31
Marion ijsbeerde voor Louche heen en weer met haar
mobieltje stevig tegen haar oor gedrukt. Haar lange donkere
paardenstaart en de panden van haar lange jas wapperden achter haar
aan. De straatverlichting was net aangesprongen en in het
verraderlijke schemerlicht waren de contouren van de omgeving nog
maar nauwelijks zichtbaar. In haar compleet zwarte outfit zag ze
eruit als een schim. Door de enige gedragsregel die de club haar
leden oplegde was ze gedwongen buiten te telefoneren. In
tegenstelling tot grote kantoren, waar men dikwijls een groepje
medewerkers op de stoep aan hun sigaretjes ziet trekken voordat ze
binnen aan het werk gaan, wordt er bij Louche buiten gewerkt en
binnen gerookt.
Ze deed vijf passen naar rechts. ‘Godverdomme!’ brieste ze, terwijl
ze een ander nummer op haar toestel hamerde. Ze draaide zich op
haar hoge hakken rond en deed vijf stappen naar links. Daar
herhaalde ze dezelfde manoeuvre.
‘Godverdomme, Salvatore, neem in jezusnaam de telefoon op!’ vloekte
ze. Plotseling stond ze halverwege een pas stil. ‘Hallo. Met
Salvatore? O. Roep hem dan even, kalfskop! Salvatore? Ben je
daar?’
‘Ja, Marion.’
‘O, godzijdank - eindelijk! Nou moet je goed luisteren. De hel is
losgebroken. Ransome Rufus is net huilend naar Louche gekomen en
zegt dat jij Buil uit Marrow hebt gezet en Coq in zijn plaats - God
mag weten waar hij dat waanzinnige idee vandaan heeft, maar ik moet
meteen een persbericht rondsturen dat de geruchten ontkent. Dat
stomme verhaal gaat hier al van mond tot mond.’
‘In dat geval hoefje geen verklaring op te stellen.’
‘Wat?’ antwoordde Marion argwanend, ‘wat bedoel je daarmee,
Salvatore?’
‘Kijk, als ze het al weten, dan hoef je de pers niet op de hoogte
te stellen, toch?’
‘Jezusmina, bedoel je dat het waar is?’
‘Ja, het is waar.’
‘Wat is er in godsnaam aan de hand?’ Marion begon weer te ijsberen
en martelde het plaveisel met haar hakken. ‘Nu moet je goed horen,
Salvatore, ik ben ook partner in dat bedrijf, weet je wel, en dat
soort drastische veranderingen kun je niet zomaar doorvoeren zonder
mij daarin te kennen! Wie denk je eigenlijk dat je bent,
verdomme?’
‘Ik ben de meerderheidsaandeelhouder Marion, en niemand spreekt mij
tegen. Ik heb schoon genoeg van al die stomme grillen van je - van
zacht marmer waarin je wegzakt tot Amazonehouten stoelen. Ik ben
het zat. Ik wil dat dit restaurant goed gaat lopen. Van nu af aan
gaat jouw bemoeienis niet verder dan die van stille vennoot. En je
PR-diensten worden ook niet langer op prijs gesteld.’
‘Stille vennóót?!’
‘Jazeker Marion. Maar nu moet ik weg. Als er problemen zijn kun je
praten met mijn assistenten - of met Emmanuel Coq. Ik ben niet
langer voor jou beschikbaar. Tot ziens.’
‘Salvatore - wacht. Zet je Marvellous aan de kant? Dat kun je niet
maken! Salvatore! Alsjeblieft!’
Maar het was te laat, hij had de verbinding verbroken. Ongelovig
staarde Marion naar haar telefoon. Na alles wat ze had gedaan. Dat
kon niet - het kon gewoon niet waar zijn. Maar binnen zat Rufus met
betraande ogen aan de bar, als levend bewijs dat haar
telefoongesprek geen droom was. Salvatore en Coq moesten steeds al
onder één hoedje hebben gespeeld - dat was de enige verklaring die
ze kon bedenken voor hun verraderlijk gedrag. Als verdoofd tuurde
Marion naar haar mobieltje. Plotseling rinkelde het. God zij
geloofd! Dat moest Salvatore zijn, die terugbelde om uit te leggen
dat het allemaal een groot misverstand was. Of een misplaatste
grap. Of een droom. Wat dan ook!
398’Hallo, met Marion.’
