16

 

 

Een brede straal wit zonlicht drong van onder het zwarte rolgordijn de kamer binnen en doorkliefde de lucht als ware het een strijder voor het daglicht. Twee van de ramen waren totaal geblindeerd, maar het rolgordijn voor het derde raam was niet helemaal tot de vensterbank naar beneden getrokken. Het enorme bed in het midden van de kamer, opgemaakt met geplooide zwart zijde, werd aan de rechterkant verlicht door de zonnestralen, maar de persoon die midden op het bed lag was er niet vatbaar voor. Ze lag erbij als een geblinddoekt lijk, haar armen en benen wijd uitgespreid, haar geheel naakte, albasten lichaam boven op de zwarte lakens.
De stilte werd verbroken door het schrille overgaan van een telefoon. De figuur kwam met tegenzin in beweging, ze strekte haar arm uit over de lakens naar het marmeren bijzettafeltje en nam de telefoon op.
‘Ja?’ mompelde het lichaam.
‘Marion? Met Fuzz. Ik bel je maar even wakker. Je hebt over een half uur een persconferentie in het Hyde Park Hotel.’
Fuzz was Marions rechterhand bij Marvellous. Ze wist, nadat ze om tien uur de vorige avond met een enigszins in feestroes verkerende Marion gesproken had, dat het nodig zou zijn om haar vandaag wakker te bellen. Achter elke succesvolle vrouw zit een andere vrouw, zong Marion haar elke keer toe als ze haar weer een hele lijst opdrachten gaf.
Ze ging rechtop in bed zitten met het vliegtuigmaskertje nog voor haar ogen en gaapte lang.
‘Je auto is onderweg, je wordt over vijftien minuten opgepikt. Heb je alles wat je nodig hebt?’
Ze gaapte nog een keer, legde de telefoon neer en frummelde wat aan haar masker. Eronder zag het er niet uit.
‘Fuck!’ begon Marion, geërgerd om zich heen kijkend. ‘Fuck, fuck, fuck, fuck, fuck, fuck!’ ze zei elke fuck harder en wanhopiger tot ze haar handtas vond. Ze haalde er alle pillen uit, nam er een handvol van, pakte een groot glas heldere vloeistof van het bed tafeltje en probeerde ze in te nemen. Er klonk een gil en de pillen en de vloeistof spoten als een fontein over het bed.
‘Klotewodka!’ krijste ze. Ze pakte nog een setje pillen en liep naar de badkamer.
Ze had nog tien minuten, maar Marion was heel bedreven in de kunst van het haastig aankleden. Ze griste een lange zwarte jurk en een vest uit de kast, zette haar grote, zwarte zonnebril op en pakte in het voorbijgaan een tube Clarins. Marion was in negen en een halve minuut klaar om te vertrekken. Terwijl ze door haar enorme berg schoenen heenging neuriede ze, ‘Choo of Blahnik, Choo of Blahnik?’ voor ze besloot dat het vandaag een Choo-dag was. Toen pakte ze een tas van een rek met zo’n vijftig andere tassen, gooide de inhoud van haar tasje van de vorige avond erin over, pakte haar mobieltje en stapte precies op het moment dat de chauffeur aan wilde bellen de deur uit.
‘Goedemorgen mevrouw, Hyde Park Hotel?’
‘Nou, dat zou handig zijn,’ antwoordde Marion, en herinnerde zich, doordat ze haar eigen wodkakegel rook, dat ze was vergeten haar tanden te poetsen. ‘Fuck - mijn tanden!’ Terwijl ze zich omdraaide om weer naar binnen te gaan veranderde ze van gedachten. ‘Nee, nee geen tijd.’ Ze rommelde in haar tas tot ze haar busje ademverfrisser gevonden had en spoot het helemaal leeg in haar mond. De chauffeur verbaasde zich over hoe lang ze haar adem kon inhouden. Toen ze klaar was liet ze zich achterover zakken op de achterbank van de auto. Haar hoofd, aan de buitenkant nu onberispelijk, was van binnen niet veel meer dan een bouwput. Marion besteedde de hele autorit aan meditatieoefeningen - haar enige remedie tegen een kater.

