11

 

 

Seamus zat alleen op zijn bed. Het was een veelbewogen week geweest en er was zoveel zo snel gebeurd dat hij het allemaal nauwelijks had kunnen registreren, maar zijn geheugen werd ook niet geholpen door de zuippartijen die erop gevolgd waren. Het was allemaal zorgvuldig gepland. Opgewarmd door Marions stortvloed van PR-activiteiten had de pers hem de hele week achtervolgd, waardoor hij wel gedwongen was geweest zijn toevlucht te zoeken in Louche. De sluiting van Marrow was dinsdagavond zelfs op het nieuws geweest. Marion had dat zo prachtig gevonden dat ze hem had uitgenodigd voor een dineetje op kosten van Marvellous, maar hij was er niet voor in de stemming geweest. Ze scheen zich niet te realiseren dat Marrow zijn kind was. En nu was het weg.
Het probleem was dat hij diep in zijn hart wist dat Marion gelijk had. Een kleine onderneming als Marrow zou nooit hét toprestaurant worden, want in het echte spel, in het circus van succes en mislukking, ging het niet zozeer om talent als wel om manipulatie en marketing. En daar had Seamus zich nooit iets van aangetrokken, dus zou het establishment hem nooit laten winnen. Ze waren erop uit hem te vernietigen, alleen omdat hij talent had en het spel niet volgens hun regels speelde. Hij moest hen een slag voor zijn. Het nieuwe Marrow was nog een geheim, hoewel er in de stad al geruchten de ronde deden.
Hij schopte zijn laarzen uit en ging op zijn rug bed liggen. Hij woonde hier niet - hij sliep hier alleen maar, en zelfs dat nauwelijks. Meestal was hij of aan het werk, of aan het drinken. Deze week was hij alleen aan het drinken. Hij had geen zin gehad om nuchter naar bed te gaan, hoewel hij wist dat het niet zo kon doorgaan. Marion was met miljoenen ponden aan het goochelen - waar dacht ze verdomme dat hij zoveel geld vandaan kon halen?
Seamus rolde zich op zijn buik en steunde zijn hoofd in zijn handen. Zijn hersens werkten op volle toeren en hij wist dat hij nog in geen uren zou slapen. Hij keek even naar zijn nachtkastje, maar hij had geen drugs meer liggen. Misschien maar beter ook. Er stond een bijna lege fles Jack Daniels op de grond. Hij pakte hem op en zette hem aan zijn mond. De alcohol brandde in zijn keel en die lichamelijke sensatie deed hem zijn problemen heel even vergeten. Was er maar iemand tegen wie hij aan kon praten. Iemand met wie hij dit kon delen, die zijn ambitie begreep. Misschien kwam die honger wel voort uit gebrek aan alternatieve verlangens, dacht hij op sombere momenten. Hij leefde alleen maar voor zijn restaurant en zijn eigen verdomde kooktalent. Zijn ambitie had zijn emoties laten verhongeren.
Plotseling voelde hij de behoefte aan de warmte van een ander lichaam, van iemand naast hem, een gevoel van samenzijn dat hij alleen van seks kreeg. Wie kon hij bellen? Iemand van zijn lijst, bedacht hij schamper. Ze gaven geen van allen een moer om hem. Ze werden lekker beziggehouden in bed en konden er bovendien over opscheppen dat ze met een beroemdheid plat waren gegaan. Hij pakte zijn mobieltje en bladerde z’n adresboek door. Een blonde serveerster, een roodharige pr-dame, een muisgrijze uitgeversassistente, een bitse hotelmanager, een slimme jonge journaliste. Van geen van allen wist hij hoe ze als mens waren, maar van allemaal kon hij je de omvang van hun borsten en hun kont vertellen. Hij keek op het klokje naast zijn bed. Half twaalf. Het moest iemand zijn die tot laat op de avond werkte, om niet al te grof over te komen. Hij grinnikte om zijn eigen onbeschoftheid. De hotelmanager werkte waarschijnlijk nog. Hij belde het hotel - en ja, ze had dienst.
‘Lucille? Met Seamus.’
‘Hé, hallo. Lang niks van je gehoord.’
‘Nou, daar ben ik dan, schoonheid. Heb je zin na je werk nog iets te gaan doen?’
‘Seamus!’ waarschuwde Lucille speels. ‘Is dit weer zo’n overval van je?’
‘Jawel, schat. Niet al te ongelegen, hoop ik?’
De hotelmanager dacht aan de laatste nacht die ze meer dan een maand geleden hadden doorgebracht en wist dat ze ondanks het tijdstip - en haar echtgenoot - met geen twintig wilde paarden van een reprise weg te houden was.
