9

 

 

Terwijl Seamus het gerechtsgebouw uitkwam, stond Michael in de keuken van Marrow naar een borrelende donkerbruine vloeistof in een ketel te staren. De airconditioning was nog steeds niet gerepareerd en het gesteven katoen van zijn keukenuniform schuurde tegen zijn zwetende lijf. De botten in de pan kwamen af en toe flitsend wit boven dansen in de donkere vloeistof waarin soms ook wortelschijven en uienringen naar het oppervlak werden gestuwd.
Hij keek of het linnen zakje met fijngesneden kruiden niet uit elkaar viel - God verhoede dat Seamus een tijmblaadje in zijn kostbare bouillon zou vinden. Hij had de gigantische pan meer dan drie uur geleden aan de kook gebracht en nu was de bouillon bezig zijn rijke, volle smaak te ontwikkelen. Hij zou straks de hete stalen kuip van het gas moeten tillen en de vloeistof overgieten in een andere pan om af te laten koelen. Al twee keer in de afgelopen zes maanden had Michael daarbij wat van het kokende vocht over zich heen gekregen en de rode blaren op zijn handen konden niet genezen omdat ze dag in, dag uit werden blootgesteld aan de hitte en het vocht in deze stomende gevangenis.
Hij stak een lange metalen lepel in de pan, duwde de kalfs-botten naar de bodem en roerde de in reepjes gesneden groenten door de vloeistof. Toen schepte hij een klein beetje van het kalfsextract op de lepel, blies de stoom eraf en bracht het naar zijn lippen. Zijn neusgaten werden overweldigd door de krachtige, vlezige geur. Hij liet het ingekookte vocht zijn lippen en tong natmaken en smakte zoals Seamus het hem geleerd had. Hij wist dat hij nog meer smaak aan de botten kon onttrekken door het vocht nog verder te laten inkoken, en zo de bouillon, die de basis vormde van Bulls grote creaties, nog krachtiger kon maken
‘Shaw - is die bouillon al klaar?’ vroeg Paul, in Bulls afwezigheid tijdelijk de chef.
‘Nog een half uur en hij is perfect.’
‘Dat kan verdomme niet, eikel. Hoe laat was je vanmorgen hier om hem op te zetten? Blijkbaar niet vroeg genoeg; over een half uur beginnen we met de lunch en we hebben nu meer bouillon nodig. Jij mag vanavond nablijven om de ovens weer schoon te maken. En elke avond, tot je geleerd hebt dat je in deze keuken dingen op tijd moet doen!’
Paul grijnsde, hij genoot ervan nu de baas te kunnen spelen, en als extraatje sloeg hij Michael op zijn hoofd met een stijf gedraaide theedoek. Er kwam een punt in Michaels oog terecht en dat deed gemeen pijn, maar Michael gaf geen krimp. Inwendig kookte hij van woede, maar hij liet niets merken. Paul was nog erger dan Seamus; hij was van nature een lafaard en durfde zich pas te laten gelden als Seamus er niet was. Dan kwamen zijn sadistische trekjes naar boven, maar Michael zou hem niet de kans geven ervan te genieten.
‘Het spijt me, chef, maar vanavond moet ik vroeg weg, dat heb ik vorige week al tegen meneer Bull gezegd. Ik heb een afspraak met de artsen van mijn vader in het ziekenhuis. Dat kan ik niet veranderen - op zondag hebben ze geen tijd. Ze zeggen dat ik vanavond moet komen.’
‘En wie helpt er dan bij het diner?’
‘Meneer Bull zei dat hij zou proberen een vervanger te vinden.’
‘En is dat gelukt?’
‘Dat weet ik niet.’
‘Als het niet zo is, kun je niet weg.’
Michael aarzelde even en vroeg zich af hoe hij Paul het best kon aanpakken. Uiteraard kon hij geen ruzie met hem maken, want het mocht er niet op lijken dat hij Pauls autoriteit ondermijnde.
‘Nee, chef,’ zei hij ten slotte.
‘Einde verhaal dus,’ kraaide Paul.