Genevieve strekte langzaam en loom haar benen onder de katoenen lakens vandaan. Haar zachte goudkleurige huid lag tegen Seamus’ gebruinde, gespierde lichaam, hun benen verstrengeld tussen de witte lakens. Haar blonde haren lagen over de hele breedte van zijn borstkas gedrapeerd en beiden hadden, in hun slaap, een uitdrukking van uiterste tevredenheid en bevrediging op hun gezicht. De nacht was lang en vol genot geweest. Genevieve was nog nooit mee naar een hotel genomen -in ieder geval niet naar een vijfsterrenhotel, en naast hen lag een lege fles Tattinger slordig tegen een wijnkoeler aan, als bewijs van de decadente taferelen die zich hier hadden afgespeeld.
Ook Seamus kwam nu in beweging, hij sloeg zijn armen om haar zachte lijf en registreerde in zijn diepste onderbewustzijn de zachte knopjes van haar tepels en in reactie daarop begon zijn pik weer omhoog te komen.
‘Mmmmm,’ zong hij in haar oor terwijl hij haar omkeerde en haar kleine wulpse lichaam tegen het zijne trok. Genevieve’s ogen knipperden en focusten op de grote mannenhand die de hare stevig vasthad. Ze glimlachte toen ze zich de vorige avond begon te herinneren.
‘Mmmmm,’ zong ze terug, ze deed haar ogen weer dicht en nestelde zich stevig aan tegen het groeiende harde voorwerp dat ze tegen haar huid voelde prikken.
Er begon ergens een mobiele telefoon te piepen. De glimlach verdween van hun gezicht als sneeuw voor de zon, toen de koele realiteit van de dag de macht overnam. Seamus strekte zijn arm uit op zoek naar de telefoon. Hij rommelde door de kleren die rondom het bed op de grond uitgespreid lagen.
‘Seamus? Met Marion. Onze persconferentie begint over tien minuten. Hyde Park Hotel. Ik sta met een auto voor je deur. Kom direct naar beneden.’
‘Ik ben niet thuis.’
‘Waar ben je verdomme dan wel?’
‘In het Lanesborough Hotel.’
‘Mooi - dat is er om de hoek - dan kun je net zo goed lopen. Tien minuten Seamus.’ En ze hing op.
‘O mijn God,’ kreunde hij in Genevieve’s oor. ‘Werk.’
Genevieve lag verstijfd in bed, ze kreeg al spijtgevoelens over De Avond Ervoor.
‘Hoe laat is het?’ vroeg ze, haar gezicht verbergend, zodat hij haar gedachten niet zou kunnen lezen.
‘Tijd om aan het werk te gaan. Ik moet gaan, lieverd, het spijt me echt. Blijf maar lekker liggen en geniet van de ochtend.’
‘Ik moet ook werken,’ antwoordde ze, maar ze wachtte wel tot hij opgestaan en weggegaan was alvorens in beweging te komen.

Michael zette de fluit op de ketel en zuchtte diep. Hij keek door het vuile keukenraam naar buiten over Kilburn. Overal om hem heen rezen de wolkenkrabbers vanuit hun betonnen fundamenten omhoog, elk raam verborg een van de arme zielen die erachter woonden, dacht hij. Door de warmte begon alles op het terrein te stinken: de plunderaars die door de vuilnisbakken heen waren gegaan hadden de inhoud ervan over de hele kinderspeelplaats verspreid - heel slim om de containers naast de speelplaats te zetten, dacht Michael - maar echt veel maakte het ook weer niet uit, want de enige ‘kinderen die er speelden’ waren tieners die er hun dope gebruikten. Rond de draaimolen en de schommels lag het vol maandverband en gebroken flessen. Rottende etensresten vormden een tapijt op de grond en onder aan de glijbaan lagen vuile naalden. Michael wendde vol afschuw zijn blik af. Hij wist dat hij hier weg moest. Maar dan wel pas als alles voorbij was.
In het krappe keukentje hoog boven de speelplaats begon de ketel te fluiten, wat Michael uit zijn overpeinzing wekte. Hij pakte een mok en een theezakje. Als zijn vader er nog zou zijn had hij een pot thee gezet, maar zijn vader was niet meer hier. Hij schonk het water in de mok en bukte zich om de deur van de koelkast open te doen. Die rook naar bedorven voedsel: verdomme, dacht Michael, de elektriciteit zal vannacht wel weer uitgevallen zijn. Hij hield het pak melk bij zijn neus en propte het walgend in elkaar. Dan maar weer zwarte thee.
