5
Terwijl Genevieve wakker lag tussen de muffe
lakens van haar hotel in Earls Court, had Club Louche een bijzonder
drukke avond. Tussen het gescheurde leer en de zorgvuldig ‘oud’
gemaakte houten lambrisering hadden de vaste gasten het zich
gemakkelijk gemaakt voor hun gebruikelijke rituelen. Rond de
zilveren champagnekoelers op de lage tafeltjes, de overvolle
asbakken en halflege glazen hadden de Beautiful People zich
verzameld. Ze stonden of zaten, liepen rond of streken neer,
flirtten, roddelden en slaakten verrukte gilletjes bij een treurig
verhaal over iemand uit hun eigen kring, duwden een haarlok weg,
wipten op hun hakken, streken hun jurk glad, bekeken en lieten zich
bekijken.
Alleen de bevoorrechten kwamen in Club Louche een drankje drinken.
Alleen degenen die waren goedgekeurd door een ballotagecommissie
mochten lid worden en aan de lange, lage bar hangen die bijna de
hele lengte van de ruimte besloeg. De mannen, in hun favoriete
houding op de barkrukken hangend, loerden naar de parade van
schoonheden om hen heen. In een hoek zat een dichter, wiens
vrijmoedige, door drugs ingegeven teksten, gekoppeld aan zijn
gekrenkte, romantische pose hem zojuist een lucratieve deal hadden
opgeleverd met de baas van een platenmaatschappij die tegenover hem
zat. In een andere hoek werden twee leden van de nieuwste
sensationele girl-band bewerkt door een stel hongerige
bewonderaars, van wie elk afzonderlijk ervan overtuigd was dat zijn
combinatie van Paul Smith-kostuum en gelikte charme hem een plekje
zou bezorgen in het bed van een of misschien wel twee van de
dames.
Wuivend met haar regenboogkleurige Sobranie trakteerde een
excentrieke actrice de regisseur van haar one-womanshow op een
monoloog over de eenzaamheid die haar beroep met zich meebracht, en
een bejaarde popster maakte steeds vaker een tochtje naar de met
marmer betegelde toiletten beneden. Zojuist had een supermodel haar
entree gemaakt met diverse ontwerpers, haar persoonlijke assistent,
manicuurder en agent in haar kielzog, en deed door haar
adembenemende schoonheid het gesprek verstommen van het literaire
kringetje dat bij de deur stond. Een zaterdagavond die nog niet het
hoogtepunt had bereikt dat je in Club Louche mocht verwachten, maar
de stemming kwam er al goed in, vooral toen - oeps! - een lid van
de girl-band van haar stoel viel.
Midden in dit gedrang stond Marion Maltese, directrice van dit
circus van het zichzelf promotende, van zichzelf bezeten en op
zichzelf gerichte Londen, die haar public-relations zweep liet
knallen. De lange, slanke, donkere Marion met de fijne, donkere
trekken van Italiaanse schone die ze van haar moeder had geërfd,
stond erbij als iemand die de touwtjes volledig in handen heeft. Ze
was medeoprichtster van de club en het was haar briljante idee
geweest om de rijken en machtigen dit pretpakket van
nachtvergunning, gratis lidmaatschap en pikante speeltuin aan te
bieden en iedereen die iets te vertellen had ‘s avonds onder één
dak te verzamelen. De tentakels van Louche reikten van Westminster
tot de South Bank, van Sandringham tot de Royal Academy, van Fleet
Street tot Inner Temple. Louche was de salon waar Marion haar zaken
deed. Ze was onvermijdelijk betrokken bij elke overeenkomst en elke
transactie die in Club Louche werd afgesloten, en haar vaardigheden
op het gebied van public relations hadden haar reputatie definitief
gevestigd, wat mede te danken was aan haar uithoudingsvermogen,
haar glamour en haar gewiekstheid.
Ze was alleenstaand, onafhankelijk tot in het diepst van haar ziel,
zag er tien jaar jonger uit dan ze eigenlijk was - niemand had er
ook maar een vermoeden van dat ze vorige maand haar
vijfenveertigste verjaardag had gevierd - en had het onmiddellijk
in de gaten wanneer ergens in een hoekje van Louche een deal in de
maak was. Eén blik vanonder haar mooi gewelfde wenkbrauwen - die
zich dramatisch aftekenden boven haar scherpe, groene ogen - en de
makers van de deal wisten dat ze er Marion bij moesten betrekken.
‘Zonder pr ben je nergens’ was het devies waaraan iedereen zich
hield en dat ook niemand ter discussie stelde. Zelfs de meest
dubieuze speculant was ervan overtuigd dat je Marion maar beter aan
je kant kon hebben. Haar glanzende donkere haar viel weelderig op
haar schouders. Vanavond was haar vloeiend gewelfde lichaam gehuld
in een eenvoudige, dunne zwarte japon die alles bedekte maar niets
maskeerde. Alles in Louche draaide om Marion, en om Louche draaide
Londen, het hele land eigenlijk.