‘Nee, Seamus, dat valt wel mee. Mijn man is er niet.’
Hij was vergeten dat ze een man had. ‘Nou, ga je nog iets doen straks?’
‘Ach... niets bijzonders, zullen we het daarop houden?’
‘Heb je zin om hierheen te komen?’
‘Naar jouw flat?’
‘Ja.’
‘Mmm... Als jij het de moeite waard maakt.’
‘Natuurlijk doe ik dat.’
Lucille beet op haar lip terwijl ze het telefoonsnoer om haar vinger wond. Het onverwachte vooruitzicht van een nacht met Seamus wond haar buitengewoon op. Ze deed haar ogen dicht en opende haar mond. ‘Tot over een half uur,’ zei ze bijna hijgend. Ze hing op.
Seamus lachte. Hij hield wel van die geëmancipeerde vrouwen van eind dertig. Ze wisten wanneer een nummertje gewoon een nummertje was en kwamen genoeg seks te kort om dankbaar te zijn voor een beurt als ze die toevallig konden krijgen. Goeie, energieke seks was goed voor het lijf. Iets wat ze nooit van haar echtgenoot kreeg, daar durfde hij wat onder te verwedden, en in elk geval beter dan een spelletje met zichzelf.

Hij werd met een schok wakker en zag dat hij zijn armen om haar heen had geslagen. Meestal draaide hij voor hij ging slapen zijn bedpartner de rug toe. Hij sliep nooit op deze manier. Hij trok snel zijn armen snel terug, waardoor ze wakker werd.
‘Mmm... Seamus, wat doe je?’ murmelde ze, half slapend naar zijn kruis grijpend. In één panische beweging zat hij op de rand van het bed en wreef over zijn gezicht. Hij keek naar de blonde ragebol die onder het dekbed uit kwam. Hij wilde haar weg hebben. Hij had geen zin haar nog langer om zich heen te hebben.
‘Ik moet aan het werk.’
Ze draaide zich om en keek hem recht aan: ‘Ik dacht dat je de tent gesloten had?’ Haar blik liet hem weten wat voor klootzak hij was. Hij reageerde niet.
‘Dus je wilt me weg hebben. Vind je het erg als ik eerst nog even een douche neem?’ vroeg ze sarcastisch.
Seamus keek gegeneerd een andere kant uit en mompelde: ‘Nee, natuurlijk niet. Ik zal een handdoek voor je pakken.’ Hij trok zijn onderbroek aan, legde een schone handdoek op het bed en verschool zich in de keuken tot ze weg was. Aan het werk dus.
Het werk had nu een bordje gesloten voor het raam hangen. Het was een raar gevoel, dacht hij toen hij de deur opendeed, om midden op een doordeweekse dag niets te doen te hebben. Anders had hij nu al enige uren in de keukens hebben staan sloven. Hij had het eerder niet kunnen opbrengen naar Marrow te gaan. Hij liep naar binnen en keek naar de lege tafeltjes. Het zag eruit als een kerkhof, dacht hij somber. Die stoelen die omgekeerd op de tafels stonden waren net zerken ter nagedachtenis aan de klanten die hier ooit waren geweest.
Met een nostalgisch gebaar liet hij zijn hand over een van de gesteven linnen tafelkleden gaan. De enorme taak die voor hem lag was ontmoedigend: hij zou helemaal opnieuw moeten beginnen. Het nieuwe restaurant zou een gigantische onderneming worden en het zou niet meevallen het juiste personeel te vinden, mensen die dezelfde normen hanteerden als hij, die zijn discipline accepteerden. En al helemaal niet in Londen. Door de explosieve groei van het aantal restaurants de laatste paar jaar kon een jonge kok met een paar jaar ervaring al een eigen zaak hebben. Er waren nog maar heel weinig jonge, leergierige koks beschikbaar - maar ja, wie zat er nu te wachten op een zestienurige werkdag, zes dagen per week, als je alles wat je nodig had in een deli, van een leverancier of gewoon in een winkel kon kopen? Alle kennis die je nodig had om een restaurant te openen was een recept voor viskoekjes. Als je die nou maar met wasabisaus en enokinoedels serveerde zat je goed. Of met iets anders dat exotisch of modieus genoeg klonk en dat je in een potje of blikje kon kopen.