Hij probeerde zichzelf een beetje op te vrolijken met een oud tijdschrift. De ramen in de voorkamer konden niet open, de mensen konden dus niet in de verleiding komen om eruit te springen of er iemand anders uit te gooien: alleen door de dunne ventilatieroosters in zijn slaapkamer en in de keuken kwam wat frisse lucht naar binnen. Maar er stond geen zuchtje wind. Hij liep langs zijn vaders kamer naar achteren en ging zijn kamer in: de kamer was nauwelijks groot genoeg voor zijn eenpersoons bed, en hij moest zijn kleren aan een rail aan het plafond ophangen. Zijn twee setjes kokskleding hingen er lusteloos bij. Gewassen, gestreken, geperst en nutteloos. Hij haatte het dat hij niets te doen had. Hij miste de restaurantkeuken, hij miste het koken - dat wil zeggen, het kleine beetje dat Seamus hem liet doen. Hij popelde van verlangen om weer aan het werk te gaan. Vanaf zijn bed bood het kleine vierkante ruitje in de hoek van zijn kamer hem uitzicht op de lucht. Die was diep, diep blauw. Michael moest weer denken aan dr. Roberts’ woorden, woorden die hij, hoe graag hij ook wilde, niet uit zijn hoofd kon zetten: de zware, serieuze toon waarop de dokter had gesproken weerklonk elk moment van de dag en de nacht door Michaels hoofd.
‘Hij is zichzelf niet meer, Michael. Zelfs als het ons, wonder boven wonder, zou lukken om hem uit zijn coma te krijgen -en ik zal niet ontkennen dat dat in het verleden wel eens gebeurd is - denk ik, gebaseerd op mijn medische kennis en ervaring, dat hij door het zuurstofgebrek in zijn hersenen ten tijde van het ongeluk en de staat waarin hij de laatste negen maanden verkeerd heeft, geestelijk zwaar gehandicapt zal zijn.’
Michael was wit weggetrokken toen hij die woorden hoorde, en hij trok nu weer wit weg bij de gedachte eraan.
‘We moeten een besluit nemen over wat we gaan doen.’ De woorden bleven maar in zijn gedachte rondzingen tot Michael het niet langer aan kon en de radio aanzette om de stem van de dokter in zijn hoofd te overstemmen.
‘Thiiiiiiiiings can only get beeeeeeetter, can only get...’ schalde uit de radio. Michael snoof.
Het probleem was dat hij nog steeds hoop had. Je hoorde zo vaak over wonderbaarlijke genezingen: lammen die plotseling weer konden lopen, mensen met een beroerte die weer helemaal herstelden, patiënten die uit een coma ontwaakten - en zich prima voelden. Hij wilde zijn vader die hoop niet afnemen. Dat was wel het minste dat hij verdiende. De dokters ontkenden dat ook niet. Hoewel ze wel zeiden dat zijn kans maar één op de tienduizend was. Eén op de tienduizend! Nou, misschien was hij die ene wel.
‘Kennen jullie dit nummer nog?’ zei de deejay. ‘Ah, dat waren nog eens tijden, hè? Maar uit welk jaar was het ook alweer?’
Michael keek minachtend naar de radio. De vage, rode cijfers van de klok sprongen op 09:39. Hij was al vanaf vijf uur wakker. Hij overwoog weer te solliciteren bij zijn oude baas, een baantje in een trendy bar in West-End, of om zelfs nog een andere stageplaats te proberen, maar hij wilde graag van Bull leren en onder geen beding iets doen waarmee hij dat in de waagschaal zou stellen. Hij had ernstig behoefte aan een beetje afleiding, iets dat hem weerhield van het gepieker over de verschrikkelijke beslissing. De keuze zou hem of een vreselijk schuldgevoel bezorgen, of een martelende onzekerheid. Werken nam die pijn weg, zelfs als het rotwerk en verschrikkelijk zwaar was. Het kwam er in het kort op neer dat hij zich minder schuldig voelde als ook hij leed. Hij voelde schuld doordat hij de auto niet had zien aankomen.
De herinnering die weer bij hem boven kwam schokte hem opnieuw. Hij liep de badkamer in. Badkamer was eigenlijk een groot woord voor het hokje met de gebarsten, grauwe wastafel en de lekkende kraan die voor een douche moest doorgaan. Hij had er de afgelopen twee maanden elke dag over gebeld naar de huisbaas, maar er was nooit wat aan gedaan. Hij was al jaren van plan om te verhuizen, maar zijn vader had dat altijd tegengehouden. Hij zei dat dit toch hun thuis was en dat hij zich ergens anders nooit gelukkig zou voelen. Sinds het ongeluk op zijn werk - hij was uitgegleden en had daarbij zijn rug geblesseerd - was zijn vader op hem aangewezen als hij zware dingen moest tillen. Hij had Michael aangemoedigd om verder te gaan met zijn leven, maar ze wisten allebei dat zijn vader het zonder hem niet zou redden.
