9
Terwijl Seamus het gerechtsgebouw uitkwam, stond
Michael in de keuken van Marrow naar een borrelende donkerbruine
vloeistof in een ketel te staren. De airconditioning was nog steeds
niet gerepareerd en het gesteven katoen van zijn keukenuniform
schuurde tegen zijn zwetende lijf. De botten in de pan kwamen af en
toe flitsend wit boven dansen in de donkere vloeistof waarin soms
ook wortelschijven en uienringen naar het oppervlak werden
gestuwd.
Hij keek of het linnen zakje met fijngesneden kruiden niet uit
elkaar viel - God verhoede dat Seamus een tijmblaadje in zijn
kostbare bouillon zou vinden. Hij had de gigantische pan meer dan
drie uur geleden aan de kook gebracht en nu was de bouillon bezig
zijn rijke, volle smaak te ontwikkelen. Hij zou straks de hete
stalen kuip van het gas moeten tillen en de vloeistof overgieten in
een andere pan om af te laten koelen. Al twee keer in de afgelopen
zes maanden had Michael daarbij wat van het kokende vocht over zich
heen gekregen en de rode blaren op zijn handen konden niet genezen
omdat ze dag in, dag uit werden blootgesteld aan de hitte en het
vocht in deze stomende gevangenis.
Hij stak een lange metalen lepel in de pan, duwde de kalfs-botten
naar de bodem en roerde de in reepjes gesneden groenten door de
vloeistof. Toen schepte hij een klein beetje van het kalfsextract
op de lepel, blies de stoom eraf en bracht het naar zijn lippen.
Zijn neusgaten werden overweldigd door de krachtige, vlezige geur.
Hij liet het ingekookte vocht zijn lippen en tong natmaken en
smakte zoals Seamus het hem geleerd had. Hij wist dat hij nog meer
smaak aan de botten kon onttrekken door het vocht nog verder te
laten inkoken, en zo de bouillon, die de basis vormde van Bulls
grote creaties, nog krachtiger kon maken
‘Shaw - is die bouillon al klaar?’ vroeg Paul, in Bulls afwezigheid
tijdelijk de chef.
‘Nog een half uur en hij is perfect.’
‘Dat kan verdomme niet, eikel. Hoe laat was je vanmorgen hier om
hem op te zetten? Blijkbaar niet vroeg genoeg; over een half uur
beginnen we met de lunch en we hebben nu meer bouillon nodig. Jij
mag vanavond nablijven om de ovens weer schoon te maken. En elke
avond, tot je geleerd hebt dat je in deze keuken dingen op tijd
moet doen!’
Paul grijnsde, hij genoot ervan nu de baas te kunnen spelen, en als
extraatje sloeg hij Michael op zijn hoofd met een stijf gedraaide
theedoek. Er kwam een punt in Michaels oog terecht en dat deed
gemeen pijn, maar Michael gaf geen krimp. Inwendig kookte hij van
woede, maar hij liet niets merken. Paul was nog erger dan Seamus;
hij was van nature een lafaard en durfde zich pas te laten gelden
als Seamus er niet was. Dan kwamen zijn sadistische trekjes naar
boven, maar Michael zou hem niet de kans geven ervan te
genieten.
‘Het spijt me, chef, maar vanavond moet ik vroeg weg, dat heb ik
vorige week al tegen meneer Bull gezegd. Ik heb een afspraak met de
artsen van mijn vader in het ziekenhuis. Dat kan ik niet veranderen
- op zondag hebben ze geen tijd. Ze zeggen dat ik vanavond moet
komen.’
‘En wie helpt er dan bij het diner?’
‘Meneer Bull zei dat hij zou proberen een vervanger te vinden.’
‘En is dat gelukt?’
‘Dat weet ik niet.’
‘Als het niet zo is, kun je niet weg.’
Michael aarzelde even en vroeg zich af hoe hij Paul het best kon
aanpakken. Uiteraard kon hij geen ruzie met hem maken, want het
mocht er niet op lijken dat hij Pauls autoriteit ondermijnde.
‘Nee, chef,’ zei hij ten slotte.
‘Einde verhaal dus,’ kraaide Paul.
