En hij had een borrel nodig.
‘We zijn er meneer. Dat is dan tien pond.’
‘Tien pond! Geintje zeker?’
‘Nee meneer, het staat op de meter. En u zou me wat extra’s kunnen geven voor het afschudden van al die verrekte paparazzi-jongens. En voor het wachten toen u in de nachtwinkel ruzie stond te maken.’
‘Dit is dus de laatste keer dat ik deze taxi neem.’
‘Geen zorgen meneer, wij kiezen zelf onze vrachtjes.’
Cassandra had dienst bij de receptie van Louche en ze wist wanneer er stront aan de knikker was. Chris zag ook meteen dat er storm op til was en nog voordat Seamus bij de bar was aangekomen had hij hem al een dubbele brandy van het huis ingeschonken. Pas toen Seamus die had weggespoeld bemerkte hij dat hij naast de Verschrikkelijke Rufus zat. Toen hij Seamus binnen had zien komen was de dikzak opvallend rustig geworden, in de hoop dat Seamus zijn aanwezigheid niet zou opmerken en dat hij stilletjes uit de bar zou kunnen wegsluipen. Maar hij was zo totaal verlamd van angst dat hij geen vin kon verroeren. Seamus monsterde hem langdurig van top tot teen. Rufus’ opgezwollen rode ogen moesten ook hem opvallen, ze puilden ontegenzeggelijk verder uit hun kassen dan gewoonlijk.
‘Wat is er met jou aan de hand?’ vroeg Seamus nors.
‘Ikb-ben ontslagen,’ stamelde Rufus.
‘O ja?’ zei Seamus, zijn wenkbrauwen optrekkend - dit was het beste nieuws van deze dag. ‘Waarom dan wel?’
‘Omdat ik - ik - Marrow afkraakte.’
Seamus barstte in lachen uit, een diep raspende, sadistische lach, ‘En wie heeft dat dan wel klaargespeeld? Onze toverfee Marion? Heeft ze eindelijk iets goeds gedaan?’
‘Ne-ne-niet, Marion ne-nee.’ Rufus begon nog meer te trillen. Hij begon te vermoeden dat Seamus niet op de hoogte was.
‘Nou, wie dan wel?’ Seamus was nu heel nieuwsgierig. Rufus was als versteend, maar net zoals een konijn gevangen in de lichten van de koplampen, kon hij niets doen om de botsing te vermijden.
‘Co- co’. Hij kon de naam niet uit zijn bek krijgen.
‘Godverdomme wie? Zeg op man!’
‘Coq!’
‘Coq? Wat bedoel je? Coq?’ Nu was Seamus in de war.
Rufus zag geen uitweg meer. Hij besloot een sprintje te wagen, maar toen hij van zijn kruk gleed greep Seamus hem van achter bij zijn jasje en plantte hem voor zich neer. ‘Nu niet weglopen, Rufus, ik moet nog met je praten. Wat bedoel je met Coq?’
‘Coq ke-kekookt in Marrow.’
Rufus sloeg de ogen ten hemel en wachtte op de explosie. Maar Seamus was nog te verward. Rufus klonk of hij grote nonsens uitsloeg, maar de angst op zijn gezicht deed Seamus vermoeden dat hij nog even door moest gaan. Het kon toch onmogelijk waar zijn. Hij moest onmiddellijk meer weten, maar toen hij merkte dat de manier waarop hij Rufus bij zijn nekvel hield zijn spraakvermogen hinderde, zette hij hem weer stevig op zijn kruk en bestelde bij Chris nog een dubbele brandy.
‘Luister, Rufus,’ zei hij nadrukkelijk, zijn woede zo goed mogelijk in bedwang houdend. ‘Zeg dat nog eens - langzaam.
403
Wie kookt in Marrow?’
‘Coq.’
‘En wie heeft Coq aangenomen?’
‘Se-se-salvatore.’
‘Salvatore?’
‘Ja, Salvatore. Hij zei dat hij problemen had met zijn chef-kok.’ Rufus kwam op stoom. Eindelijk was er iemand die naar hem wilde luisteren en bovendien kreeg hij een te-te-tweedubbele brandy van de zaak. ‘Emmanuel vroeg hem of hij een vervanger voor je zocht en bood hem aan jou uit te kopen.’