Michael hoopte dat Seamus later nog kwam opdagen - hij moest echt weg en Seamus had het begrepen. De artsen maakten zich zorgen over zijn vader die aan de beademingsapparatuur lag en vreesden dat het een onomkeerbaar coma was. En mocht hij bijkomen, dan vreesden ze voor ernstig hersenletsel. Michael wilde niets liever dan zijn vader terug, die was alles wat hij had. Maar na achttien maanden begonnen de artsen aan een andere oplossing te denken waarover Michael zijn gedachten maar eens moest laten gaan. Ze hadden erop aangedrongen dat hij vanavond een gesprek met hen zou hebben. Hij moest erheen.
‘Neem die klotetelefoon even op, ja?’ brulde Paul, terwijl zijn massieve kaken zich om een dik belegd broodje ham sloten. Michael was net met de enorme pan bouillon onderweg en moest weer die weer terugzetten op het fornuis om de telefoon aan te nemen.
‘Keuken,’ hijgde hij.
‘Eh, hallo. Ik - kan ik Seamus Bull alstublieft spreken?’ De stem van het meisje klonk zacht, aarzelend, maar ontzettend sexy.
‘Nee, Seamus is er op het ogenblik niet. Kan ik een boodschap aannemen?’
‘Kunt u me zeggen wanneer hij er wel is?’ De stem was timide, maar Michael hoorde de paniek erin.
‘Het spijt me, ik weet het niet. Meestal is hij er nu, maar omdat... nou ja, hij heeft iets anders te doen. Ik hoop dat hij vanavond nog komt.’
‘Hoe laat, alstublieft?’
‘Waarschijnlijk om een uur of half zeven, zeven uur.’
‘Oké, dank u, tot ziens.’ De verbinding werd verbroken.

‘Zie je nou wel - dat ging best, niet dan? Ik zei toch dat hij er niet zou zijn, en nu weet je wanneer hij er wel is en dus kun je erheen om hem te verrassen. Perfect, toch?’
Mave was opgetogen - ze had in jaren niet zo veel plezier gehad. Dat arme weesmeisje komt zomaar binnenlopen, ziet er uit als een taartje in feestverpakking - en dan blijkt ze ook nog de ex-vriendin van de beroemdste kok van Londen te zijn! Op de een of andere manier moest ze daarvan kunnen meeprofiteren. Zolang ze dat kind maar bij zich in de buurt hield, zou zij ook een beetje beroemd kunnen worden. En het was een leuk gespreksonderwerp voor in café de Crown and Goose met haar vriendinnen. Mary met al haar poeha zou wel de pest in hebben dat Mave zoveel geluk had. Zij beweerde altijd dat haar Bill alle popsterren en leden van de Koninklijke familie achter in zijn taxi had gehad - nou, deze keer werkte de ex-vriendin van Seamus Bull in het café van Mave - Mary zou stinkend jaloers zijn.
Genevieve keek haar bazin onzeker aan. Ze was wel gedwongen geweest om de relatie toe te geven toen ze geschokt naar Mave was teruggekomen met te weinig wisselgeld na het kopen van de witte peper. Mave had altijd alles meteen in de gaten. Waarom had ze ineens zo nodig een krant moeten kopen, had ze gevraagd, en omdat zelfs een top-agent van de CIA niet bestand zou zijn tegen een ondervraging door Mave, duurde het maar twee minuten voordat Genevieve het haar gezegd had.
Ze had natuurlijk niet alles verteld - alleen dat ze hem een paar jaar niet had gezien en van plan was hem op te zoeken, maar dat was voor Mave genoeg geweest. Ze liet Genevieve als de bliksem opbellen en luisterde zelf mee over een andere lijn. Genevieve dacht wel dat Seamus er niet zou zijn - waarschijnlijk zat hij nog in de politiecel - maar ze moest toegeven dat ze brandde van verlangen om op de een of andere manier contact met hem te zoeken.
Ze had geen idee wat ze nu moest doen, maar Mave wel zo te zien. Vreemd genoeg voelde ze zich elke minuut sterker worden. Het had er alle schijn van dat de wereld van Seamus helemaal niet zo perfect was, en door het ontdekken van zijn zwakheden stond zij sterker in haar schoenen en zou ze hem beter aankunnen. Ze had hem zoveel te vragen, te verwijten, en toch verlangde ze ernaar weer in zijn armen te liggen, zich door hem te laten overweldigen zoals vroeger - nee, ze wist dat het zo niet zou zijn. Ze zou niet nog eens voor hem vallen.