Seamus was inmiddels al behoorlijk heen. Na de Armagnac, een fles
Cristal en een flink deel van een Margaux ‘62 om zijn verdriet te
verdrinken over Rufus’ buitengewoon giftige recensie die hij ten
slotte toch had gelezen, plus het grootste deel van Salvatores
plastic zakje om hem op de been - en aan het woord - te houden,
ging Seamus op pad. Nadat hij veel stampij gemaakt had in de keuken
van Marrow had hij zijn laatste klanten overgelaten aan de zorg van
zijn capabele gerant Albert Bresson en besloten zijn orgie in de
stad voort te zetten, samen met zijn potige rechterhand, Paul
Potter, die zo’n dikke nek had dat je er een hele hertenbout op kon
leggen, en Nigel, Pauls zwijgzame, gespierde hulp. Beide mannen
hadden het laatste uur geluisterd naar Seamus’ tirades over de
vuilspuiterij van roddelbladen in het algemeen, afgewisseld met lof
voor bepaalde vormen van verslaggeving in het bijzonder. ‘Voor deze
kokende dekhengst sta ik altijd open’ was de uiteindelijke
conclusie van het portret dat in News of the Globe van hem werd
getekend. ‘Londens buitensporigste talent’ met ‘de seksuele energie
van een volwassen stier en een lid met de omvang van -oké, een zeer
grote groente’.
De taxi die Seamus, Paul en Nigel vervoerde, reed de hoek om bij
Hyde Park en koerste af op Club Louche als de veerboot over de
Styx. Paul had achterin nog drie witte lijntjes gelegd op de
achterkant van een spiegel die hij nu onder de neus hield van de
woest om zich heen kijkende Nigel en de orerende Seamus.
Seamus was een beetje in de war. De bespreking van zijn restaurant
mocht dan vernietigend zijn, het verhaal in het roddelblad was
verre van dat, integendeel eigenlijk. En zijn figuur kwam krachtig
over op de foto die met een telelens door het raam van Claridge was
genomen. Seamus voelde zich heen en weer geslingerd tussen woede
bij het idee dat hij het slachtoffer was geworden van de oudst
denkbare truc, en triomf over de glorieuze beschrijving van zijn
seksuele prestaties. De blos op zijn gezicht kwam dan ook
gedeeltelijk voort uit trots. Hij snoof het lijntje luidruchtig op
en zijn ogen glinsterden waterig toen hij terugkeerde op aarde.
‘Die verdomde teef! Wat een gore rotstreek. Maar toch - ha! - ze
heeft tenminste het formaat van m’n pik goed. Misschien moet ik
haar verhaal maar uitknippen en ingelijst op de plee hangen!’ De
blos op Seamus’ gezicht werd dieper toen hij weer aan het andere
artikel dacht. ‘Nemen jullie gerust van me aan dat ik die lui van
een Rufus op z’n smoel timmer zodra die in m’n buurt opduikt. Dan
sta ik niet voor mezelf in.’
Rufus had geschreven dat hij zijn oordeel over Marrow tot dit
moment had opgeschort, omdat hij zijn persoonlijke mening over
Seamus niet wilde laten meewegen in zijn oordeel over het
restaurant. Toch had hij deze recensie gebruikt als een
persoonlijke kruistocht tegen ‘de praktijken van opgeblazen
culinaire ego’s’. Hij begon zijn inleiding met de verklaring dat
hij twaalf maanden eerder in Marrow had gegeten en toen had
gevonden dat het restaurants zijn twee sterren waard was, maar dat
er sindsdien blijkbaar iets rampzaligs gebeurd was in de keuken.
Seamus begon de afstraffingen te herhalen. Hij kende het stuk
inmiddels uit z’n hoofd.
‘Het interieur is pretentieus en protserig. Het decor dient alleen
om de aandacht af te leiden van de monsterachtige imitatie van een
goede maaltijd. De keuken vertoont een uitgesproken gebrek aan
flair en vindingrijkheid, alsof de chef bang is om een flater te
slaan.’
‘Bang! Die zak denkt dat ik bang ben!’ snoof Seamus. ‘Ik zal hem
eens wat laten zien! En dan dit: "De tarbot was op, waardoor ik
genoodzaakt werd griet te eten, waarvan de deegkorst zo soppig was
dat ik hem bijna moest uitwringen. De saus was zo dominant dat je
de vis, die overigens de textuur had van een half leeggelopen
ballon, niet eens meer proefde"...’ Seamus spuugde de woorden bijna
uit, zich er pijnlijk van bewust dat Rufus’ treurige bevindingen
morgen in het hele land gelezen zouden worden.
Toen de taxi Soho in reed om zijn zwaar aangeschoten passagiers bij
Club Louche af te leveren, hing er in Londen een rust die deed
denken aan de stilte die aan een zware orkaan voorafgaat.
‘Je gaat lelijk op je neus kijken als je denkt dat ik dat ga
betalen, maat. Hier heb je tien pond en dat moet maar genoeg zijn,’
zei Seamus, terwijl hij zich uit de taxi hees. De taxichauffeur
voelde er weinig voor hem nog meer krediet te geven. Zoals veel
rijke mensen had Seamus moeite met zoiets vulgairs als contant geld
uitgeven.
‘U bent ons nog meer dan driehonderd pond van vorige maand schuldig
en mijn baas heeft gezegd dat ik u geen krediet meer mag geven
zolang dat niet betaald is. Het spijt me, maar het is niet
anders.’