Seamus haalde diep adem. Het hielp niet. Hij balde en ontspande beurtelings zijn vuisten en hij zag alles door een rode mist. Ten slotte stelde hij scherp op de brandyfles die Chris voor hen op de bar had gezet (wat hij nu betreurde), greep hem vast en brulde als een gewonde leeuw. Hij sloeg met een geweldige klap de fles stuk op de bar, waardoor alle omstanders een regen van brandy en scherven over zich heen kregen.
‘Wat een lui, wat een ellendige klóóótzak!’ brulde hij zo hard hij kon. ‘Die bedrieger, die vuile ladelichter, die gore intrigant!!!’ Hij slingerde de hals van de fles over de bar, rakelings langs een popster.
Seamus kon niet ophouden met schreeuwen. Als hij een ogenblik zou ophouden met tekeergaan zou hij zich realiseren hoe de vlag erbij hing. Dat hij professioneel niets meer voorstelde. In zijn paniek bleef hij uit alle macht schreeuwen en moest elk glas in de ruimte het ontgelden terwijl hij als een losgebroken stier door de bar raasde, glazen en gasten tegen de muur smijtend. Hij liet het temperament van zijn lelijkste ik volledig de vrije teugel, als een duivelse geest. Cassandra belde de politie, wat ze dit jaar tot haar ongenoegen al vaker in verband met Seamus Buil had moeten doen, terwijl Chris en het merendeel van de bargasten zo goed mogelijk dekking zochten onder de tafeltjes.
Te midden van het tumult kwam Genevieve binnen. Ze zag het tafereel met de dol geworden duivel aan. Seamus zag haar niet, omdat hij juist met zijn rug naar de deur toe stond. Ze zag dat hij tafels omver smeet, glazen en flessen wegschopte en onsamenhangende klanken uitstootte, waarin ze alleen een aantal malen ‘klotekutcoq’ herkende. Ze zette haar tas op de grond en noemde heel zachtjes zijn naam. Hij stopte meteen en de bar werd doodstil. Hij draaide zich om. Hij had een rood gezicht en ademde zwaar. Zijn kleren en zijn haren waren een warboel. Maar ze had hem stil gekregen.
‘Genevieve,’ zei hij vol ongeloof. In zijn stem klonk schaamte, maar ook verwondering en liefde. Een gedachte ging door hem heen: was ze gekomen om hem te verlossen uit zijn ellende? Geleidelijk aan verschenen de hoofden van de gasten boven de tafels en stoelen.
‘Seamus, ik kom je vaarwel zeggen.’
‘Wat? Nee! Genevieve alsjeblieft - dat niet!’ stamelde Seamus.
‘Daar is het nu te laat voor - ik heb een besluit genomen. Ik hoor hier niet en ik hoor niet bij jou. En jij - jij hoort niet bij mij. Ik ga naar huis.’ Sinds ze in dit land was aangekomen was Genevieve niet zo zeker van zichzelf geweest. Maar desondanks deed haar maag pijn bij elk woord.
‘Genevieve alsjeblieft, ik smeek je, verlaat me niet. Nu heb ik je nodig!’
‘Nee Seamus, dat is niet zo. Jij hebt dingen nodig die je wat opleveren. Jij hebt roem nodig, een reputatie en erkenning, en jij moet de beste zijn. En niets van dat alles vind je bij mij.’
‘Nee, nee - je hebt het helemaal mis. Kijk, ik heb het allemaal opgegeven - het restaurant en alles.’
Genevieve schudde haar hoofd, maar Seamus ging verder. Hij was wanhopig. ‘Waar ga je naartoe? Zeg het me. Ga je naar Frankrijk? Ik ga met je mee. Ik hou van je Genevieve en ik wil met je trouwen. We gaan in Frankrijk wonen, ik beloof het je. Alsjeblieft, alsjeblieft ga niet weg!’
Seamus zat nu op zijn knieën tussen de glasscherven en het gebroken meubilair en bood een meelijwekkende aanblik in zijn vernederende misère. Maar Genevieve had besloten dat ze het zou zeggen en ze zou het zeggen.
‘Het spijt me Seamus, maar wij kunnen niet samenleven.