Hij stapte in de plastic cabine en draaide de kraan open.
Er kwam niets, alleen wat gepruttel. Hij wachtte. Meer gepruttel. Nog steeds niets.
‘Het is toch niet te geloven,’ zei hij, verwonderd over het feit dat alles tegelijk mis kon gaan. De kinderen hadden beneden kennelijk weer met de leidingen geklooid en nu zou hij weer de huisbaas moeten bellen om ze gerepareerd te krijgen. Niet douchen was met dit weer verschrikkelijk.
Uit de radio galmde nu: ‘...and I miss you, like the desert missed the rain...’
‘Een van mijn favorieten, maar kunnen jullie je nog herinneren van wanneer?’ vroeg de deejay.
Michael had er genoeg van en draaide de knop van de radio om. Het was te vroeg om naar het park te gaan voor een potje voetbal - daar was nog niemand. De stilte in de flat was oorverdovend. Dan maar naar de woonkamer: de televisie. Hij zette hem aan: Tom en Jerry. Dat was beter. Hij ging in de enige, tot op de draad versleten, luie stoel zitten kijken. Jerry werd helemaal in verband verpakt en in een ambulance naar het ziekenhuis gebracht. Michael pakte de afstandsbediening en zapte langs de kanalen. De enige grote luxe die zijn vader zich gepermitteerd had en die Michael voor hem betaald had, was satelliettelevisie. Michael wilde die niet aflaten sluiten omdat zijn vader in het ziekenhuis lag. Hij was er tenslotte steeds van overtuigd geweest dat hij snel weer thuis zou zijn.
Hij begon langs al die hopeloze kanalen te surfen: Duitse porno, het beeld zo vaag dat je alleen het belachelijke Teutoonse gekreun hoorde, een of andere goedkope Spaanse soap, kindertelevisie, meer kindertelevisie, een stuiterende dwerg die het weerbericht voorlas, een fotomodel dat slechts gekleed in een hoed en een rokje over een catwalk paradeerde, een volleybalwedstrijd, Marion - Marion? Daar, op het Sky-nieuwskanaal was Marion Maltere. Van achter een bureau stond ze een massa verslaggevers te woord. Michael schrok wakker. Marion! Wat moest zij daar nou?
‘Dus, het nieuwe Marrow wordt veel groter dan het vorige?’ vroeg iemand.
Marrow? Plotseling was Michael een en al oor en waren zijn miserabele overpeinzingen vergeten.
‘Dat mag je wel zeggen,’ zei Marion enthousiast, haar gezicht half afgedekt door de grootste zonnebril die Michael ooit had gezien. ‘Het krijgt vier verdiepingen en een geschatte omzet van zo’n tienduizend klanten per dag.’
‘Jezus Christus!’ zei Michael hardop. Hij gebruikte zelden krachttermen, en helemaal nooit in het bijzijn van zijn vader, maar hij had een aantal slechte gewoontes aangeleerd in de keukens van Marrow. Ze had het over Marrow! Dat moest Seamus’ nieuwe project zijn. Tienduizend klanten per dag? Wat bezielde zijn baas in godsnaam? Voor zulke grote aantallen kon je nooit goed eten maken. En welke plaats nam Marion in het geheel in? vroeg hij zich af. Seamus had altijd gezegd dat hij haar niet kon uitstaan. Maar ja, dat zei Seamus altijd van iedereen.
‘En wat kan Seamus Bull ons hierover vertellen?’ was de volgende vraag. Op dat moment draaide Marion zich om naar het in smetteloos wit geklede blondje achter zich. Ze pakte een briefje aan terwijl haar snel iets ingefluisterd werd. Toen draaide ze zich weer om naar de massa en las het briefje voor: ‘Seamus Bull is vanzelfsprekend zeer verheugd om zijn persoonlijke project op een dergelijk hoog commercieel niveau uit te voeren en belooft dat hij de uitstekende kwaliteit van koken, waarmee veel mensen door de beperkte ruimte in zijn huidige restaurant tot nu toe geen kennis konden maken, zal handhaven. Het is zijn bedoeling om zijn excellente keuken bereikbaar te maken voor iedereen.’