Dit alles zou morgen besproken worden. Dan zouden ze voor het eerst over het nieuwe Marrow vergaderen tijdens een lunch in de Pig and Trough. De Pig and Trough was er de aangewezen plek voor: ver genoeg buiten Londen om veilig te zijn voor spionnen en fotografen. Het bedrijf werd geleid door een excentrieke jonge Duitser, die veel respect genoot in de branche. Hij was echt een kok voor koks: hij spendeerde dagen aan het perfectioneren van een enkele terrine en vroeg er dan ook een vermogen voor. Alleen iemand die de intensiteit van de smaak en de zorg waarmee het gerecht was gemaakt ten volle wist te waarderen, was bereid te betalen wat de Duitser ervoor vroeg. Een nietsvermoedende passant die binnen zou lopen voor een pils en een broodje zou een hartaanval krijgen. ‘Zeventien pond voor een plakje paté? Laat me niet lachen!’ En op dat moment verscheen dan de Duitser, die briesend en met een rood aangelopen gezicht de ongelukkige de deur uit joeg.
Vandaar dat de Pig and Trough maar weinig klanten had, maar degenen die er kwamen, gaven er hoog van op. Het restaurant was een trefpunt geworden waar jong talent door financiers werd verleid hun huidige werkgever te verlaten en in een nieuwe, lucratievere onderneming te stappen - waarvan de helft na zes maanden overigens weer op de fles was, wanneer de enokinoedels weer uit de mode waren.
Seamus werd misselijk van de zenuwen als hij dacht aan wat er allemaal te gebeuren stond. Op de een of andere manier moest hij een miljoen pond bij elkaar zien te krijgen voor zijn aandeel in de zaak - en wel morgen. Geen enkele bank zou hem een dergelijk bedrag willen lenen voor zoiets grilligs als het restaurantwezen. Hij had kapitaal nodig en dat had hij niet. Hij had de flat - die had hij gekocht van zijn deel van de winst na de eerste achttien maanden dat Marrow gedraaid had -maar dat was niet genoeg. Hij had zichzelf het eerste jaar van Marrows bestaan niet eens een salaris uitbetaald en geleefd van wat Salvatore hem gaf.
Salvatore had als grootste aandeelhouder net zoveel belang bij het slagen van Marrow als Seamus en ze hadden - hoewel ze het nooit ergens over eens waren en beiden elkaar voor gek versleten - toch geleerd om elkaar te respecteren. Salvatore bewonderde Seamus om zijn creativiteit en gedrevenheid. Seamus waardeerde in Salvatore de succesvolle zakenman die wist hoe hij zijn macht moest gebruiken, en ook zijn professionaliteit en toewijding.
De telefoon begon te rinkelen. Het klonk schril in het stille restaurant. Seamus draaide zich verbaasd om en staarde een paar seconden naar het toestel. Ongetwijfeld iemand die een tafel wilde reserveren. Maar er was geen tafel. Er was geen restaurant, er was geen eten, geen drinken, er werd niet gekookt, er was helemaal niets. Geen Marrow meer. Seamus balde zijn vuisten en voelde zich kwaad worden. Vloekend en tierend nam hij de telefoon op.
‘Heb je nou nog niet gehoord dat Marrow dicht is? Het is godverdomme op het journaal geweest! Geen reservering meer mogelijk, ja?’ schreeuwde hij. Het antwoordapparaat had zichzelf intussen ingeschakeld. ‘Hallo, dit is Marrow. Helaas is het restaurant gesloten en kunnen we geen reserveringen mee aannemen,’ klonk Adèles stem.
‘Seamus, ben jij het? Met Michael. Ik laat al dagen boodschappen voor je achter. Er is iemand voor je langsgekomen van wie ik je iets moest zeggen. Bel me alsjeblieft op als je dit hoort - ik ben bereikbaar op nummer 0181483 7743.’
Seamus’ razernij maakte plaats voor verbazing. Wat was dat nou weer? Michael de keukenslaaf? Michael, de jongen die kok wilde worden?
Michael was iets meer dan een half jaar geleden bij Marrow langsgekomen, brandend van verlangen om te bewijzen wat hij waard was als kok en vooral dat hij tot elke prijs het vak goed wilde leren. Seamus herkende de honger in zijn ogen, maar voor Michael, wist Seamus, kwam die drang naar succes uit heel andere bronnen voort dan bij hemzelf. Michael deed dit voor zijn vader. Hoewel het einde van de man duidelijk nabij was, wilde Michael hem bewijzen wie hij was, hij wilde dat zijn vader trots op hem kon zijn, in deze wereld of in de volgende.
Seamus bewonderde zijn ambitie, herkende de kracht ervan. Hij had het de jongen doelbewust moeilijk gemaakt op alle manieren die hij kon bedenken - en dat waren er vele. Hij wilde hem breken, kijken hoeveel hij kon hebben. Michael was in de keuken het mikpunt geworden van grappen en pesterijen. Het was een wonder dat hij het al die tijd had volgehouden.