‘Chauffeur, stop even, hier rechts.’ De chauffeur stopte langs de stoeprand, vlak naast het Ritz Hotel. Caviar House stond er op de etalageruit boven de weerspiegeling van de glanzende rondingen van de Jaguar. Marion leunde naar voren, Seamus zat onderuit gezakt met de handen voor de ogen geslagen. Hij was moe, doodmoe. Hij had behoefte aan slaap, hij moest zich wassen en hij had schone kleren nodig. Hij was ook geïrriteerd, maar te moe om kwaad te worden. Hij hield er niet van als iemand anders zijn zaken regelde. Zelfs niet als het Marion was.
‘Goed, lieverd, ga hier naar binnen en koop een mooi beterschapscadeautje voor Rufus.’
Seamus keek Marion ongelovig aan.
‘Ik meen het, Seamus. Als je wilt dat ons plan werkt, moeten er nog wat zure appels verorberd worden, maar ik beloof je, jij lacht het laatst.’
Seamus kon Marion nog steeds niet volgen. ‘Marion, ik doe helemaal niks totdat je me vertelt wat dat grootse plan van jou inhoudt,’ snauwde hij. ‘Ik ben gesloopt, ik stink, ik heb net twaalf uur opgesloten gezeten met een oplichtertje en een verschrikkelijke kater. Op dit moment zou ik in mijn restaurant moeten zijn om de lunch voor te bereiden en niet met jou achter in een auto over een cadeau voor mijn ergste vijand zitten te steggelen. Neem me niet kwalijk, maar ik heb veel zin om tegen je te zeggen dat je moet oprotten.’
‘Mag ik je er even aan herinneren dat je niet in de positie bent om mij te vertellen dat ik moet oprotten, nadat ik net tienduizend pond heb neergelegd om jou uit de cel te krijgen, Seamus. Door mij ga je rijk worden, en het eerste wat jij gaat doen is die kaviaarwinkel binnenlopen en het grootste blik beluga kopen dat ze in voorraad hebben. Plus zo’n klein parelmoeren lepeltje om het mee op te eten. En dat ga je dan aan Rufus overhandigen - hoffelijk - in bijzijn van de pers. Je gaat je excuses aanbieden voor wat je hebt gedaan, zegt iets in de geest van "een vlaag van verstandsverbijstering", en je biedt aan alle ziekenhuiskosten voor je rekening te nemen. Daarna toon je diep berouw, zegt dat Rufus gelijk had, dat Marrow het slecht doet in de huidige situatie, en dat je het restaurant tijdelijk gaat sluiten.’
Marion stopte even om adem te halen en na te denken. ‘Nee, zeg nog maar niet dat het tijdelijk is,’ vervolgde ze. Seamus was sprakeloos. ‘Zeg alleen dat je de deuren sluit. En dan poseer je glimlachend voor een foto met Rufus op de rand van zijn bed, met de kaviaar in de hand - het etiket naar de camera natuurlijk. En je kijkt er heel nederig bij. Zeg dat je in de cel een les hebt geleerd. Dan moet Rufus zijn aanklacht tegen jou wel intrekken, anders slaat hij zelf een figuur - bovendien denkt hij dat hij toch al gewonnen heeft. Een week later houden we een persconferentie om aan te kondigen dat we de plek tegenover Mirage gepacht hebben. En daar zal het nieuwe Marrow oprijzen als een feniks uit de vlammen - groter, beter en commerciëler. Het zal Mirage volledig van de kaart vegen. Snap je nu waar ik naartoe wil?’
Seamus staarde Marion aan alsof ze gek was geworden. Hij had nog nooit zoiets gehoord. ‘Briljant,’ zei hij sarcastisch, ‘maar hoe komen we aan het geld?’
‘Nou, ik word voor vijfentwintig procent eigenaar - de bank wil me het geld lenen met Marvellous pr als onderpand, en ik heb geld van de scheiding van mijn laatste man dat ik nog moet investeren. Vijftig procent wordt van Salvatore, met wie ik vanmorgen een heel prettig gesprek heb gehad. Zoals je zult begrijpen wil hij je graag uit zijn straat weg hebben omdat je te veel van het verkeerde soort aandacht trekt. Hij kan onmogelijk discreet zaken doen als de hele landelijke pers regelmatig voor zijn deur geparkeerd staat. De laatste vijfentwintig procent komen natuurlijk van jou.’
‘Ik heb geen kapitaal.’