De verslaggevers leken niet helemaal overtuigd.
‘Heeft dit iets te maken met de vernietigende recensie over Marrow die kortgeleden in een van de zondagskranten gestaan heeft?’ was de volgende vraag uit de zaal.
‘Welke recensie?’ glimlachte Marion vriendelijk.
De verzamelde pers grinnikte.
‘Wat vindt Emmanuel Coq van de opening van zo’n reusachtige zaak recht tegenover zijn eigen nieuwe restaurant?’
‘Och, dat vindt hij vast geen probleem. Wat kan een eetwarenhuis van vier verdiepingen nou voor invloed hebben op de omzet in zijn zaak?’ Nog meer gelach uit de zaal.
Michael kon zijn oren bijna niet geloven. Seamus ging er echt voor. Een eetwarenhuis van vier verdiepingen tegenover Mirage? Het was ongelooflijk- Hoogst ambitieus - eigenlijk zo ambitieus als maar mogelijk was. Hij zou dus wel heel veel personeel nodig hebben.
‘En wanneer kunnen we er met de heer Bull zelf over praten?’
‘Wel,’ antwoordde Marion langzaam, zich omdraaiend naar het blondje achter zich, dat meteen oordopje van een mobiele telefoon in haar oor zat te frummelen, ‘hij kan hier nu elk moment zijn. Hij heeft het, zoals jullie wel zullen begrijpen, gisteravond gevierd en is daardoor een beetje verlaat.’
Er klonk wederom meer gelach en Marion dat dit Precies was wat de pers wilde horen- Het beeld dat ze van Seamus hadden was dat van enfant terrible, en zolang ze het maar niet te gek maakten, leverde hem dat net die paar extra regels in de kranten op die ze zo goed konden gebruiken. Op dit moment was elke vorm van aandacht van de pers meegenomen, hield Marion zichzelf voor. Het enige waar ze voor moest zorgen was dat ze die aandacht vasthield tot de opening. Maar waar hing Seamus verdomme uit?
‘Goedemorgen iedereen,’ een stem van achteruit de zaal. ‘Prachtige dag, is het niet’
Perfecte timing. De man liep doelbewust naar het midden van de ruimte. Hij zag er fantastisch uit - op zijn gezicht lag een brede glimlach, uit zijn lichaamstaal sprak de frisheid van iemand die net onder de douche vandaan komt, zijn nog enigszins natte haar glom onder de televisielampen. Vandaag nog meer dan anders straalde Seamus Bull een en al kracht en macht uit. Er ging een golf van ontzag door de zaal en daarna, aangezet door Marion, begon er applaus te klinken. Toen Seamus het podium beklom was dat uitgegroeid tot een ovatie, compleet met gejuich en gefluit. Het deed niet onder voor de entree van een popster. Seamus moest zichzelf inhouden om niet te gaan zwaaien terwijl hij het trapje opliep.
‘Wel, dames en heren van de pers - en ook van de televisie, zie ik - ik begrijp dat u al ingelicht bent over mijn spannende nieuwe plannen. Ik garandeer u, op het moment dat Marrow opengaat, zal het een zaak zijn die zijn weerga in dit land niet kent.’ Seamus was in de wolken. Dit was de mooiste en gelukkigste dag van zijn leven: alles leek weer terug op de rails te staan. ‘Ik geloof oprecht dat het ieders leven kwalitatief zal verbeteren en ons op een gezonde, lekkere manier zal leren eten. Je hoeft er niet eens heen te gaan om ervan te profiteren, want alle benodigdheden voor ontbijt, lunch of diner kunnen, al dan niet kant-en-klaar, binnen een straal van twintig kilometer thuis bezorgd worden. Volgend jaar om deze tijd is een verblijf in het buitenland de enige reden waarom je geen maaltijd van Marrow zou kunnen eten.’
Michael was onder de indruk. Seamus had beslist zijn oude hypnotiserende aura weer terug - iedereen geloofde direct elk woord dat hij zei. Michael had dat zelfvertrouwen al een tijdje niet meer bij Seamus gezien, maar hier stond hij weer, in topvorm als in zijn beste dagen. De periode van afwezigheid had hem kennelijk goed gedaan. Michael zag dat de zaal aan zijn voeten lag en dat zelfs de camera in zijn ban was. Zijn theatrale entree had fantastische televisie opgeleverd en Seamus kon nu waarschijnlijk doen en laten wat hij wilde, het zou ontvangen worden als Gods woord door een ouderling.