Weet je, er is één ding dat ik je nooit kan vergeven. Toen je me zoveel jaren geleden in Frankrijk achterliet, was ik zwanger. Je antwoordde nooit op mijn brieven en telefoontjes. Het waren allemaal smeekbeden om naar me toe te komen en me te helpen. Ten slotte heeft mijn vader een abortus geregeld en daar heb ik nu meer spijt van dan toen. Ik had je zo nodig Seamus. Maar je was er niet. Ik ben hier gekomen om je te vinden, maar ik zie dat je er nog steeds niet bent. Het is voorbij, het spijt me. Ik weet niet zeker of er ooit iets geweest is. Vaarwel.’
Na deze woorden pakte ze haar tas en liep Louche uit.

Cassandra legde de hoorn neer. Al met al dacht ze dat de politie niet nodig was. Langzaam namen de mensen hun plaatsen weer in. Ze wierpen Seamus verstolen blikken toe die getuigden van hun minachting. Er begon zacht en dof een verontwaardigd gemurmel te klinken. Chris en zijn assistenten maakten de bar zo goed als ze konden schoon. Rufus kwam van onder zijn jasje te voorschijn. Seamus lag nog op zijn knieën en zijn ogen gefixeerd op de plek waar Genevieve had gestaan.
Rufus trok zijn das recht en ging naar Seamus toe en klopte hem troostend op de rug. ‘Kom, kom kerel,’ zei hij, ‘de wereld is vol vrouwtjes. Kom, ik bestel een drankje voor je.’
Seamus draaide zich langzaam om en keek hem aan. Rufus trok hem aan zijn arm en probeerde hem op zijn voeten te zetten. Seamus’ positie was niet benijdenswaardig. Ten slotte liet hij zich overeind hijsen. Als in een trance schuifelde hij naar de bar. Hij was zijn zaak kwijt, zijn vrouw en een kind waarvan hij nooit wist dat het had bestaan, en dat allemaal in twintig minuten. Als een blinde liet hij zich door Rufus leiden. Werkelijk, Seamus was aanbiddelijk, als hij zo timide en ongelukkig was als nu.
‘Kop op, kerel. Wij hebben allebei wel behoefte aan wat goed nieuws. Een goed idee, vooruit! Waarom schrijven wij samen niet een boek? Met jouw kennis van de kookkunst en mijn schrijfroutine moet het een bestseller worden. Ik heb dat prachtige archief van mijn vader geërfd, weet je, voor een wereldatlas van voedingsmiddelen, die beschavingen analyseert aan de hand van hun dieet. We trekken verbazingwekkende conclusies op het gebied van antropologie, psychologie, sociologie en dergelijke - alles op basis van voeding. Dat kan een kassucces worden. Zie je het voor je? En jij en ik lopen grandioos binnen, we worden supersterren. Wat zeg je ervan? Niet geschoten altijd mis. Nou?’
Seamus keek Rufus aan. Zo diep was hij gevallen. Het was een perverse situatie dat Rufus nog de enige was die zich iets van hem aantrok.
Misschien was hij onder de indruk van het drama dat zich net voor zijn ogen had afgespeeld, of van de shock die hij had opgelopen door het ontwijken van vliegend glas en andere projectielen, maar Henri Hampson, producer bij de televisie, had het van vlakbij meegemaakt, en toen hij weer opdook van achter zijn barkruk kreeg hij een idee. Dit groteske duo zou grandioze televisie zijn-
Op dat moment kwamen Marion en Henrietta uit de Dames, onwetend van wat zich tijdens hun afwezigheid had afgespeeld. Beiden hadden een blos op de wangen en een brede grijns.
‘Hallo, jullie,’ zei Marion tegen Rufus en Seamus, ‘hoe is het? Moet je horen, Henrietta en ik hebben zojuist een prachtig plan bedacht. Aangezien ik nu de meest gehate pr van Londen ben, heb ik besloten persoonlijk manager te worden. Henrietta is mijn eerste klant, ik ga Henrietta managen en een superster van haar maken. Niet zo maar een ster begrijp je - dit meisje zal een legende worden!’
Rufus en Seamus draaiden zich om en keken naar Henrietta. Ze lachte nog steeds en keek vol aanbidding naar Marion. Met een voor haar ongekend zelfvertrouwen zei ze: ‘Ik ben daarnet voor het eerst klaargekomen.’