Michael hoopte dat Seamus later nog kwam opdagen - hij moest echt
weg en Seamus had het begrepen. De artsen maakten zich zorgen over
zijn vader die aan de beademingsapparatuur lag en vreesden dat het
een onomkeerbaar coma was. En mocht hij bijkomen, dan vreesden ze
voor ernstig hersenletsel. Michael wilde niets liever dan zijn
vader terug, die was alles wat hij had. Maar na achttien maanden
begonnen de artsen aan een andere oplossing te denken waarover
Michael zijn gedachten maar eens moest laten gaan. Ze hadden erop
aangedrongen dat hij vanavond een gesprek met hen zou hebben. Hij
moest erheen.
‘Neem die klotetelefoon even op, ja?’ brulde Paul, terwijl zijn
massieve kaken zich om een dik belegd broodje ham sloten. Michael
was net met de enorme pan bouillon onderweg en moest weer die weer
terugzetten op het fornuis om de telefoon aan te nemen.
‘Keuken,’ hijgde hij.
‘Eh, hallo. Ik - kan ik Seamus Bull alstublieft spreken?’ De stem
van het meisje klonk zacht, aarzelend, maar ontzettend sexy.
‘Nee, Seamus is er op het ogenblik niet. Kan ik een boodschap
aannemen?’
‘Kunt u me zeggen wanneer hij er wel is?’ De stem was timide, maar
Michael hoorde de paniek erin.
‘Het spijt me, ik weet het niet. Meestal is hij er nu, maar
omdat... nou ja, hij heeft iets anders te doen. Ik hoop dat hij
vanavond nog komt.’
‘Hoe laat, alstublieft?’
‘Waarschijnlijk om een uur of half zeven, zeven uur.’
‘Oké, dank u, tot ziens.’ De verbinding werd verbroken.
‘Zie je nou wel - dat ging best, niet dan? Ik zei
toch dat hij er niet zou zijn, en nu weet je wanneer hij er wel is
en dus kun je erheen om hem te verrassen. Perfect, toch?’
Mave was opgetogen - ze had in jaren niet zo veel plezier gehad.
Dat arme weesmeisje komt zomaar binnenlopen, ziet er uit als een
taartje in feestverpakking - en dan blijkt ze ook nog de
ex-vriendin van de beroemdste kok van Londen te zijn! Op de een of
andere manier moest ze daarvan kunnen meeprofiteren. Zolang ze dat
kind maar bij zich in de buurt hield, zou zij ook een beetje
beroemd kunnen worden. En het was een leuk gespreksonderwerp voor
in café de Crown and Goose met haar vriendinnen. Mary met al haar
poeha zou wel de pest in hebben dat Mave zoveel geluk had. Zij
beweerde altijd dat haar Bill alle popsterren en leden van de
Koninklijke familie achter in zijn taxi had gehad - nou, deze keer
werkte de ex-vriendin van Seamus Bull in het café van Mave - Mary
zou stinkend jaloers zijn.
Genevieve keek haar bazin onzeker aan. Ze was wel gedwongen geweest
om de relatie toe te geven toen ze geschokt naar Mave was
teruggekomen met te weinig wisselgeld na het kopen van de witte
peper. Mave had altijd alles meteen in de gaten. Waarom had ze
ineens zo nodig een krant moeten kopen, had ze gevraagd, en omdat
zelfs een top-agent van de CIA niet bestand zou zijn tegen een
ondervraging door Mave, duurde het maar twee minuten voordat
Genevieve het haar gezegd had.
Ze had natuurlijk niet alles verteld - alleen dat ze hem een paar
jaar niet had gezien en van plan was hem op te zoeken, maar dat was
voor Mave genoeg geweest. Ze liet Genevieve als de bliksem opbellen
en luisterde zelf mee over een andere lijn. Genevieve dacht wel dat
Seamus er niet zou zijn - waarschijnlijk zat hij nog in de
politiecel - maar ze moest toegeven dat ze brandde van verlangen om
op de een of andere manier contact met hem te zoeken.
Ze had geen idee wat ze nu moest doen, maar Mave wel zo te zien.
Vreemd genoeg voelde ze zich elke minuut sterker worden. Het had er
alle schijn van dat de wereld van Seamus helemaal niet zo perfect
was, en door het ontdekken van zijn zwakheden stond zij sterker in
haar schoenen en zou ze hem beter aankunnen. Ze had hem zoveel te
vragen, te verwijten, en toch verlangde ze ernaar weer in zijn
armen te liggen, zich door hem te laten overweldigen zoals vroeger
- nee, ze wist dat het zo niet zou zijn. Ze zou niet nog eens voor
hem vallen.