‘Ik heb er een aantal jaren keihard aan gewerkt om mijn kookkunst op het hoge niveau te brengen dat ik van mezelf verwacht.’ Seamus pauzeerde even om een extra dramatisch effect te bereiken. ‘En jullie weten,’ begon hij weer samenzweerderig en iets zachter, zodat iedereen in de zaal zijn oren moest spitsen om het te verstaan, ‘dat ik pas nu het gevoel heb dat ik dat niveau bereikt heb. Maar bereikt heb ik het en ik kan jullie verzekeren: ik ben goed genoeg en gereed om verder te gaan met iets groters, iets beters, iets gigantisch, iets dat niet alleen ingrijpt in het leven van de mensen die er werken, maar ook in dat van de mensen die er komen. En dat is het nieuwe Marrow.’
Marion fluisterde iets in zijn oor. Michael hoopte dat het iets was in de trant van ‘Rustig aan’. Echt waar, wat een hoop gelul. Maar een ding moest hij Seamus nageven - hij was bepaald indrukwekkend.
‘Ik beloof heilig dat ik het niveau en de kwaliteit van het vorige Marrow zal handhaven. Ik garandeer jullie dat niemand verschil zal proeven tussen de gerechten die door mij of door een van de door mij geselecteerde en opgeleide koks in het nieuwe Marrow zijn klaargemaakt, en die van het oude Marrow in Notting Hill.’
Er volgde een pauze waarin de toehoorders hectisch in hun opschrijfboekjes zaten te krabbelen.
‘Zijn er nog vragen?’ vroeg Seamus, die redelijk bedreven was in het omgaan met de media. Gewoonlijk ging het om een por of een duw als ze laat op de avond voor zijn voeten liepen, maar hij was sluw genoeg om te beseffen dat ze hem ook behulpzaam konden zijn en dat het ongetwijfeld zou lonen als hij ze nu gaf wat ze wilden.
‘Maar Seamus, wilde je niet eerst je derde Michelin-ster binnenhalen?’ klonk een dappere stem uit het midden van de zaal. ‘Ze hebben je die derde dit jaar weer niet toegekend, hè? Vind je dat dat eerlijk is?’
Seamus keek de journalist strak aan. ‘Misschien beoordelen de juryleden van Michelin en ik het eten wel volgens andere maatstaven,’ reageerde hij koeltjes.
Misschien zuip je wel te veel en gebruik je te veel drugs, dacht Michael. Je verliest je zelfbeheersing in de keuken op momenten dat het niet nodig is. Je smaak is ook niet meer wat het geweest is. Je bent een beetje uit het oog verloren waar het je eigenlijk om begonnen was.
‘Nog andere vragen?’ viel Marion Seamus snel in de rede, voordat Seamus geïrriteerd zou raken - altijd gevaarlijk.
‘Ja, wanneer kunnen we de opening verwachten?’
‘We beginnen vandaag met de werkzaamheden,’ antwoordde Marion opgewekt, ‘en we hopen dat ze ruim voor kerst voltooid zijn. Nog iets? Nee? Goed. Oké, dat was het dan, mensen. Bij de uitgang liggen persberichten en voor verdere informatie kunnen jullie je wenden tot het kantoor van Marvellous PR...’ Het beeld werd nu teruggeschakeld naar de studio, waar de zwaar getoupeerde nieuwslezeres haar gezicht naar de camera toedraaide.
‘Dit was het laatste nieuws vanuit Londen met live beelden vanuit het Hyde-Park Hotel. Seamus Bull heeft zijn beroemde restaurant in Notting Hill gesloten om zich helemaal te kunnen wijden aan zijn nieuwe plan, het opzetten van een enorm eetwarenhuis in Knightsbridge. Hij houdt de eetlust van de hoofdstad in elk geval op peil,’ glimlachte ze op haar gebruikelijke saaie manier. ‘En nu over naar de andere hoofdpunten van het nieuws. Tony Blair heeft aangekondigd dat de regering zich genoodzaakt ziet de inkomstenbelasting nog voor de volgende verkiezingen te verhogen...’
