4

 

 

Het Venus Hotel op Earls Court Road waar Genevieve Dupont zich intussen liet inschrijven, was een van de goedkoopste bed-and-breakfasts die de stad te bieden had. Het lag in een buurt waar de dagelijkse strijd om het bestaan meedogenloos was. Prostituees en drugverslaafden, huurmoordenaars en vluchtelingen, zwervers en daklozen, zuiplappen en bedelaars, allemaal vonden ze op zeker moment de weg naar Earls Court. De enige restaurants hier waren goedkope eethuizen met op-en-top Engelse specialiteiten als gebakken eieren met spek, worstjes gemaakt van God mocht weten wat, verlepte tomaten en plakken bacon die tot steenklompjes waren gegrild, twee toastjes en een mok thee waar je je lepel rechtop in kon zetten.
Genevieve gooide haar tas op het smalle bed in de hoek van de kamer. Earls Court was duidelijk geen Notting Hill. Toen de taxichauffeur haar had afgezet bij de deur van het hotel waarboven in paarse neonletters Kamers Vrij flikkerden, was er een schaduw de stoep op gekropen die haar iets probeerde te verkopen. Ze wist niet precies wat, maar wel dat ze het niet wilde hebben.
De oude man achter de balie had haar naar een van de kamers boven gebracht. Het stelde niet veel voor - grijze muren, een gebarsten wastafel, een doorgezakt bed en een schemerlamp met dubieuze bedrading - maar het was goedkoop en het was schoon en dat was het belangrijkst. Ze zou het ermee doen tot ze iets permanenters had gevonden. Bij de toeristeninformatie had men haar gewaarschuwd dat het hotel in een weinig aantrekkelijke buurt lag, maar ze had gezegd dat ze alleen maar behoefte had aan iets goedkoops dat redelijk centraal lag.
Dus eindelijk was het zover, ze was in Londen. Eigenlijk hield ze niet zo van grote steden. In Parijs had ze zich ook niet erg thuis gevoeld. Toen ze er studeerde, had ze vaak terug verlangd naar het leven in haar dorp. Maar Genevieve had iets stoïcijns over zich en bekommerde zich niet wezenlijk om de middelen, zolang ze haar doel maar bereikte. En daarom was ze hier.
Ze ging op het bed zitten en staarde naar de muur tegenover haar. Haar arme vader. Ze hoopte dat hij het niet erg vond, of het op z’n minst begreep. Sinds hij gestorven was, had ze het vreemde gevoel gehad dat hij over haar waakte, dat hij bij haar was - en omdat ze iets aan het doen was wat hij haar absoluut verboden had toen hij nog leefde, voelde ze zich nerveus. De laatste paar maanden van zijn ziekte waren verschrikkelijk geweest. Om haar studie niet in gevaar te brengen, had hij haar laten beloven dat ze niet uit Parijs zou terugkomen om hem te verplegen, hoewel hij wist dat hij stervende was. Genevieve was opgelucht geweest: ze aanbad haar vader, maar ze had hem aanbeden als de man die haar liefhad. Niet als de rancuneuze, door kanker gesloopte oude man die haar uit haar eigen dorp had verbannen.
Ze was een brave, gehoorzame dochter geweest. Haar Engelse moeder, die haar vader ontmoet had in een onwaarschijnlijk romantische situatie op een veerboot op weg naar een vakantie aan de overkant van het Kanaal, was aan baarmoederkanker gestorven toen Genevieve vijf was. Al op heel op jonge leeftijd besefte ze dat haar vader haar nodig had om zijn verlies te verwerken, dat ze hem moest troosten in zijn verdriet over de dood van de vrouw die hij zozeer had liefgehad. Genevieve was altijd haar vaders oogappel geweest, maar sindsdien was hij nooit meer dezelfde geweest. Haar hele kindertijd lang had Genevieve geprobeerd de twinkeling in zijn ogen terug te brengen.
Ze werkten hard. Haar vader was bakker en patissier en samen dreven ze een winkel in het dorpje waar ze woonden, in Grèves, een plaatsje even ten zuiden van Versailles. Het brood van monsieur Dupont was mijlen in de omtrek beroemd en er waren mensen die soms twee keer per dag naar het dorp kwamen rijden om het te kopen. Het was altijd druk in de winkel en terwijl haar vader achter bij de ovens bezig was, stond Gene-vieve, zodra ze oud genoeg was, in de winkel.
Naarmate ze opgroeide kwam steeds meer de blonde Angelsaksische schoonheid van haar moeder in haar gezicht tot uitdrukking: de porseleinen huid die in de zomermaanden mediterraan bruin werd, de zachte, blauwgrijze ogen die iets droevigs hadden, en haar blonde haar, dat zo licht was dat het bijna wit leek, en zo fijn dat er een lichtkrans van dunne krulletjes om haar gezicht straalde. Het was zo lang dat ze er elke ochtend een lange vlecht van moest maken voordat ze haar vader in de bakkerij ging helpen.
Toen ze twaalf was, begonnen Genevieve’s nu volle, ronde borsten zich te ontwikkelen, en op haar veertiende was ze niet langer een mollig klein engeltje, maar een mooie jonge vrouw met een smal middel en lange, slanke benen.
Voor jongens kreeg ze pas belangstelling toen ze bijna zestien was. De eerste paar jaar, voordat haar geest net zo rijp was geworden als haar lichaam, werd ze ongenadig gepest op school. Wanneer ze door het dorp naar huis liep, kreeg ze de gebruikelijke reactie van prepuberale jongens die een knap, sexy meisje zien. Daardoor was het gekomen dat ze zich niet op haar gemak voelde met haar uiterlijk. Ze had een hekel gehad aan haar borsten, en toen ze zich realiseerde dat ze een beha moest kopen, had ze expres een te kleine maat gekocht om ze minder in het oog te laten lopen. Het hielp allemaal niets. Haar seksualiteit was dan wel niet ontwaakt, hij was voor iedereen duidelijk zichtbaar, en haar verlegenheid ermee maakte haar alleen maar charmanter.