‘Marion? Met Richard Raker van Hiya.’
‘Richard!’ Haar hart bonkte in haar keel. ‘Hallo. Hoe gaat het?’
zei ze zenuwachtig. Ze was ineens verschrikkelijk uit het lood
geslagen.
‘Jammer genoeg niet zo goed, Marion. Dank zij jou. Ik hoorde net
dat Buil geen chef-kok meer is van het grootste restaurant van de
stad, en bovendien, iets wat mij in het bijzonder aangaat, dat hij
helemaal niet verloofd is met Henrietta Gross-Smythe, maar met heel
iemand anders, een jongedame voor wie onze lezers absoluut geen
belangstelling hebben. Dat is allemaal ongelooflijk ergerlijk,
omdat het laatste nummer net ter perse is gegaan met een exclusief
verhaal over de aanstaande bruiloft van Buil en Smythe. En met de
aankondiging van een exclusief kijkje achter de schermen van Marrow
- "In de keuken met Seamus Buil". Je zal dus moeten toegeven,
Marion, dat je me niet alleen om de tuin hebt geleid, maar ook de
reputatie van mijn toonaangevende blad in gevaar hebt gebracht. Ik
bel je even om je te laten weten dat ik nooit meer zaken met jou of
een van je klanten zal doen. En ik zal ook mijn invloed aanwenden
om anderen ervan te weerhouden ooit nog van jouw diensten gebruik
te maken. Het is afgelopen met je. Gedag.’
Langzaam klapte Marion haar mobieltje dicht. Ze was geruïneerd:
Marvellous was kapot. Met Raker tegen zich zou ze het niet
overleven. En sinds ze het account met Marrow had binnengehaald,
was ze alle andere kwijtgeraakt. Ze had zelfs haar Porsche niet
meer. Langzaam sloegen haar lange, elegante benen dubbel en zakte
ze in een wolk zwarte wol op het trottoir in elkaar. De zwerver die
dag en nacht voor Louche zat, en aan wie Marion één of twee keer de
Koninklijke aalmoes van een geldstuk van vijftig pence had
geschonken, bood haar nu de peuk van zijn shagje aan. Ze had het
aanbod bijna aangenomen.
In Louche was Rufus er niet beter aan toe. In feite lag hij een
fase voor op Marion. Hij was na de aanvankelijke shock in een
toestand van diepe depressie geraakt. Barman Chris leefde mee en
maakte voortdurend brandy-cocktails klaar om het leed te
verzachten, maar dat maakte geen eind aan de onhoudbare stroom van
zelfbeklag die van zijn dikke, vlezige lippen vloeide.
Intussen had Henrietta besloten om haar komende huwelijk met een
vroeg glas champagne te vieren. Toen ze Rufus in zijn kennelijke
staat eenmaal had opgemerkt, werd ze snel op de hoogte gebracht van
de reden waarom. Maar uit het weinige dat ze kon opmaken uit zijn
gebrabbel bleek niet duidelijk wat haar situatie was. Was ze nu wel
of niet verloofd? Had ze werk of was ze werkloos? Toen zag ze
Marion, die buiten, tegen een muur gehurkt, een sigaret zat te
roken. Het zag er echt slecht uit. Marions koelbloedigheid was
spreekwoordelijk. Zich vastklampend aan haar glas champagne
wankelde Henrietta naar buiten. Ze rukte en trok aan de schouder
van de zwarte massa. Marion keek op en kreunde - dat had ze net
nodig. Iemand anders die het goede nieuws kon verspreiden.
‘Schat, wat scheelt eraan?’ vroeg Henrietta. Haar stem trilde van
oprechte bezorgdheid. Toen ze geen antwoord kreeg probeerde ze
Marion haar champagne aan te bieden. ‘Hier, neem hier wat van,
lieverd. Bruis je zorgen eruit.’
Marion keek Henrietta en het glas zorgelijk aan, alsof ze uit twee
vergiftigde dingen moest kiezen. Eerlijk gezegd dacht ze niet dat
ze zich deze dag nog over iets zou verbazen. Ten slotte besloot ze
dat ze weg moest uit de kou en binnen op een normale stoel moest
gaan zitten. Terug in Louche stortte ze met vlekken van mascara
rond haar ogen neer in een met roodfluweel beklede stoel. Henrietta
ging op de leuning zitten en begon haar zachtjes over haar haar te
strijken.