‘Chauffeur, stop even, hier rechts.’ De chauffeur stopte langs de
stoeprand, vlak naast het Ritz Hotel. Caviar House stond er op de
etalageruit boven de weerspiegeling van de glanzende rondingen van
de Jaguar. Marion leunde naar voren, Seamus zat onderuit gezakt met
de handen voor de ogen geslagen. Hij was moe, doodmoe. Hij had
behoefte aan slaap, hij moest zich wassen en hij had schone kleren
nodig. Hij was ook geïrriteerd, maar te moe om kwaad te worden. Hij
hield er niet van als iemand anders zijn zaken regelde. Zelfs niet
als het Marion was.
‘Goed, lieverd, ga hier naar binnen en koop een mooi
beterschapscadeautje voor Rufus.’
Seamus keek Marion ongelovig aan.
‘Ik meen het, Seamus. Als je wilt dat ons plan werkt, moeten er nog
wat zure appels verorberd worden, maar ik beloof je, jij lacht het
laatst.’
Seamus kon Marion nog steeds niet volgen. ‘Marion, ik doe helemaal
niks totdat je me vertelt wat dat grootse plan van jou inhoudt,’
snauwde hij. ‘Ik ben gesloopt, ik stink, ik heb net twaalf uur
opgesloten gezeten met een oplichtertje en een verschrikkelijke
kater. Op dit moment zou ik in mijn restaurant moeten zijn om de
lunch voor te bereiden en niet met jou achter in een auto over een
cadeau voor mijn ergste vijand zitten te steggelen. Neem me niet
kwalijk, maar ik heb veel zin om tegen je te zeggen dat je moet
oprotten.’
‘Mag ik je er even aan herinneren dat je niet in de positie bent om
mij te vertellen dat ik moet oprotten, nadat ik net tienduizend
pond heb neergelegd om jou uit de cel te krijgen, Seamus. Door mij
ga je rijk worden, en het eerste wat jij gaat doen is die
kaviaarwinkel binnenlopen en het grootste blik beluga kopen dat ze
in voorraad hebben. Plus zo’n klein parelmoeren lepeltje om het mee
op te eten. En dat ga je dan aan Rufus overhandigen - hoffelijk -
in bijzijn van de pers. Je gaat je excuses aanbieden voor wat je
hebt gedaan, zegt iets in de geest van "een vlaag van
verstandsverbijstering", en je biedt aan alle ziekenhuiskosten voor
je rekening te nemen. Daarna toon je diep berouw, zegt dat Rufus
gelijk had, dat Marrow het slecht doet in de huidige situatie, en
dat je het restaurant tijdelijk gaat sluiten.’
Marion stopte even om adem te halen en na te denken. ‘Nee, zeg nog
maar niet dat het tijdelijk is,’ vervolgde ze. Seamus was
sprakeloos. ‘Zeg alleen dat je de deuren sluit. En dan poseer je
glimlachend voor een foto met Rufus op de rand van zijn bed, met de
kaviaar in de hand - het etiket naar de camera natuurlijk. En je
kijkt er heel nederig bij. Zeg dat je in de cel een les hebt
geleerd. Dan moet Rufus zijn aanklacht tegen jou wel intrekken,
anders slaat hij zelf een figuur - bovendien denkt hij dat hij toch
al gewonnen heeft. Een week later houden we een persconferentie om
aan te kondigen dat we de plek tegenover Mirage gepacht hebben. En
daar zal het nieuwe Marrow oprijzen als een feniks uit de vlammen -
groter, beter en commerciëler. Het zal Mirage volledig van de kaart
vegen. Snap je nu waar ik naartoe wil?’
Seamus staarde Marion aan alsof ze gek was geworden. Hij had nog
nooit zoiets gehoord. ‘Briljant,’ zei hij sarcastisch, ‘maar hoe
komen we aan het geld?’
‘Nou, ik word voor vijfentwintig procent eigenaar - de bank wil me
het geld lenen met Marvellous pr als onderpand, en ik heb geld van
de scheiding van mijn laatste man dat ik nog moet investeren.
Vijftig procent wordt van Salvatore, met wie ik vanmorgen een heel
prettig gesprek heb gehad. Zoals je zult begrijpen wil hij je graag
uit zijn straat weg hebben omdat je te veel van het verkeerde soort
aandacht trekt. Hij kan onmogelijk discreet zaken doen als de hele
landelijke pers regelmatig voor zijn deur geparkeerd staat. De
laatste vijfentwintig procent komen natuurlijk van jou.’
‘Ik heb geen kapitaal.’