Het gestreepte schort dat ze elke ochtend en elke middag voor en na schooltijd over haar schooluniform droeg, werkte prikkelend door de schatten die het verborg. De klanten die de winkel binnenkwamen werden begroet door de knappe Genevieve en de zware geur uit de ovens die om haar heen hing. Ze rook zo verrukkelijk dat veel jongemannen van het dorp ‘s nachts droomden dat je haar op kon eten.
Veel mannen die de winkel in kwamen voor een baguette, raakten in de ban van deze dubbele betovering, en lieten zich verleiden door de zoete geuren die uit de keuken kwamen en door het gebak dat in de vitrines stond uitgestald. Uiteindelijk vertrokken ze met armen vol rozijnenbrood, petits fours, pains au chocolat en appeltaart, door Genevieve’s slanke vingers allemaal mooi in doosjes verpakt, met een roze strik eromheen.
Natuurlijk was monsieur Dupont blij met de extra klandizie, maar tegelijkertijd was hij ongerust over het effect dat zijn mooie dochter op mannelijke klanten had. Daarom onderhield hij haar regelmatig over de lagen en listen van manipulerende mannen, de duivelse invloed van seks, en de straffen die God oplegde aan hen die zijn geboden overtraden. Omdat seks wel het laatste was waar Genevieve in die tijd aan dacht, negeerde ze zijn vurige zedenpreken en werden zijn angsten nooit de hare. Wel vroeg ze hem vaak uit over Engeland omdat ze zelf half Engels was en het land en zijn bewoners nog steeds een raadsel voor haar waren.
Precies zeven maanden na die eerste dag in mei, zes jaar geleden, had Genevieve ruzie met haar vader gekregen. Ze had daarvoor nooit naar jongens gekeken of zich door een jongen aangetrokken gevoeld - die knullen uit het dorp waren allemaal te stom en te jong - tot die dag in mei. In de maanden daarna was de vrucht in haar schoot gaan rijpen en ten slotte kon ze het niet meer voor haar vader verborgen houden. Ze had niemand anders tot wie ze zich kon wenden. Ze was zestien, had geen moeder, was wel gedwongen om te doen wat hij haar beval en had de kerst in een ziekenhuis doorgebracht. Nooit had ze zich zo ongelukkig, zo verward en zo beschaamd gevoeld. Ze haatte haar vader om wat hij haar had laten doen en beiden konden elkaar niet vergeven.
Ze had de baby graag willen houden, maar hij had geweigerd naar haar te luisteren. Ze dacht dat ze zijn redenen voor de abortus nu wel begreep. In het dorp werd een ongehuwde moeder als een schande beschouwd en hij wilde haar en zichzelf de vernedering besparen.
Maar erger was geweest dat hij na die gebeurtenis niet meer geweten had hoe hij met zijn dochter moest omgaan. Ze had littekens opgelopen, vanbinnen was ze letterlijk uit elkaar gerukt, ze was in de steek gelaten. Ze kon het niet begrijpen. Hij had het antwoord gezocht in de pastis, en ten slotte alleen nog maar onderuitgezakt in zijn leunstoel kunnen schelden op die rot-Engelsen die zijn leven hadden geruïneerd. Maar zijn beslissing was hem uiteindelijk fataal geworden. Drie jaar later bleek hij maagkanker te hebben en zijn sterfbed was lang en pijnlijk. Het was een opluchting geweest toen ze twaalf maanden geleden de verbitterde man naar zijn laatste rustplaats had kunnen brengen.
Was zij medeschuldig aan zijn dood? Haar verstand zei van niet, maar ze moest erachter komen wat er gebeurd was, waarom ze in de steek was gelaten. Ze moest weten waarom haar geluk was vernietigd.
Genevieve ritste haar tas open en pakte er het dagboek uit dat op een stapeltje netjes opgevouwen kleren lag. Ze had er niet meer in geschreven sinds hij gestorven was, het was te pijnlijk geweest. Het dagboek ging tien jaar terug. Ze zuchtte en legde het op haar nachtkastje. Ze pakte haar toilettas en liep naar de wastafel met de vlekkerige spiegel erboven. Ze zag er moe uit, constateerde ze. Haar gezicht was grauw, maar dat kon ook door het kunstlicht komen. Ze bond haar lange blonde haar in een staart, poetste haar tanden en plensde koud water in haar gezicht.
Ze liep terug naar haar reistas en groef het ingelijste fotootje op van haar vader met haar als klein meisje in zijn armen. Duponts ogen straalden. Hij had haar ooit verteld dat haar moeder die foto had gemaakt, maar ze kon het zich niet herinneren. Genevieve voelde een steek in haar borst. Haar vader, de bakker. Ze herinnerde zich de geur van gist die om hem heen hing als ze bij hem op schoot zat, zijn harde, droge lippen als hij haar voorhoofd kuste wanneer hij haar welterusten kwam zeggen. Ze herinnerde zich zijn latere kilheid en woede. Ze zette het fotootje tegen de lamp op het nachtkastje.
Toen ze in bed wilde stappen, deinsde ze even terug voor de muffe lucht van de lakens. Ze keek naar de foto in het zilveren lijstje.
‘Je vais faire ce qu’il faut faire, papa, je te promets. Ik ga doen wat gedaan moet worden, papa, dat beloof ik.’