‘Dan moet je dat maar zien te vinden, en anders kom je bij mij en Salvatore als kok in dienst. Om eerlijk te zijn, schat,’ en nu klonk Marions stem een octaaf lager, terwijl ze zich naar hem toe boog en haar zorgvuldig gemanicuurde klauw op Seamus’ knie legde, ‘je hebt geen keus. Als je Rufus niet je excuses aanbiedt, zal hij een klacht tegen je indienen, en zelfs als je van hem wint, ben je de komende zes maanden zoet met die zaak voor de rechtbank. En tegen die tijd heeft Salvatore je contract voor Marrow beëindigd en heb je geen restaurant meer en ook geen geld. Wees nou een brave jongen, ga die winkel in en koop verdomme de beste kaviaar die ze hebben. Dan gaan we naar het ziekenhuis en daar doe je precies wat ik zeg.’
Seamus kreunde zacht en steunde zijn hoofd in zijn handen. Ze had gelijk. Hij stond met zijn rug tegen de muur. Langzaam deed hij het portier open, hees zich de auto uit en wankelde de winkel in. Marion leunde met een zelfgenoegzaam glimlachje achterover en nam het pakje Cartier uit haar handtas. Ook voor haar zou het leven een andere wending nemen. Als dit project lukte, zou ze nooit meer pr-werk hoeven doen. Met haar lange vingers wipte ze het deksel van haar aansteker, draaide aan het vuursteentje en toverde een lange gele vlam te voorschijn.

Rufus ging rechtop zitten tegen de berg kussens die zijn omvangrijke lijf moesten ondersteunen. Automatisch ging zijn mollige hand naar de Bull aan de rechterkant van zijn voorhoofd en zijn gezicht vertrok van pijn.
‘Die ellendige lompe bruut,’ vloekte hij voor de tweeduizendste keer die dag, maar veel emotie zat er niet in. Nee, Rufus was niet echt kwaad. Hoewel hij het nooit zou kunnen toegeven, was hij eigenlijk ontzettend tevreden. Een exemplaar van de Standard van vandaag lag open op zijn schoot en hij keek nog eens naar zijn foto op pagina drie, naast die van Bull. Al die media-aandacht voor zo’n onbelangrijk incidentje was opmerkelijk, maar wel heel welkom. Hij was nog nooit zo beroemd geweest sinds Bull hem in elkaar had getimmerd. Opeens was hij een ster, en dat was fantastisch! Op dat moment werd er op de deur geklopt.
‘Binnen,’ neuzelde Rufus zo zielig als hij kon.
‘Rufus, wat fijn om je te zien!’ Emmanuel Coq kwam de kamer binnen, elegant gekleed in zijn Boateng-pak en Gucci-schoenen, zijn dunner wordende zwarte haar perfect achterover gekamd boven zijn hoekige Romeinse gezicht. ‘Verschrikkelijk wat er gebeurd is. Ik je kom mijn medeleven aanbieden,’ zei hij, terwijl hij een klein zilveren blikje onder Rufus’ neus hield.
‘Goh, wat fantastisch,’ mompelde Rufus, overweldigd door opwinding over dit persoonlijke bezoek van de beste kok van het land - volgens sommigen zelfs van de hele wereld. Hevig blozend nam hij het geschenk aan en las hardop voor wat er op het blikje stond. ‘"Iraanse Keizerlijke Kaviaar" - wat een verwennerij, Emmanuel. Dat had je niet moeten doen. Ik...’
‘Nee, nee,’ viel Coq hem in de rede. ‘Het was het minste wat ik voor je kon doen na alles wat je hebt meegemaakt. Wat kan ik er in ‘s hemelsnaam over zeggen? Wat een ongelooflijk barbaars gedrag van die woesteling. Hoe voel je je?’
‘Ach, weet je, ik hou er niet van om te klagen, maar de doktoren zijn ervan overtuigd dat ik nog steeds een lichte hersenschudding heb. Ze hebben zelfs een scan van mijn hoofd gemaakt. De resultaten waren zorgwekkend, maar de zuster zegt dat ik waarschijnlijk snel naar huis mag. Wat deze vreselijke zwelling betreft,’ en weer hief Rufus een vlezige hand op naar zijn wenkbrauw, ‘God mag weten wanneer ik me weer kan vertonen. Het doet verschrikkelijk veel pijn en mijn bijholten raken er vreselijk door verstopt. Ik heb ‘s middags een barstende hoofdpijn. Ik hoop dat het niet blijvend is, anders zal Bull daar duur voor moeten betalen, dat kan ik je wel vertellen.’