‘Als het over geld gaat moet je bij mijn secretaresse zijn en niet
bij mij. De gore moed! Zeg maar tegen je baas dat hij zijn kont
afkan vegen met zijn contract met mijn restaurant.’
Seamus draaide zich om en wankelde Club Louche binnen, gevolgd door
Paul en Nigel.
Als je Club Louche binnenkomt, moet je eerst door een
ontvangstruimte, die altijd bemand is door twee elegante, maar
streng kijkende beauties. Wie geen lid is, wordt gevraagd in de
receptie te wachten tot een van de andere leden hem komt ophalen,
terwijl tegelijkertijd het barpersoneel wordt gewaarschuwd als er
beschonken gasten binnenkomen. Nog voor Seamus binnen was, had
Cassandra, de vlasblonde schoonheid die vanavond dienst had en de
schermutseling met de taxichauffeur door het raam had gezien, de
telefoon gepakt om de bar in te lichten.
Seamus was medeoprichter van de club. Oorspronkelijk was hij
aangetrokken om culinaire adviezen te geven, maar toen zijn ster
rees, groeide hij uit tot een van de roemruchtste leden. Zijn
manische neiging om zich klem te zuipen op zaterdagavond (zondag
was de enige dag dat Marrow gesloten was), eindigde er meestal mee
dat hij onder de flitslampen van de paparazzi in een taxi wankelde
met een Louche-schoonheid aan z’n ene en een fles in zijn andere
hand. Koppen als Bull en mysterieuze blondine, chef-kok wederom
woedend af, fotograaf maakt buiklanding bij achtervolging kok,
enzovoort zorgden ervoor dat zijn restaurant altijd volgeboekt was.
Maar tot nu toe had niemand achteraf een boekje opengedaan, hoewel
het aantal mooie vrouwen dat Seamus’ vrijgezellenflat van binnen
had gezien de laatste vier jaar niet bepaald kleiner was geworden.
Nog geen van hen was door de knieën gegaan voor de cheque van een
roddelblad en ook niet om naakt te poseren.
Cassandra zag de krantenkoppen van de volgende dag al voor zich,
niet wetend dat die al geschreven waren.
‘Goedenavond, meneer Bull, leuk u te zien.’ Ze lachte
diplomatiek.
‘Hallo, Cassandra.’ Seamus snoof en wreef met de rug van zijn hand
langs zijn neus. Hij keek haar met glimmende ogen aan en zei toen:
‘Weet jij dat er na vanavond niemand meer is die niet weet hoe
groot mijn pik is?’
‘Is het heus, Seamus?’
‘Ja, Cassandra. Zeg eens, wil jij weten hoe groot mijn pik is?’
‘Eerlijk gezegd niet, Seamus.’
‘Dan ziet het ernaar uit dat jij de enige bent die het niet weet,’
grijnsde Seamus. Hij liep de bar door met Paul en Nigel in zijn
kielzog. Er ging een siddering door de vrouwelijke gelederen van
het gezelschap. Seamus Bull was zonder twijfel een van de meest
sexy mannen van Londen - sexy omdat hij waanzinnig knap was en het
lichaam had van een jonge god, sexy omdat hij wist hoe het moest,
hoe hij bij vrouwen zijn charme en welbespraaktheid moest
gebruiken, hoe hij ze moest verleiden met zijn ogen, zijn
vingertoppen en champagne. Maar vooral sexy omdat hij gevaarlijk
was. Seamus Bull was onberekenbaar, en Seamus Bull was maar voor
één nacht beschikbaar. Daarom voelden vrouwen zich tot hem
aangetrokken als bijen tot een honingpot. Die man was een
uitdaging.
‘Zo Seamus, ik zie dat je ons weer eens komt verblijden met je
smerige gewoonten, sorry, talenten,’ fluisterde Marion, terwijl ze
hem haar wang bood voor een kus.
Seamus nam haar sensuele, katachtige verschijning in zich op.
‘Inderdaad, smerige hoer,’ murmelde hij in haar oor. ‘Maar weet
je,’ vervolgde hij met de spottende charme die ze, wist hij, van
hem verwachtte: ‘Je hoeft maar met je vingers te knippen en hij
vliegt omhoog.’
Seamus kende Marion al jaren en had inderdaad in het begin van hun
relatie het bed met haar gedeeld, maar toen hij haar eenmaal uit de
kleren en naakt in zijn bed had, was hij al gauw tot de conclusie
gekomen dat ze de seksuele allure had van een reumatische
sprinkhaan. Zoals bij veel mooie vrouwen bleven haar prestaties in
bed ver achter bij wat haar charmes beloofden. Natuurlijk had hij
alle respect voor de professionele manier waarop ze de Londense
scene manipuleerde. Hij had haar ooit de Mefistofeles van de
uitgaanswereld horen noemen. Anderzijds wilde Marion graag de mythe
voeden dat haar seksleven een hoog octaangehalte had en zich
afspeelde met Duitse prinsen en jetset tycoons op locaties als
Mustique of St. Moritz. En dat had weinig met de realiteit te
maken.