Seamus ging door met het getreiter in de rechtvaardiging dat hij een man van Michael wilde maken. Tegen de tijd dat Michael genoeg van hem had geleerd, zou niets ter wereld hem nog in de weg staan om een geweldige kok te worden.
Michaels benadering van voedsel was ook iets dat Seamus herkende: instinct en respect voor goede producten, en een gevoel voor smaak en genieten dat Seamus maar zelden tegenkwam. Niemand anders in de keuken - of in heel Londen voor zover Seamus kon beoordelen - had zoveel talent. Seamus was blij dat Michael bij hem gekomen was. Nu kon hij hem echt leren hoe je moest koken - op zijn manier. Hij zou niet graag zien dat iemand als Michael in Coqs handen viel.
Maar waarom belde die jongen hem? Hij had in alle personeelscontracten laten opnemen dat ze geen andere baan mochten aannemen zolang ze op zijn loonlijst stonden, dus dat kon het niet zijn. Hij belde vast ook niet om op te zeggen. Hij had een boodschap van iemand? Van wie in ‘s hemelsnaam? Hij spoelde het bandje terug, noteerde het nummer en toetste het
‘Hallo?’
‘Michael - met Seamus.’
Michael zweeg even. Seamus had zichzelf nog nooit bij zijn voornaam genoemd en hij wist niet hoe hij Seamus moest aanspreken nu ze niet in de keuken waren. Hij kon hem geen ‘chef noemen.
‘Hallo,’ antwoordde hij ten slotte. ‘Ik probeer je al dagen te bereiken. Ik heb een boodschap voor je van een meisje.’
Van een meisje. Geweldig, dacht Seamus.
‘Welk meisje?’ vroeg hij verveeld. Het lastige was dat Michael zeer tot zijn spijt was vergeten hoe ze heette. Hij was zo onder de indruk van haar schoonheid geweest dat haar ongewone naam bij hem het ene oor in en het andere uit was gegaan.
‘Ze is Frans,’ probeerde hij. Hij voelde zich verantwoordelijk. Het scheen heel belangrijk voor haar te zijn met Seamus in contact te komen.
‘Frans? Weet je zeker dat het niet alleen maar een Franse naam was, zoals Lucille?’
‘Nee, het was geen Lucille,’ antwoordde Michael.’ Het begon met een G.’
‘Met een G? Sorry, jongen, ik weet niet wie je bedoelt.’
Michael pijnigde zijn hersens af. Hij besefte hoe belangrijk deze boodschap was en kon niet geloven dat hij haar naam totaal vergeten was. ‘Ze was jong, had blond haar van zichzelf... en ze was heel knap.’ Maar Seamus had zijn belangstelling al verloren.
‘Nou, bedankt voor de moeite, Michael. Je komt volgende week toch naar de personeelsbijeenkomst? Ik wil graag dat je komt. Je bent goed, dat weet je. Ik heb je voor andere dingen nodig.’
Michael was verbijsterd. Zoiets had hij Seamus nog nooit horen zeggen. ‘Genevieve!’ riep hij triomfantelijk.
Seamus bevroor.
‘Genevieve! Zo heette ze, chef!... Chef?’
Het bleef even stil. Toen vroeg Seamus dodelijk serieus: ‘Waar heb je Genevieve gezien, Michael? Waar?’
Michael was verbaasd door Seamus’ dringende toon. ‘Ze kwam naar het restaurant.’
‘Mijn God, wanneer?’
‘De dag dat we dichtgingen. Ik moest afsluiten, de anderen gingen naar het café en toen verscheen zij. Ik heb haar jouw telefoonnummer niet gegeven omdat je ons gezegd dat we dat niet...’
‘Kan me geen donder schelen, Michael! Wat is er gebeurd?’
Michael reageerde niet op Seamus’ uitval en vervolgde rustig: ‘Ze heeft me haar nummer gegeven en gezegd dat je haar kon bellen als je wilde, maar dat je het maar moest vergeten als je niet geïnteresseerd was.’
‘Rot op, hoe lang geleden was dat?’
‘Maandag, vijf dagen geleden. Ik heb echt geprobeerd om je...’ probeerde Michael uit te leggen, maar Seamus luisterde niet.
‘Geef me verdomme onmiddellijk dat nummer!’
Michael was kwaad dat Seamus weer een excuus had gevonden om hem af te zeiken en probeerde uit te leggen dat hij dit alleen deed om zijn baas een plezier te doen.
‘Chef, ik heb geprobeerd om je in het restaurant te bereiken, en je nummer thuis...’
‘Geef me dat rotnummer, godverdomme!’ schreeuwde Seamus.