‘Daar wil ik het net met je over hebben,’ zei Coq, die graag een einde wilde maken aan de litanie van zelfmedelijden. ‘Zeg eens,’ vroeg hij, terwijl hij een stoel bijtrok en Rufus ernstig aankeek, ‘is het waar dat je een aanklacht tegen Bull gaat indienen?’
‘Reken maar, beste vriend. Ik bedoel, het gaat toch te ver, hij heeft verdorie nog niet eens zijn excuses aangeboden.’
‘Juist ja. En ik neem aan dat jouw krant die rechtszaak betaalt?’
‘Eh, nou, zo ver heb ik nog niet vooruitgedacht...’
‘Maar je hebt wel gedacht aan de gevolgen van zo’n publiek schandaal?’
‘Hoe bedoel je?’
‘Nou, we weten allebei dat Bull gewoon een lomperik is.’ Coq boog zich samenzweerderig naar Rufus toe. ‘Iemand die nooit iets zal begrijpen van de ongeschreven regels tussen gentlemen, als je begrijpt wat ik bedoel. Hij zal ongetwijfeld alles -alles - reken daar maar op, uit de kast trekken.’ Coq pauzeerde even en bestudeerde Rufus’ gezicht om te kijken of het kwartje viel. Rufus keek hem vol verwachting aan, niet helemaal begrijpend waar het over ging. Coq begon opnieuw.
‘Er zijn natuurlijk bepaalde.... hoe zal ik het zeggen... praktijken waar Bull vanaf weet en die hij voor de rechter of bij de pers ter sprake zou kunnen brengen. Dingen die tegen ons gebruikt zouden kunnen worden op een manier waar we moeilijk omheen kunnen.’
Maar op Rufus’ vollemaansgezicht was nog steeds geen reactie te lezen. Coq zuchtte geërgerd, maar gaf niet op. ‘Een zekere freelance journaliste die werd ingehuurd om de stress uit zijn schouders te masseren...’
‘O!’ Ineens zag Rufus het licht. ‘Ja, ja natuurlijk, ik snap wat je bedoelt. Maar dan nog...’
‘Ach Rufus, wat zal ik zeggen? Daar houdt het natuurlijk niet mee op als je begrijpt wat ik bedoel. Op mijn kosten heb je een bepaalde gastvrijheid genoten - ik gunde je dat natuurlijk van ganser harte, we zijn immers vrienden - maar als Bull het zegt, zou het wel eens kunnen leiden tot een aanklacht wegens, ik durf het nauwelijks te zeggen,’ en hier wachtte Coq even om het effect te vergroten en hij keek Rufus recht in de ogen toen hij vervolgde: ‘Omkoperij’?’
De beschuldiging hing tussen hen in als een niet-ontplofte clusterbom. Coq liet nog even een stilte vallen voordat hij weer het woord nam.
‘Je begrijpt toch dat we niet kunnen toestaan dat iemand als Bull vrijelijk vuil gaat spuiten over ons prachtige vak, of wel soms, beste vriend?’
Plotseling was de hoofdpijn van Rufus terug. Hij wist dat Coq gelijk had. Hij had er nooit eerder aan gedacht, maar al die persreisjes naar Frankrijk, die kisten wijn met Kerstmis, manden met lekkere dingen op zijn verjaardag, de gastvrijheid in hotels van ooms, neven en vrienden, om nog maar te zwijgen van al die gratis maaltijden - en zelfs de truc met de nep-journaliste. Met een goede advocaat kon Bull de gezellige relaties die in mensen als Rufus met mensen als Coq onderhielden voorgoed om zeep helpen.
‘Ja, ja, ik begrijp wat je bedoelt,’ zei Rufus verward.
‘Goed, dat is dan geregeld. Ik hoop dat je je snel beter voelt, Rufus, en als je besluit om de aanklacht te laten vallen, dan zou ik het heel leuk vinden om voor jou en een paar vrienden een feestje te geven om je herstel te vieren zodra je hier uit mag.’ Hij stond op, drukte Rufus stevig de hand en liep naar de deur, net op het moment dat Marion, Bull, een fotograaf en een opgewonden journalist binnenkwamen.