‘Paul, Nigel,’ knikte ze, terwijl ze een stap achteruit deed en het
zwetende, met wilde ogen om zich heen kijkende drietal opnam.
‘Luister, ik wil die tafel daar, waar nu die kuttenkoppen zitten,
en ik wil twee flessen Cristal ‘82 en drie Cohiba Number Fours. Ik
ben vanavond allejezus opgefokt, Marion.’
‘Seamus, je weet dat ik mensen niet kan vragen om ergens anders te
gaan zitten.’
‘Natuurlijk kun je dat wel. Iedereen hier zit z’n nek te verdraaien
om me goed te kunnen zien. Ik ben de grootste attractie hier, ze
doen alles om met me te kunnen praten.’
Marion wilde er iets tegenin brengen, maar wist na jarenlange
ervaring dat het geen zin had in discussie te gaan met een man die
zoveel alcohol in zijn lijf had als Seamus nu. Daarom vroeg ze:
‘Ken je die lui aan die tafel? Dat is Henrietta Gross-Smythe, de
society-columniste van de Sunday Tribune, met haar laatste vlam,
Piers Limone. Hij zit volgens mij in dezelfde business als
jij.’
‘O ja, de eigenaar van die eetcafétjes,’ antwoordde Seamus, doelend
op de drie Turkse restaurants waar het hele Londense culi-circuit
ineens de deur plat liep.
‘Wij zitten daar, Seamus. Ik krijg altijd zin in die meid als ik
haar in de krant zie.’ Nigel had blijkbaar al bedacht dat het
verstandiger was zich bij het koppel te voegen. Marion verspilde
geen tijd en leidde het groepje direct naar Henrietta en Piers.
Henrietta en Piers vonden het geweldig dat ze uitverkoren waren
zo’n beroemdheid gezelschap te houden, tot grote jaloezie van de
minder bevoorrechte clubleden. Ze stonden op om de drie koks te
begroeten. Henrietta was geen journaliste die bekend stond om haar
intelligentie, maar ze was erin geslaagd haar column tot een groot
succes te maken door haar charme, haar sociale contacten, haar
milde zelfspot, maar vooral door haar vaardigheid aan gratis
Versace-creaties te komen. Ze ging nu al bijna - jemig! - negen
weken uit met restauranttycoon Piers Limone, al was hij met zijn
zesendertig jaar negen jaar ouder dan zij. Piers was lang, knap en
van de nodige accessoires voorzien, zoals een Rolex, een dasspeld,
door de orthodontist verfraaide tanden, 9-karaats gouden
manchetknopen en Gucci loafers. Hij was het soort man dat op foto’s
van polowedstrijden staat, met een glas champagne in zijn ene hand
en een indrukwekkend ogende aristo-babe aan de andere. Hij reikte
Seamus een gebruinde, gemanicuurde hand: ‘Seamus Bull, het is me
een buitengewoon genoegen kennis met je te maken!’
‘All right, maat,’ knikte Seamus, terwijl hij Piers slanke vingers
in zijn eigen enorme hand liet verdwijnen. Hij liet ze echter
onmiddellijk weer los en wendde zich tot Henrietta.
‘Jij werkt toch voor die klotekrant, is het niet?’
Seamus vroeg het zo uitdagend en met zo’n verlekkerde blik in zijn
ogen, dat Henrietta danig in verwarring werd gebracht. Net als de
meeste vrouwen vond ze zijn ruige verschijning heel opwindend.
Naast de keurig verzorgde, ietwat verwijfde zakenman zogen de
mannelijke charme en het sexappeal van een hard werkende kok alle
affectie waarop Piers bij Henrietta wellicht aanspraak dacht te
maken, naar Seamus.
‘Ja, ja, dat is zo,’ stamelde ze, niet bij machte haar ogen af te
wenden van Seamus gezicht, zich ervan bewust dat haar hoofd, omdat
zij zat en hij hoog boven haar uit torende, zich precies ter hoogte
van zijn kruis bevond. ‘Ik hoop niet dat de krant je op de een of
andere manier heeft beledigd?’
‘Dat is nou godverdomme juist wél het geval!’ riep Seamus, die nog
een paar seconden langer over Henrietta heen bleef hangen voordat
hij zich in de stoel tussen haar en Piers liet zakken, klaar om het
thema met hernieuwde kracht te lanceren. Zijn stoel stond heel
handig (en niet toevallig) in het hoogste deel van de ruimte en
bood het beste uitzicht op de bar. Het was een uitstekend podium om
zijn tirade af te steken met het grootst mogelijke effect op het
publiek. Marion, die bij het groepje was gaan zitten waar nu
iedereen naar keek, legde een troostende en ook enigszins
bezitterige hand op Seamus’ knie.
Seamus sprak zijn ongenoegen met zoveel stemverheffing uit dat het
niemand kon ontgaan. Hij wist precies hoe hij deze club moest
bewerken: zijn aanwezigheid alleen al was voldoende om de aandacht
te trekken. Na een knikje van Marion kwamen er onmiddellijk twee
grote, zilveren koelers en een blad met champagne flûtes op
tafel.