‘Dan moet je dat maar zien te vinden, en anders kom je bij mij en
Salvatore als kok in dienst. Om eerlijk te zijn, schat,’ en nu
klonk Marions stem een octaaf lager, terwijl ze zich naar hem toe
boog en haar zorgvuldig gemanicuurde klauw op Seamus’ knie legde,
‘je hebt geen keus. Als je Rufus niet je excuses aanbiedt, zal hij
een klacht tegen je indienen, en zelfs als je van hem wint, ben je
de komende zes maanden zoet met die zaak voor de rechtbank. En
tegen die tijd heeft Salvatore je contract voor Marrow beëindigd en
heb je geen restaurant meer en ook geen geld. Wees nou een brave
jongen, ga die winkel in en koop verdomme de beste kaviaar die ze
hebben. Dan gaan we naar het ziekenhuis en daar doe je precies wat
ik zeg.’
Seamus kreunde zacht en steunde zijn hoofd in zijn handen. Ze had
gelijk. Hij stond met zijn rug tegen de muur. Langzaam deed hij het
portier open, hees zich de auto uit en wankelde de winkel in.
Marion leunde met een zelfgenoegzaam glimlachje achterover en nam
het pakje Cartier uit haar handtas. Ook voor haar zou het leven een
andere wending nemen. Als dit project lukte, zou ze nooit meer
pr-werk hoeven doen. Met haar lange vingers wipte ze het deksel van
haar aansteker, draaide aan het vuursteentje en toverde een lange
gele vlam te voorschijn.
Rufus ging rechtop zitten tegen de berg kussens
die zijn omvangrijke lijf moesten ondersteunen. Automatisch ging
zijn mollige hand naar de Bull aan de rechterkant van zijn
voorhoofd en zijn gezicht vertrok van pijn.
‘Die ellendige lompe bruut,’ vloekte hij voor de tweeduizendste
keer die dag, maar veel emotie zat er niet in. Nee, Rufus was niet
echt kwaad. Hoewel hij het nooit zou kunnen toegeven, was hij
eigenlijk ontzettend tevreden. Een exemplaar van de Standard van
vandaag lag open op zijn schoot en hij keek nog eens naar zijn foto
op pagina drie, naast die van Bull. Al die media-aandacht voor zo’n
onbelangrijk incidentje was opmerkelijk, maar wel heel welkom. Hij
was nog nooit zo beroemd geweest sinds Bull hem in elkaar had
getimmerd. Opeens was hij een ster, en dat was fantastisch! Op dat
moment werd er op de deur geklopt.
‘Binnen,’ neuzelde Rufus zo zielig als hij kon.
‘Rufus, wat fijn om je te zien!’ Emmanuel Coq kwam de kamer binnen,
elegant gekleed in zijn Boateng-pak en Gucci-schoenen, zijn dunner
wordende zwarte haar perfect achterover gekamd boven zijn hoekige
Romeinse gezicht. ‘Verschrikkelijk wat er gebeurd is. Ik je kom
mijn medeleven aanbieden,’ zei hij, terwijl hij een klein zilveren
blikje onder Rufus’ neus hield.
‘Goh, wat fantastisch,’ mompelde Rufus, overweldigd door opwinding
over dit persoonlijke bezoek van de beste kok van het land -
volgens sommigen zelfs van de hele wereld. Hevig blozend nam hij
het geschenk aan en las hardop voor wat er op het blikje stond.
‘"Iraanse Keizerlijke Kaviaar" - wat een verwennerij, Emmanuel. Dat
had je niet moeten doen. Ik...’
‘Nee, nee,’ viel Coq hem in de rede. ‘Het was het minste wat ik
voor je kon doen na alles wat je hebt meegemaakt. Wat kan ik er in
‘s hemelsnaam over zeggen? Wat een ongelooflijk barbaars gedrag van
die woesteling. Hoe voel je je?’
‘Ach, weet je, ik hou er niet van om te klagen, maar de doktoren
zijn ervan overtuigd dat ik nog steeds een lichte hersenschudding
heb. Ze hebben zelfs een scan van mijn hoofd gemaakt. De resultaten
waren zorgwekkend, maar de zuster zegt dat ik waarschijnlijk snel
naar huis mag. Wat deze vreselijke zwelling betreft,’ en weer hief
Rufus een vlezige hand op naar zijn wenkbrauw, ‘God mag weten
wanneer ik me weer kan vertonen. Het doet verschrikkelijk veel pijn
en mijn bijholten raken er vreselijk door verstopt. Ik heb ‘s
middags een barstende hoofdpijn. Ik hoop dat het niet blijvend is,
anders zal Bull daar duur voor moeten betalen, dat kan ik je wel
vertellen.’