‘Kom nou toch,’ zei ze troostend, ‘zo erg kan het niet zijn. Voor
zover ik van Rufus begrijp heeft Seamus al een vriendin, dus lijkt
het erop dat ik een echtgenoot kwijt ben. Jij bent niet de enige
die tegenslag te verduren heeft.’ Henrietta had het nieuws van haar
afgelaste huwelijk nogal stoïcijns opgevat. Ze had per slot van
rekening nooit echt vertrouwen gehad in haar goede gesternte. Ze
was nu al negen jaar op zoek naar een man en die was nooit komen
opdagen, dus zag ze niet in waarom het nu plotseling bingo zou
zijn.
‘Marion, lieverd, vertel me wat er in vredesnaam aan de hand is.
Hoe kan ik je troosten als je niet wilt zeggen wat je dwars zit? Is
bij Marrow echt de pleuris uitgebroken?’
‘Het is veel erger, liefje,’ hikte Marion, die zich iets beter
voelde nu Henrietta haar haar streelde en haar champagne voerde.
‘Het is afgelopen met mij, ik doe nooit meer pr. Ik ben mijn werk
kwijt en al mijn geld zit vast in een zaak waarover ik geen
controle heb. Die schoft van een Salvatore heeft een stille vennoot
van me gemaakt.’
‘Ach lieverd, hier, neem nog wat champagne.’
‘Dankjewel, schat. Je bent echt heel lief. Deze dag is vooral zonde
van alle make-up.’
‘Nu je het erover hebt, lieverd, ik zeg het niet graag, maar het
meeste is over je wangen gelopen.’
‘Wat?’
‘Je make-up.’
‘O God! Werkelijk?’ riep Marion uit. Deze mededeling deed haar
sneller herleven dan de champagne.
Henrietta glimlachte haar toe en veegde een zwart brokje uit
Marions ooghoek. Marion staarde haar gebiologeerd aan. Zonder
nadenken bracht Henrietta de gestolde zwarte traan naar haar lippen
en likte haar vinger af. Rustig beantwoordde ze Marions verdwaasde
blik. Langzaam liet Marion haar hand in die van Henrietta glijden
en streelde de binnenkant. Ze bleef Henrietta aankijken en zei: ‘Ik
kan beter even naar de Dames gaan om me op te knappen. Kom je met
me mee?’
Henrietta’s lichaam begon te tintelen zoals het nooit eerder
getinteld had. ‘Ja. O ja,’ antwoordde ze.
Seamus kon in zijn toestand maar één ding
verzinnen: drinken. En er was maar één plek waar hij volgens hem
kon drinken zonder door die verdomde pers achtervolgd te worden.
Waar hij ook kwam vielen ze over elkaar heen en riepen ze dat hij
iets moest vertellen over zijn huwelijksplannen met dat verdomde
chique mokkel. Dus dirigeerde hij de taxi richting Louche. Joost
mocht weten waar Genevieve uithing. Hij kon niet geloven dat dat
monster Marion hem zo had verneukt. Ik ga haar wurgen, dacht hij,
maar terwijl hij dat dacht wist hij diep in z’n hart dat Genevieve
vroeg of laat de waarheid zou hebben vernomen. Een privéleven kon
je er nauwelijks op nahouden met die kudde persmuskieten
voortdurend achter je aan, dacht hij bitter. Nou, hij zou ermee
leren leven. Hij had een misstap begaan, het was niet de bedoeling
geweest en hij was die avond trouwens ladderzat. Hij herinnerde
zich niet eens dat hij het had gedaan, allejezus. Hij had toch
gezegd dat hij van haar hield? Hij had haar nota bene ten huwelijk
gevraagd - wat wilde ze nou nog meer?
Seamus nam nog een teug van de fles die hij onderweg bij een
nachtwinkel had gehaald. Hij had in de flat eeuwen zitten wachten
op Genevieve, maar ze was niet komen opdagen. Hij had geen idee
waar ze was, maar één ding was zeker: op den duur zou ze moeten
terugkomen - ze kon nergens anders heen. Met die zekerheid, en
nadat hij de fles whisky en een halve fles port die nog in huis
was, had opgemaakt, had hij er genoeg van gekregen. En hij had een
borrel nodig.
‘We zijn er meneer. Dat is dan tien pond.’