‘Sorry voor mijn taalgebruik, maar die klootzak van een
recensent...’ Seamus spoog zijn woorden met walging uit ‘...heeft
bedacht dat hij zijn patserige aanstellerij zo nodig over mijn
restaurant moest uitstorten. Het bevalt me helemaal niet dat hij zo
rancuneus tekeer gaat over mij en mijn personeel. Ik zweer je, als
hij me onder ogen komt, dan trek ik die vette rotkop van z’n
weerzinwekkende lijf.’
‘Goeiegod, wat heeft hij dan gezegd?’ kirde Henrietta, verrukt dat
ze een wereldschokkende roddel te horen zou krijgen.
‘Hè ja, vertel, schat,’ tjirpte Marion om dezelfde reden.
Henrietta wipte opgewonden op en neer in haar stoel. Haar gladde,
gemasseerde, nepbruine benen strekten zich uit onder haar zogenaamd
hippie-achtige Voyage outfit - een look die een sjofele indruk
moest wekken maar die zo’n zevenhonderd pond kostte - en haar
onberispelijk geblondeerde krullen dansten rond haar tamelijk
gewone, niet onaantrekkelijke gezicht.
‘Vertel nou, vertel nou! Ik heb ook zo’n hekel aan die man,’ drong
ze met kleine gilletjes aan, tot grote verlegenheid van de keurig
gekapte Piers, die ongemakkelijk in zijn stoel zat te schuiven. Hij
wilde beslist geen partij kiezen in deze ruzie: Rufus had tot nu
toe redelijk positief over zijn etablissementen geschreven.
‘Dus jij vindt hem ook een hufter?’ informeerde Seamus
zelfgenoegzaam lachend, op zoek naar nieuwe bondgenoten.
‘Nou, zo zou ik het ook weer niet willen zeggen, laten we het er
maar op houden dat hij en ik niet direct boezemvrienden zijn. Hij
heeft mijn kleine broertje een keer oneerbare voorstellen gedaan in
het toilet van een restaurant. Die arme Jemmy heeft weken lopen
huilen. Hij is nu vierentwintig, maar kan nog steeds geen vriendin
krijgen, zo getraumatiseerd is hij erdoor geraakt.’
Seamus vond het kennelijk een prachtig verhaal en met de
plotselinge inspiratie die alleen de zwaar beschonkenen ten deel
vallen, begon hij over een ‘briljant idee’ om een dossier van zijn
zwaarste misdaden samen te stellen dat ze dan voor veel geld zouden
verkopen aan Seamus’ nieuwe vrienden bij de News of the Globe,
zodat Rufus zijn verdiende loon zou krijgen. Intussen waren er
nieuwe flessen gearriveerd en liet het gezelschap demonstratief de
beste champagne van honderdzestig pond per fles door hun keelgat
klokken.
‘Christus, dit is de allerduurste Cristal, wie heeft dit verdomme
besteld?’ schreeuwde Seamus, toen hij het etiket zag van de fles
waarmee Paul de glazen vulde.
‘Dat heb je zelf gedaan, Seamus,’ antwoordde Nigel, zijn
gebruikelijke nuttige bijdrage aan de conversatie leverend.
‘Voor de volgende ronde neem je maar die van het huis,’ snauwde hij
tegen Paul, terwijl hij Henrietta’s hand greep en haar mee naar de
toiletten beneden nam, tot grote ontsteltenis van Piers, die het
liefst met hen mee was gegaan.
Marion was van Chris, haar informant achter de bar, te weten
gekomen dat niemand minder dan Rufus de Verschrikkelijke in hoogst
eigen persoon naar de Louche onderweg was.
Hij had net opgebeld om een tafel voor twee te reserveren. Dit is
een potentiële ramp, was haar eerste reactie, maar ze had al snel
bedacht hoe ze de situatie in haar voordeel kon benutten door
tegenover beide partijen te doen alsof ze aan hun kant stond. Ze
keek naar Seamus’ tafeltje en constateerde dat hij en Henrietta nog
steeds beneden waren. Piers zat een zo te zien niet erg ontspannen
gesprek te voeren met Paul en Nigel, die met hun rug naar haar toe
zaten.
Dit was het moment waarop Rufus zijn entree maakte. Hij zag eruit
als een vette eend, dacht Marion toen ze hem binnen zag waggelen.
Zijn onderkinnen stulpten naar voren en zijn korte, dikke beentjes
hadden de grootste moeite die enorme buik te torsen. Een
soortgelijke figuur hobbelde achter hem aan. Het was Jasper
Mendelson, de onroerend-goedtycoon. Marion liep snel op hen af
voordat iemand anders de kans kreeg hen te benaderen. Zeer vereerd
dat ze door de koningin zelf verwelkomd werden, zei het tweetal in
koor: ‘Marion, schat, wat heerlijk je te zien.’ Mmmwaah,
mmwaah.
‘Het genoegen is geheel aan mijn kant, Rufus - en Jasper, hoe is
het met jou?’ Mwah, mwah.
‘Geweldig, dank je. Ik vier dat ik weer vrijgezel geworden
ben.’
‘O, wat vervelend om te horen,’ kweelde Marion terwijl ze de twee
heren naar de andere kant van de ruimte dirigeerde. ‘Je bent niet
al te treurig, hoop ik?’