‘Daar wil ik het net met je over hebben,’ zei Coq, die graag een
einde wilde maken aan de litanie van zelfmedelijden. ‘Zeg eens,’
vroeg hij, terwijl hij een stoel bijtrok en Rufus ernstig aankeek,
‘is het waar dat je een aanklacht tegen Bull gaat indienen?’
‘Reken maar, beste vriend. Ik bedoel, het gaat toch te ver, hij
heeft verdorie nog niet eens zijn excuses aangeboden.’
‘Juist ja. En ik neem aan dat jouw krant die rechtszaak
betaalt?’
‘Eh, nou, zo ver heb ik nog niet vooruitgedacht...’
‘Maar je hebt wel gedacht aan de gevolgen van zo’n publiek
schandaal?’
‘Hoe bedoel je?’
‘Nou, we weten allebei dat Bull gewoon een lomperik is.’ Coq boog
zich samenzweerderig naar Rufus toe. ‘Iemand die nooit iets zal
begrijpen van de ongeschreven regels tussen gentlemen, als je
begrijpt wat ik bedoel. Hij zal ongetwijfeld alles -alles - reken
daar maar op, uit de kast trekken.’ Coq pauzeerde even en
bestudeerde Rufus’ gezicht om te kijken of het kwartje viel. Rufus
keek hem vol verwachting aan, niet helemaal begrijpend waar het
over ging. Coq begon opnieuw.
‘Er zijn natuurlijk bepaalde.... hoe zal ik het zeggen...
praktijken waar Bull vanaf weet en die hij voor de rechter of bij
de pers ter sprake zou kunnen brengen. Dingen die tegen ons
gebruikt zouden kunnen worden op een manier waar we moeilijk omheen
kunnen.’
Maar op Rufus’ vollemaansgezicht was nog steeds geen reactie te
lezen. Coq zuchtte geërgerd, maar gaf niet op. ‘Een zekere
freelance journaliste die werd ingehuurd om de stress uit zijn
schouders te masseren...’
‘O!’ Ineens zag Rufus het licht. ‘Ja, ja natuurlijk, ik snap wat je
bedoelt. Maar dan nog...’
‘Ach Rufus, wat zal ik zeggen? Daar houdt het natuurlijk niet mee
op als je begrijpt wat ik bedoel. Op mijn kosten heb je een
bepaalde gastvrijheid genoten - ik gunde je dat natuurlijk van
ganser harte, we zijn immers vrienden - maar als Bull het zegt, zou
het wel eens kunnen leiden tot een aanklacht wegens, ik durf het
nauwelijks te zeggen,’ en hier wachtte Coq even om het effect te
vergroten en hij keek Rufus recht in de ogen toen hij vervolgde:
‘Omkoperij’?’
De beschuldiging hing tussen hen in als een niet-ontplofte
clusterbom. Coq liet nog even een stilte vallen voordat hij weer
het woord nam.
‘Je begrijpt toch dat we niet kunnen toestaan dat iemand als Bull
vrijelijk vuil gaat spuiten over ons prachtige vak, of wel soms,
beste vriend?’
Plotseling was de hoofdpijn van Rufus terug. Hij wist dat Coq
gelijk had. Hij had er nooit eerder aan gedacht, maar al die
persreisjes naar Frankrijk, die kisten wijn met Kerstmis, manden
met lekkere dingen op zijn verjaardag, de gastvrijheid in hotels
van ooms, neven en vrienden, om nog maar te zwijgen van al die
gratis maaltijden - en zelfs de truc met de nep-journaliste. Met
een goede advocaat kon Bull de gezellige relaties die in mensen als
Rufus met mensen als Coq onderhielden voorgoed om zeep helpen.
‘Ja, ja, ik begrijp wat je bedoelt,’ zei Rufus verward.
‘Goed, dat is dan geregeld. Ik hoop dat je je snel beter voelt,
Rufus, en als je besluit om de aanklacht te laten vallen, dan zou
ik het heel leuk vinden om voor jou en een paar vrienden een
feestje te geven om je herstel te vieren zodra je hier uit mag.’
Hij stond op, drukte Rufus stevig de hand en liep naar de deur, net
op het moment dat Marion, Bull, een fotograaf en een opgewonden
journalist binnenkwamen.