‘Tien pond! Geintje zeker?’
‘Nee meneer, het staat op de meter. En u zou me wat extra’s kunnen
geven voor het afschudden van al die verrekte paparazzi-jongens. En
voor het wachten toen u in de nachtwinkel ruzie stond te
maken.’
‘Dit is dus de laatste keer dat ik deze taxi neem.’
‘Geen zorgen meneer, wij kiezen zelf onze vrachtjes.’
Cassandra had dienst bij de receptie van Louche en ze wist wanneer
er stront aan de knikker was. Chris zag ook meteen dat er storm op
til was en nog voordat Seamus bij de bar was aangekomen had hij hem
al een dubbele brandy van het huis ingeschonken. Pas toen Seamus
die had weggespoeld bemerkte hij dat hij naast de Verschrikkelijke
Rufus zat. Toen hij Seamus binnen had zien komen was de dikzak
opvallend rustig geworden, in de hoop dat Seamus zijn aanwezigheid
niet zou opmerken en dat hij stilletjes uit de bar zou kunnen
wegsluipen. Maar hij was zo totaal verlamd van angst dat hij geen
vin kon verroeren. Seamus monsterde hem langdurig van top tot teen.
Rufus’ opgezwollen rode ogen moesten ook hem opvallen, ze puilden
ontegenzeggelijk verder uit hun kassen dan gewoonlijk.
‘Wat is er met jou aan de hand?’ vroeg Seamus nors.
‘Ikb-ben ontslagen,’ stamelde Rufus.
‘O ja?’ zei Seamus, zijn wenkbrauwen optrekkend - dit was het beste
nieuws van deze dag. ‘Waarom dan wel?’
‘Omdat ik - ik - Marrow afkraakte.’
Seamus barstte in lachen uit, een diep raspende, sadistische lach,
‘En wie heeft dat dan wel klaargespeeld? Onze toverfee Marion?
Heeft ze eindelijk iets goeds gedaan?’
‘Ne-ne-niet, Marion ne-nee.’ Rufus begon nog meer te trillen. Hij
begon te vermoeden dat Seamus niet op de hoogte was.
‘Nou, wie dan wel?’ Seamus was nu heel nieuwsgierig. Rufus was als
versteend, maar net zoals een konijn gevangen in de lichten van de
koplampen, kon hij niets doen om de botsing te vermijden.
‘Co- co’. Hij kon de naam niet uit zijn bek krijgen.
‘Godverdomme wie? Zeg op man!’
‘Coq!’
‘Coq? Wat bedoel je? Coq?’ Nu was Seamus in de war.
Rufus zag geen uitweg meer. Hij besloot een sprintje te wagen, maar
toen hij van zijn kruk gleed greep Seamus hem van achter bij zijn
jasje en plantte hem voor zich neer. ‘Nu niet weglopen, Rufus, ik
moet nog met je praten. Wat bedoel je met Coq?’
‘Coq ke-kekookt in Marrow.’
Rufus sloeg de ogen ten hemel en wachtte op de explosie. Maar
Seamus was nog te verward. Rufus klonk of hij grote nonsens
uitsloeg, maar de angst op zijn gezicht deed Seamus vermoeden dat
hij nog even door moest gaan. Het kon toch onmogelijk waar zijn.
Hij moest onmiddellijk meer weten, maar toen hij merkte dat de
manier waarop hij Rufus bij zijn nekvel hield zijn spraakvermogen
hinderde, zette hij hem weer stevig op zijn kruk en bestelde bij
Chris nog een dubbele brandy.
‘Luister, Rufus,’ zei hij nadrukkelijk, zijn woede zo goed mogelijk
in bedwang houdend. ‘Zeg dat nog eens - langzaam.
403
Wie kookt in Marrow?’
‘Coq.’
‘En wie heeft Coq aangenomen?’
‘Se-se-salvatore.’
‘Salvatore?’
‘Ja, Salvatore. Hij zei dat hij problemen had met zijn chef-kok.’
Rufus kwam op stoom. Eindelijk was er iemand die naar hem wilde
luisteren en bovendien kreeg hij een te-te-tweedubbele brandy van
de zaak. ‘Emmanuel vroeg hem of hij een vervanger voor je zocht en
bood hem aan jou uit te kopen.’