‘Ach, schat,’ begon Jasper dramatisch. Hij haalde diep adem, klaar
om het hele verhaal in geuren en kleuren te vertellen, maar Rufus
wilde het geen tweede keer aanhoren en snoerde hem de mond. ‘Nee
hoor, we zijn weer voor alles in, Marion. Zijn er belangwekkende
typjes binnen?’
‘Dat moet je zelf maar bekijken. Mag ik jullie intussen een drankje
aanbieden?’
‘Graag zelfs. Wat aardig van je - twee Scotch on the rocks graag,’
antwoordde Rufus, en omdat hij nooit een kans liet lopen iets voor
niets te krijgen, vervolgde hij: ‘En zou je ons ook een paar van
die dikke Montecristo’s van jullie kunnen bezorgen, schat?’
Het tafeltje waar Marion hen heen had gebracht stond in een wat
lager gelegen gedeelte van de ruimte waar ze minder in het oog
vielen. Marion realiseerde zich dat de situatie precair was, vooral
toen Seamus met de giechelende en dartele Henrietta de trap op kwam
stommelen. Ze dansten bijna terug naar hun plaats. Seamus hield
beschermend zijn handen om Henrietta’s billen terwijl hij haar voor
zich uit duwde en over zijn schouder naar Paul en Nigel grijnsde.
Tot dusver ging het van een leien dakje. Gelukkig had Seamus alleen
maar aandacht voor Henrietta, want als hij om zich heen had
gekeken, zou hij Rufus hebben zien zitten, ook al was die gehuld in
een rookwolk van de Monty die hij zat weg te paffen.
‘Moet je kijken, Jasper, daar heb je die vreselijke kok, die Seamus
Bull!’
‘Inderdaad, beste kerel. Is hij echt zo verschrikkelijk als
iedereen zegt?’
‘O absoluut, die man is een beest. Bovendien lijdt hij aan
hoogmoedswaanzin waar het zijn eigen kookkunst betreft. Iedereen
weet dat hij Emmanuel van de eerste plaats in de kookwereld denkt
te kunnen verdrijven. Ik heb vorige week zaterdag nog bij hem
gegeten. Het was afschuwelijk. Absoluut afschuwelijk.’
‘Dat is toch... hoe heet die tent nou... Marrow? Waar je vijf
maanden van tevoren moet reserveren?’
‘Ha! Ik zou nog liever vijf maanden van tevoren bij mijn tandarts
reserveren. Maar even wat anders, moet je die snuite-bol daar
zien!’
‘Waar? O ja, ik zie wie je bedoelt. Dat is toch Dean Hocknall? Hij
speelt Sean in Eastenders,’ knikte Jasper, die elke dag alle soaps
opnam en ‘s avonds in bed bekeek.
‘Dat is waar ook. Een acteur, wat perfect nou weer, Jasper. Moet je
die krullen zien. Is het geen beeld?’
‘Ik heb gehoord dat hij een van ons is.’
‘O ja? Komt dat even mooi uit! Laten we hem onmiddellijk champagne
aanbieden.’
Henrietta en Seamus zaten inmiddels in een ‘diep’ gesprek
gewikkeld. Seamus onderstreepte zijn beweringen met grote
armgebaren en nadrukkelijk uitgesproken woorden. Marion bevond zich
nu zo’n beetje tussen beide tafels in en zorgde ervoor dat ze bij
geen van de twee betrokken raakte. Tevreden bedacht ze dat ze al
het mogelijke had gedaan om beide partijen ervan te overtuigen dat
haar sympathie aan hun kant lag. Ze bleef wel een scherp oog in het
zeil houden.
Paul en Nigel voerden met een fles Jack Daniels tussen zich in een
intensief gesprek over Henrietta’s cup-maat, terwijl Piers in zijn
eentje op de rand van zijn stoel zat en er niet in slaagde zich in
een van beide gesprekken te mengen. Hij kon het gemompel van de
twee gewelddadig ogende heren tegenover hem niet eens verstaan.
Zelfs Henrietta kreeg nauwelijks de kans iets toe te voegen aan
Seamus’ solistische optreden, dat veel weg had van een
scheldkanonnade op een van de invloedrijkste mensen in Piers’
bedrijfstak.
Piers voelde zich buitengesloten en was van plan zich via de bar
naar de toiletten te begeven. In tijden van sociale rampspoed kon
je daar tenminste altijd op terugvallen. ‘Excuseer me een
ogenblik,’ zei Piers tegen het gezelschap, dat hem hardnekkig bleef
negeren. Hij stond stijfjes op, streek zijn overhemd glad en liep
naar de trap.
Piers begon zijn geduld met Henrietta te verliezen. Ze had totaal
geen aandacht meer aan hem geschonken sinds Seamus op het toneel
was verschenen. Nou, hij was niet van plan zich in het openbaar zo
te laten vernederen, zeker niet door die botterik met z’n grote
bek. Bovendien, zat daar in de hoek niet zijn polomaat Dickie
Ribbon met een buitengewoon aantrekkelijke vrouw? Inderdaad, maar
helaas voor Piers werd hij onderweg geconfronteerd met de twee
corpulente gestalten van Jasper en Rufus, die op pad waren om de
aandacht van de niets vermoedende soap-ster Dean te trekken.