Michael zette de televisie uit en mijmerde over wat hij zojuist gezien had. Het klonk helemaal niet in de stijl van Seamus, een groot cafetaria-achtig eetpaleis, hoewel het hem absoluut niet verbaasde om te horen dat het tegenover Coqs zaak zou komen. Dat klonk meer naar de Seamus die hij kende. Het was goed nieuws voor zover het om een eventuele baan voor hem zelf ging, dacht Michael, maar de kans dat Seamus zelf weer zou gaan koken was hiermee wel verkeken. In een dergelijke tent zat de chef-kok in een kantoor achter een bureau, dacht hij teleurgesteld. Nou ja, hij zou er wel meer over te horen krijgen op de volgende personeelsvergadering.
Door het zien van Seamus moest hij denken aan dat heel mooie meisje. Het beeld dat hij had van haar, in de deuropening van Marrow, was glashelder: als een engel uitgelicht door de zon achter haar, een paar blonde krulletjes die rond haar gezicht dwarrelden vormden een vage stralenkrans in het zonlicht. Hij wilde haar vaker zien, hij wilde meer over haar weten. Ze was zo open tegen hem geweest, zo verrassend eerlijk en oprecht. Op de een of andere manier voelde hij dat zij precies wist wat hij met zijn vader aan moest. Toen hij haar voor het eerst zag, was haar fysieke verschijning zo overweldigend geweest dat hij niet van haar verwacht had dat ze iets tegen hem zou zeggen. Hij was al tevreden geweest als hij alleen maar naar haar had mogen kijken.
Toen ze begon te praten was hij gehypnotiseerd geraakt door haar roze, volle lippen. Daarna had hij aandacht voor de rest van haar gezicht, dat helder en open was. En toen werd hij echt getroffen: door haar woorden. Haar stem had eerst timide geklonken, maar toen ze zich eenmaal op haar gemak begon te voelen was die stem laag en zelfverzekerd geworden. Aan haar woorden kon je horen dat ze het een en ander achter de rug had. Ze begreep heel goed wat hij doormaakte, zoveel was wel duidelijk. Hij mocht haar graag.
Doordat hij in een woningwetwoning woonde en verder zijn dagen in een kelderkeuken doorbracht, liep Michael niet vaak mensen als zij tegen het lijf. Michael realiseerde zich weer eens dat hij dingen moest veranderen. Dit was niet het leven dat hij voor zichzelf voor ogen had. De enige nieuwe mensen die hij de afgelopen maanden had leren kennen, waren doktoren en verpleegsters in het ziekenhuis geweest, dacht hij vol afschuw. En plotseling kwamen de beelden weer terug. Zijn vader op het bed, het vreselijke, onophoudelijke gezoem van de beademing, zijn vaders bleke, levenloze gezicht.
Hij overwoog om het meisje te gaan zoeken en haar om hulp te vragen: ze had gezegd dat ze in een cafetaria op Earls Court Road werkte. Dat zou dus niet al te moeilijk zijn. Maar die gedachte moest hij uit zijn hoofd zetten. Het meisje was een vriendin van zijn baas. Hij vermoedde dat de boodschappen die hij de vorige dag totaal onverwachts voor Seamus had moeten halen, wel iets met haar te maken hadden, maar hij wist het niet zeker. Welk recht had hij trouwens om zich met andermans zaken te bemoeien? Hij wist niet eens wat voor relatie ze met elkaar hadden.
Blijf uit haar buurt, hield hij zichzelf voor. Maar hij was tot alles bereid om maar aan de beklemmende sfeer van zijn flat te ontsnappen. Hij wilde alles doen om zich maar aan de misère van zijn woning en de gang naar het ziekenhuis en weer terug te onttrekken. Hij was elke dag gaan voetballen in het park bij hem in de buurt, soms zelfs twee keer per dag, gewoon als excuus om de sleur te doorbreken, om afleiding te zoeken. Nee, dacht hij, hij zou wachten tot de personeelsvergadering, later deze week. Dan zou hij aan Seamus vragen of hij haar gevonden had en wat zij voor hem betekende. Als hij haar de bons had gegeven, net als zijn andere vriendinnen, zou Seamus het misschien niet erg vinden als Michael haar zou gaan zoeken.
Tenslotte wilde hij alleen maar met haar praten. Hij zou het hem wel kunnen uitleggen, dacht hij. Seamus zou het wel begrijpen.
Maar eerst de gemeente en het water. Michael vermande zich en pakte de telefoon.