Seamus haalde diep adem. Het hielp niet. Hij balde en ontspande
beurtelings zijn vuisten en hij zag alles door een rode mist. Ten
slotte stelde hij scherp op de brandyfles die Chris voor hen op de
bar had gezet (wat hij nu betreurde), greep hem vast en brulde als
een gewonde leeuw. Hij sloeg met een geweldige klap de fles stuk op
de bar, waardoor alle omstanders een regen van brandy en scherven
over zich heen kregen.
‘Wat een lui, wat een ellendige klóóótzak!’ brulde hij zo hard hij
kon. ‘Die bedrieger, die vuile ladelichter, die gore intrigant!!!’
Hij slingerde de hals van de fles over de bar, rakelings langs een
popster.
Seamus kon niet ophouden met schreeuwen. Als hij een ogenblik zou
ophouden met tekeergaan zou hij zich realiseren hoe de vlag erbij
hing. Dat hij professioneel niets meer voorstelde. In zijn paniek
bleef hij uit alle macht schreeuwen en moest elk glas in de ruimte
het ontgelden terwijl hij als een losgebroken stier door de bar
raasde, glazen en gasten tegen de muur smijtend. Hij liet het
temperament van zijn lelijkste ik volledig de vrije teugel, als een
duivelse geest. Cassandra belde de politie, wat ze dit jaar tot
haar ongenoegen al vaker in verband met Seamus Buil had moeten
doen, terwijl Chris en het merendeel van de bargasten zo goed
mogelijk dekking zochten onder de tafeltjes.
Te midden van het tumult kwam Genevieve binnen. Ze zag het tafereel
met de dol geworden duivel aan. Seamus zag haar niet, omdat hij
juist met zijn rug naar de deur toe stond. Ze zag dat hij tafels
omver smeet, glazen en flessen wegschopte en onsamenhangende
klanken uitstootte, waarin ze alleen een aantal malen ‘klotekutcoq’
herkende. Ze zette haar tas op de grond en noemde heel zachtjes
zijn naam. Hij stopte meteen en de bar werd doodstil. Hij draaide
zich om. Hij had een rood gezicht en ademde zwaar. Zijn kleren en
zijn haren waren een warboel. Maar ze had hem stil gekregen.
‘Genevieve,’ zei hij vol ongeloof. In zijn stem klonk schaamte,
maar ook verwondering en liefde. Een gedachte ging door hem heen:
was ze gekomen om hem te verlossen uit zijn ellende? Geleidelijk
aan verschenen de hoofden van de gasten boven de tafels en
stoelen.
‘Seamus, ik kom je vaarwel zeggen.’
‘Wat? Nee! Genevieve alsjeblieft - dat niet!’ stamelde Seamus.
‘Daar is het nu te laat voor - ik heb een besluit genomen. Ik hoor
hier niet en ik hoor niet bij jou. En jij - jij hoort niet bij mij.
Ik ga naar huis.’ Sinds ze in dit land was aangekomen was Genevieve
niet zo zeker van zichzelf geweest. Maar desondanks deed haar maag
pijn bij elk woord.
‘Genevieve alsjeblieft, ik smeek je, verlaat me niet. Nu heb ik je
nodig!’
‘Nee Seamus, dat is niet zo. Jij hebt dingen nodig die je wat
opleveren. Jij hebt roem nodig, een reputatie en erkenning, en jij
moet de beste zijn. En niets van dat alles vind je bij mij.’
‘Nee, nee - je hebt het helemaal mis. Kijk, ik heb het allemaal
opgegeven - het restaurant en alles.’
Genevieve schudde haar hoofd, maar Seamus ging verder. Hij was
wanhopig. ‘Waar ga je naartoe? Zeg het me. Ga je naar Frankrijk? Ik
ga met je mee. Ik hou van je Genevieve en ik wil met je trouwen. We
gaan in Frankrijk wonen, ik beloof het je. Alsjeblieft, alsjeblieft
ga niet weg!’
Seamus zat nu op zijn knieën tussen de glasscherven en het gebroken
meubilair en bood een meelijwekkende aanblik in zijn vernederende
misère. Maar Genevieve had besloten dat ze het zou zeggen en ze zou
het zeggen.
‘Het spijt me Seamus, maar wij kunnen niet samenleven.