‘Piers! Hallo, beste kerel,’ begon Rufus, zich opmakend voor een
mwah-mwah, die echter in de lucht bleef hangen doordat de ander
zich schielijk terugtrok. ‘Tijd niet gezien. Hoe is het toch met
je?’ zei Rufus, toen maar zijn hand op en neer pompend. Rufus die
nooit een kans voorbij liet gaan met een rijke restauranteigenaar
aan te pappen, was even de aantrekkelijke Dean aan de bar vergeten
en probeerde gladjes als een romige vichyssoise een gesprek met
Piers aan te knopen.
‘Wat vind jij van die nieuwe tent van Emmanuel Coq -Mirage? Ben je
er al geweest?’
‘Eh, ja, inderdaad,’ zei Piers aarzelend, denkend aan Seamus die
aan zijn tafel zat. ‘Vanavond. Met Henrietta.’
‘Ach, is Henrietta er ook? Hoe gaat het met die lieve meid?’ vroeg
Rufus, zijn nek rekkend om een glimp op te vangen van zijn collega
Henrietta Gross-Smythe. ‘Schrijft goed,’ riep hij uit, in de
veilige wetenschap dat deze uitlating volstrekt onwaar was.
Gelukkig kon hij niet verder kijken dan Piers’ rechterschouder die
doelbewust in zijn zichtveld werd geplaatst.
‘Eh, nee, althans niet met mij.’ Bij haar vandaan blijven! Ja, dat
was het, dan zou hij niet bij de partij van Bull ingedeeld worden,
mochten zich onaangenaamheden voordoen. ‘Eigenlijk is het zo dat we
uit elkaar zijn, weet je, sinds, eh, sinds we klaar waren met
eten.’
Rufus keek onderzoekend naar Piers’ gezicht, maar bedacht toen dat
hij toch nooit iets snapte van die verwijfde kerels die nog altijd
met vrouwen sliepen. Inmiddels waren ze beiden tot het inzicht
gekomen dat het geen zin had om nog pogingen tot een gesprek te
doen. Jasper had intussen de bar bereikt om het biertje te
bestellen waar de jeugdige soap-ster om had gevraagd.
Piers excuseerde zich - hij kon het niet opbrengen langer met dit
weerzinwekkende mannetje te praten. Hij ging het liever met Dickie
over paarden hebben - en baande zich een weg uit het gedrang bij de
bar. Rufus verplaatste zich onhandig schuivend en duwend naar het
andere eind van de bar, waar Jasper en Dean stonden. Toen hij bij
hen was, hadden ze net besloten dat het tijd was voor een tripje
naar de toiletten.
‘Waar is Piers in ‘s hemelsnaam gebleven?’ riep Henrietta, toen ze
eindelijk merkte dat de stoel naast haar leeg was. Nigel en Paul
onderbraken hun discussie even om hun schouders op te halen en nog
eens een waarderende blik op Henrietta’s borsten te werpen, en
gingen toen vrolijk in op Seamus verzoek om hem beneden gezelschap
te houden. Het drietal stond op en liet Henrietta alleen achter.
Zuchtend realiseerde ze zich dat ze binnen nog geen halfuur maar
liefst vier mannen had weten af te schrikken. Niemand scheen met
haar te willen praten of uit te gaan. Het was haar gelukt een paar
afspraakjes met Piers te maken, maar die scheen er nu ook vandoor
te zijn. Henrietta vond dit soort leven eigenlijk helemaal niet
leuk, maar het hoorde kennelijk bij haar werk. Nadat haar vader al
zijn geld aan Lloyds was kwijtgeraakt, was ze door haar moeder erop
uit gestuurd om ‘een baan of een man te vinden’. Schromelijk te
kort schietend in het laatste, was ze in het eerste wel geslaagd,
dankzij het feit dat naar feestjes gaan het enige was dat ze goed
kon sinds ze als zeventienjarige haar debuut in het uitgaansleven
had gemaakt. Daar zat ze nu met twee lege champagneflessen en vier
in de steek gelaten colberts.
Er was geen sprake van dat Jasper Dean helemaal voor zichzelf kon
houden en dus hadden ze zich gedrieën hoogst oncomfortabel in het
kleine toilet gepropt.
‘Hier, Dean,’ moedigde Jasper de jongen aan, terwijl hij zich in
bochten wrong om hem een rietje door te geven. Dean snoof zijn
lijntje op, maar slaakte een verschrikt gilletje toen Jasper zich
door zijn begeerte liet meeslepen en Deans kittige kontje streelde.
Zijn kreet ging verloren in kabaal. Ineens was de toiletruimte
gevuld met het geschreeuw van Seamus, Paul en Nigel.
‘Ze hoeft me alleen maar een introductie voor een van die beroemde
soirees van hem te bezorgen, dan ga ik erheen en trap ik hem
helemaal verrot. Iemand moet het doen,’ galmde Seamus’ stem.
‘Zou het niet handiger zijn dat tegen betaling door iemand anders
voor je te laten opknappen, baas?’ redeneerde Nigel in een zeldzaam
moment van helderheid.
‘Nee, absoluut niet. Die lol wil ik zelf hebben,’ antwoordde
Seamus.