‘Emanuel!’ gilde Marion, even uit balans - maar slechts heel even.
‘Wat leuk om je te zien. Je bent hier ongetwijfeld om je medeleven
te betuigen?’
‘Dat klopt. En ik wilde net weggaan. Ik zie dat je een heel
gezelschap hebt meegebracht, dus ik laat jullie alleen,’ grijnsde
hij. Hij manoeuvreerde zich langs hen heen en zag toen Seamus in de
deuropening staan, die hem formeel groette.
‘Coq.’
‘Bull.’ De twee mannen knikten naar elkaar, Bull stapte opzij om
Coq te laten passeren en deed de deur achter hem dicht.
Rufus was verbaasd, om niet te zeggen ontsteld door de aanwezigheid
van de man die hem pas nog zo afschuwelijk had mishandeld. In de
kleine kamer was maar plaats voor één of twee bezoekers, maar nu
waren er vier, waarvan één - Seamus - zich zo had geposteerd dat
hij zoveel mogelijk plaats innam, dacht Rufus. Maar hij had nog
nooit in zijn leven zoveel aandacht op hoog niveau gehad - hij was
trots en toch trilde hij van de zenuwen.
De fotograaf was nog niet binnen of hij begon al te kieken. Dat gaf
Rufus nieuwe energie. Zijn ijdelheid won het van zijn nervositeit
en zich bewust van zijn onflatteuze houding sputterde hij: ‘Doe dat
rotding weg! Wat gebeurt hier verdomme? Ik wil niet dat er foto’s
worden gemaakt!’ Toen keek hij naar Bull en schreeuwde: ‘En wat doe
jij hier? Eruit, nu! Kom nooit meer bij me in de buurt. Zuster!’
riep hij klaaglijk.
Seamus moest zijn lachen inhouden toen hij Rufus als een walrus in
de kussens zag zitten. Hij werd gered door Marion, die tussen hen
in ging staan.
‘Rufus, alsjeblieft, kalmeer een beetje. Seamus wil alleen maar
zijn excuses aanbieden. Hij weet dat hij zich zaterdagavond
verschrikkelijk heeft gedragen, maar hij was dronken en
ontoerekeningsvatbaar. Hij zal je nooit meer met een vinger
aanraken, dat kan ik je verzekeren. Overigens sta ik hier namens
Seamus, dus je hebt niets te vrezen, want je weet dat ik het beste
met je voor heb. Vooruit Seamus, kom hier en bied je excuses aan.’
Ze gebaarde de fotograaf een foto te maken. ‘Rufus,
glimlachen!’
Rufus werd verblind door het flitslicht toen hij zijn hand uitstak
om de emmer beluga aan te pakken die Seamus hem met tegenzin
aangaf.
‘Prachtig, heel goed!’ riep Marion opgetogen. ‘Rufus, ik hoop dat
je niet boos meer bent. Je weet toch dat het een vergissing was? En
Seamus heeft er heel veel spijt van, zo is het toch, schat?’
Ze keek kwaad naar Seamus en gaf hem een knikje ten teken dat hij
moest antwoorden. Knarsetandend stond Seamus in zijn volle lengte
op, keek naar de ineenkrimpende vleesklomp op het bed, en moest
zijn uiterste best doen niet sarcastisch te klinken toen hij zei:
‘Rufus, het spijt me heel erg dat ik je pijn heb gedaan. Het was
een ongelukje en ik hoop dat je mijn excuses wilt accepteren.’ In
de verste hoek van de kamer was de journalist ijverig aan het
schrijven, terwijl de fotograaf het hele gezelschap nog eens
vastlegde.
‘En Rufus,’ zei Marion, ‘we willen je ook vertellen dat we de wijze
woorden in je recensie ter harte nemen.’ Rufus’ ogen schoten heen
en weer tussen Marion en Seamus in de verwachting dat een van hen
elk ogenblik kon toeslaan. ‘En we hebben besloten ernaar te
handelen. Toch, Seamus?’
‘O ja, Marion, inderdaad,’ zei een dreigend kijkende Seamus met een
zelfvoldaan lachje. Hij begon lol in de zaak te krijgen. Marion
wachtte even om het effect te vergroten en Rufus’ volle aandacht te
hebben. Met alle gewichtigheid en vormelijkheid die ze in zich had,
verklaarde ze: ‘Rufus... Seamus Bull gaat Marrow sluiten.’