Weet je, er is één ding dat ik je nooit kan vergeven. Toen je me
zoveel jaren geleden in Frankrijk achterliet, was ik zwanger. Je
antwoordde nooit op mijn brieven en telefoontjes. Het waren
allemaal smeekbeden om naar me toe te komen en me te helpen. Ten
slotte heeft mijn vader een abortus geregeld en daar heb ik nu meer
spijt van dan toen. Ik had je zo nodig Seamus. Maar je was er niet.
Ik ben hier gekomen om je te vinden, maar ik zie dat je er nog
steeds niet bent. Het is voorbij, het spijt me. Ik weet niet zeker
of er ooit iets geweest is. Vaarwel.’
Na deze woorden pakte ze haar tas en liep Louche uit.
Cassandra legde de hoorn neer. Al met al dacht ze
dat de politie niet nodig was. Langzaam namen de mensen hun
plaatsen weer in. Ze wierpen Seamus verstolen blikken toe die
getuigden van hun minachting. Er begon zacht en dof een
verontwaardigd gemurmel te klinken. Chris en zijn assistenten
maakten de bar zo goed als ze konden schoon. Rufus kwam van onder
zijn jasje te voorschijn. Seamus lag nog op zijn knieën en zijn
ogen gefixeerd op de plek waar Genevieve had gestaan.
Rufus trok zijn das recht en ging naar Seamus toe en klopte hem
troostend op de rug. ‘Kom, kom kerel,’ zei hij, ‘de wereld is vol
vrouwtjes. Kom, ik bestel een drankje voor je.’
Seamus draaide zich langzaam om en keek hem aan. Rufus trok hem aan
zijn arm en probeerde hem op zijn voeten te zetten. Seamus’ positie
was niet benijdenswaardig. Ten slotte liet hij zich overeind
hijsen. Als in een trance schuifelde hij naar de bar. Hij was zijn
zaak kwijt, zijn vrouw en een kind waarvan hij nooit wist dat het
had bestaan, en dat allemaal in twintig minuten. Als een blinde
liet hij zich door Rufus leiden. Werkelijk, Seamus was
aanbiddelijk, als hij zo timide en ongelukkig was als nu.
‘Kop op, kerel. Wij hebben allebei wel behoefte aan wat goed
nieuws. Een goed idee, vooruit! Waarom schrijven wij samen niet een
boek? Met jouw kennis van de kookkunst en mijn schrijfroutine moet
het een bestseller worden. Ik heb dat prachtige archief van mijn
vader geërfd, weet je, voor een wereldatlas van voedingsmiddelen,
die beschavingen analyseert aan de hand van hun dieet. We trekken
verbazingwekkende conclusies op het gebied van antropologie,
psychologie, sociologie en dergelijke - alles op basis van voeding.
Dat kan een kassucces worden. Zie je het voor je? En jij en ik
lopen grandioos binnen, we worden supersterren. Wat zeg je ervan?
Niet geschoten altijd mis. Nou?’
Seamus keek Rufus aan. Zo diep was hij gevallen. Het was een
perverse situatie dat Rufus nog de enige was die zich iets van hem
aantrok.
Misschien was hij onder de indruk van het drama dat zich net voor
zijn ogen had afgespeeld, of van de shock die hij had opgelopen
door het ontwijken van vliegend glas en andere projectielen, maar
Henri Hampson, producer bij de televisie, had het van vlakbij
meegemaakt, en toen hij weer opdook van achter zijn barkruk kreeg
hij een idee. Dit groteske duo zou grandioze televisie zijn-
Op dat moment kwamen Marion en Henrietta uit de Dames, onwetend van
wat zich tijdens hun afwezigheid had afgespeeld. Beiden hadden een
blos op de wangen en een brede grijns.
‘Hallo, jullie,’ zei Marion tegen Rufus en Seamus, ‘hoe is het?
Moet je horen, Henrietta en ik hebben zojuist een prachtig plan
bedacht. Aangezien ik nu de meest gehate pr van Londen ben, heb ik
besloten persoonlijk manager te worden. Henrietta is mijn eerste
klant, ik ga Henrietta managen en een superster van haar maken.
Niet zo maar een ster begrijp je - dit meisje zal een legende
worden!’
Rufus en Seamus draaiden zich om en keken naar Henrietta. Ze lachte
nog steeds en keek vol aanbidding naar Marion. Met een voor haar
ongekend zelfvertrouwen zei ze: ‘Ik ben daarnet voor het eerst
klaargekomen.’