‘Emanuel!’ gilde Marion, even uit balans - maar slechts heel even. ‘Wat leuk om je te zien. Je bent hier ongetwijfeld om je medeleven te betuigen?’
‘Dat klopt. En ik wilde net weggaan. Ik zie dat je een heel gezelschap hebt meegebracht, dus ik laat jullie alleen,’ grijnsde hij. Hij manoeuvreerde zich langs hen heen en zag toen Seamus in de deuropening staan, die hem formeel groette.
‘Coq.’
‘Bull.’ De twee mannen knikten naar elkaar, Bull stapte opzij om Coq te laten passeren en deed de deur achter hem dicht.
Rufus was verbaasd, om niet te zeggen ontsteld door de aanwezigheid van de man die hem pas nog zo afschuwelijk had mishandeld. In de kleine kamer was maar plaats voor één of twee bezoekers, maar nu waren er vier, waarvan één - Seamus - zich zo had geposteerd dat hij zoveel mogelijk plaats innam, dacht Rufus. Maar hij had nog nooit in zijn leven zoveel aandacht op hoog niveau gehad - hij was trots en toch trilde hij van de zenuwen.
De fotograaf was nog niet binnen of hij begon al te kieken. Dat gaf Rufus nieuwe energie. Zijn ijdelheid won het van zijn nervositeit en zich bewust van zijn onflatteuze houding sputterde hij: ‘Doe dat rotding weg! Wat gebeurt hier verdomme? Ik wil niet dat er foto’s worden gemaakt!’ Toen keek hij naar Bull en schreeuwde: ‘En wat doe jij hier? Eruit, nu! Kom nooit meer bij me in de buurt. Zuster!’ riep hij klaaglijk.
Seamus moest zijn lachen inhouden toen hij Rufus als een walrus in de kussens zag zitten. Hij werd gered door Marion, die tussen hen in ging staan.
‘Rufus, alsjeblieft, kalmeer een beetje. Seamus wil alleen maar zijn excuses aanbieden. Hij weet dat hij zich zaterdagavond verschrikkelijk heeft gedragen, maar hij was dronken en ontoerekeningsvatbaar. Hij zal je nooit meer met een vinger aanraken, dat kan ik je verzekeren. Overigens sta ik hier namens Seamus, dus je hebt niets te vrezen, want je weet dat ik het beste met je voor heb. Vooruit Seamus, kom hier en bied je excuses aan.’ Ze gebaarde de fotograaf een foto te maken. ‘Rufus, glimlachen!’
Rufus werd verblind door het flitslicht toen hij zijn hand uitstak om de emmer beluga aan te pakken die Seamus hem met tegenzin aangaf.
‘Prachtig, heel goed!’ riep Marion opgetogen. ‘Rufus, ik hoop dat je niet boos meer bent. Je weet toch dat het een vergissing was? En Seamus heeft er heel veel spijt van, zo is het toch, schat?’
Ze keek kwaad naar Seamus en gaf hem een knikje ten teken dat hij moest antwoorden. Knarsetandend stond Seamus in zijn volle lengte op, keek naar de ineenkrimpende vleesklomp op het bed, en moest zijn uiterste best doen niet sarcastisch te klinken toen hij zei: ‘Rufus, het spijt me heel erg dat ik je pijn heb gedaan. Het was een ongelukje en ik hoop dat je mijn excuses wilt accepteren.’ In de verste hoek van de kamer was de journalist ijverig aan het schrijven, terwijl de fotograaf het hele gezelschap nog eens vastlegde.
‘En Rufus,’ zei Marion, ‘we willen je ook vertellen dat we de wijze woorden in je recensie ter harte nemen.’ Rufus’ ogen schoten heen en weer tussen Marion en Seamus in de verwachting dat een van hen elk ogenblik kon toeslaan. ‘En we hebben besloten ernaar te handelen. Toch, Seamus?’
‘O ja, Marion, inderdaad,’ zei een dreigend kijkende Seamus met een zelfvoldaan lachje. Hij begon lol in de zaak te krijgen. Marion wachtte even om het effect te vergroten en Rufus’ volle aandacht te hebben. Met alle gewichtigheid en vormelijkheid die ze in zich had, verklaarde ze: ‘Rufus... Seamus Bull gaat Marrow sluiten.’