Er kroop een ijskoude rilling over Rufus’ ruggengraat toen hij
dacht aan zijn bijtend sarcastische restaurantcolumn die morgen in
de krant zou staan. Seamus kon die toch nog niet gelezen
hebben?
‘Hé, zit daar iemand? Schiet eens een beetje op!’ Paul bonsde
driftig op de deur, die kraakte onder het spervuur van zijn
vuisten. Dean zag er dodelijk verschrikt en benauwd uit. Hij moest
hier zo snel mogelijk weg zien te komen.
‘Rustig maar, rustig maar,’ gromde Jasper, zijn accessoires van de
bovenkant van de stortbak bij elkaar grabbelend. ‘We komen al.’
‘Nee!’ vormde Rufus geluidloos met zijn mond, terwijl hij Jasper
aan zijn arm trok. Hij was ineens panisch en het zweet stond op
zijn voorhoofd. ‘Dat is Seamus Bull!’ siste hij.
‘Nou en?’ zei Jasper, die kennelijk nog niets doorhad, maar het was
al te laat. Dean, schichtig vanwege zijn cocaïne-hoerige gedrag,
had de grendel van de deur gedaan en lanceerde zichzelf tussen de
twee vadsige buiken door naar de reddende trap naar boven.
‘Oei, oei, wat hebben we hier? Een privé-feestje?’ sneerde Seamus,
toen hij een glimp opving van de twee andere lijven achter de
wc-deur. ‘Kom eruit, verdomme! We hebben geen uren de tijd!’
Jasper kwam het eerst te voorschijn. Behoorlijk in verwarring maar
wanhopig proberend zijn waardigheid te bewaren, kwam hij achter de
vluchtende Dean aan. Hij trok zijn das recht en wreef met de rug
van zijn hand langs zijn neus. De drie mannen stonden dreigend
naast elkaar tussen hem en de deur, maar weken uiteen als de Rode
Zee.
Rufus stond als vastgenageld achter de deur. Hij kon Jasper niet
tegenhouden, maar was doodsbang alleen achter te blijven met Seamus
en zijn trawanten. Hij kneep zijn ogen dicht en bedacht dat hij
alleen maar kon rennen en hopen dat hij de veilige drukte boven zou
bereiken voor ze hem te pakken konden krijgen. Toen hij het toilet
uit stormde, botste hij regelrecht tegen de brede borst van Nigel
op en belandde op de vloer.
‘Kijk eens wie we hier hebben,’ lijsde Seamus verbaasd, terwijl er
langzaam een grijns op zijn gezicht verscheen. ‘Hier hebben we
manneke Ransome, Rufus de Verschrikkelijke, sidderend en bevend op
de grond. Niet zo heel erg verschrikkelijk, dacht ik? Meer een
beetje bang en laf, dacht ik?’ Zijn toon werd steeds dreigender.
Ook Paul en Nigel schenen ingenomen met deze toevallige ontmoeting.
Ze moesten evenmin veel hebben van het satanische genoegen waarmee
Rufus restaurants neersabelde. Ze hadden het alle twee zwaar te
verduren gehad in zijn commentaar op hun culinaire kwaliteiten. En
daar zat hij nu, aan hun voeten op de grond.
‘Hé, baas, wat denk je ervan?’ grijnsde Paul, wiens bloeddorst met
de minuut groter werd.
‘Heel dapper van je om ons onder ogen te komen, op de vooravond van
je sensationele stukkie, Rufie,’ treiterde Seamus. ‘Denk maar niet
dat ik het nog niet gezien heb, maestro. Dus jouw eend was te
miserabel voor woorden, hè? Je citroensoufflé leek op een
kankergezwel, vond je? En de bediening was zo kruiperig dat je er
doodziek van werd?’
‘Nou, eh, luister nou eens,’ stamelde Rufus. ‘Dat is toch mijn
werk, je moet begrijpen...’
‘Jij hoeft mij niet te vertellen wat ik wel en wat ik niet moet!’
donderde Seamus. ‘En daarom denk ik dat het tijd wordt om jou eens
te geven wat je nodig hebt.’
Rufus was inmiddels weer op de been, maar later besefte hij dat dat
een fout was geweest. Op de grond liggend een paar schoppen in zijn
maag incasseren was veel verkieslijker geweest dan wat er nu
gebeurde. Terwijl hij zich overeind worstelde had hij zijn zwetende
gezicht smekend naar de boven hem uittorenende Seamus opgeheven,
maar de aanblik van zijn onderkinnen en varkensoogjes was meer dan
de chef-kok kon verdragen. Seamus sprong als een dolle stier op hem
af en stootte met volle kracht zijn hoofd - baf] - recht tegen
Rufus’ voorhoofd. Voldaan zag hij de vetzak weer tegen de vloer
smakken, waar hij als een uitgezakte, trillende gelatinepudding
bleef liggen.
Helaas was Rufus niet bijgekomen. Er waren vier man voor nodig
geweest om hem de ambulance in te krijgen. Pas de volgende dag kwam
Rufus weer bij bewustzijn, en constateerde dat hij in een schoon
nachthemd stevig lag ingestopt in een bed in het St. Thomas’s
Hospital.