16
Een brede straal wit zonlicht drong van onder het
zwarte rolgordijn de kamer binnen en doorkliefde de lucht als ware
het een strijder voor het daglicht. Twee van de ramen waren totaal
geblindeerd, maar het rolgordijn voor het derde raam was niet
helemaal tot de vensterbank naar beneden getrokken. Het enorme bed
in het midden van de kamer, opgemaakt met geplooide zwart zijde,
werd aan de rechterkant verlicht door de zonnestralen, maar de
persoon die midden op het bed lag was er niet vatbaar voor. Ze lag
erbij als een geblinddoekt lijk, haar armen en benen wijd
uitgespreid, haar geheel naakte, albasten lichaam boven op de
zwarte lakens.
De stilte werd verbroken door het schrille overgaan van een
telefoon. De figuur kwam met tegenzin in beweging, ze strekte haar
arm uit over de lakens naar het marmeren bijzettafeltje en nam de
telefoon op.
‘Ja?’ mompelde het lichaam.
‘Marion? Met Fuzz. Ik bel je maar even wakker. Je hebt over een
half uur een persconferentie in het Hyde Park Hotel.’
Fuzz was Marions rechterhand bij Marvellous. Ze wist, nadat ze om
tien uur de vorige avond met een enigszins in feestroes verkerende
Marion gesproken had, dat het nodig zou zijn om haar vandaag wakker
te bellen. Achter elke succesvolle vrouw zit een andere vrouw, zong
Marion haar elke keer toe als ze haar weer een hele lijst
opdrachten gaf.
Ze ging rechtop in bed zitten met het vliegtuigmaskertje nog voor
haar ogen en gaapte lang.
‘Je auto is onderweg, je wordt over vijftien minuten opgepikt. Heb
je alles wat je nodig hebt?’
Ze gaapte nog een keer, legde de telefoon neer en frummelde wat aan
haar masker. Eronder zag het er niet uit.
‘Fuck!’ begon Marion, geërgerd om zich heen kijkend. ‘Fuck, fuck,
fuck, fuck, fuck, fuck!’ ze zei elke fuck harder en wanhopiger tot
ze haar handtas vond. Ze haalde er alle pillen uit, nam er een
handvol van, pakte een groot glas heldere vloeistof van het bed
tafeltje en probeerde ze in te nemen. Er klonk een gil en de pillen
en de vloeistof spoten als een fontein over het bed.
‘Klotewodka!’ krijste ze. Ze pakte nog een setje pillen en liep
naar de badkamer.
Ze had nog tien minuten, maar Marion was heel bedreven in de kunst
van het haastig aankleden. Ze griste een lange zwarte jurk en een
vest uit de kast, zette haar grote, zwarte zonnebril op en pakte in
het voorbijgaan een tube Clarins. Marion was in negen en een halve
minuut klaar om te vertrekken. Terwijl ze door haar enorme berg
schoenen heenging neuriede ze, ‘Choo of Blahnik, Choo of Blahnik?’
voor ze besloot dat het vandaag een Choo-dag was. Toen pakte ze een
tas van een rek met zo’n vijftig andere tassen, gooide de inhoud
van haar tasje van de vorige avond erin over, pakte haar mobieltje
en stapte precies op het moment dat de chauffeur aan wilde bellen
de deur uit.
‘Goedemorgen mevrouw, Hyde Park Hotel?’
‘Nou, dat zou handig zijn,’ antwoordde Marion, en herinnerde zich,
doordat ze haar eigen wodkakegel rook, dat ze was vergeten haar
tanden te poetsen. ‘Fuck - mijn tanden!’ Terwijl ze zich omdraaide
om weer naar binnen te gaan veranderde ze van gedachten. ‘Nee, nee
geen tijd.’ Ze rommelde in haar tas tot ze haar busje
ademverfrisser gevonden had en spoot het helemaal leeg in haar
mond. De chauffeur verbaasde zich over hoe lang ze haar adem kon
inhouden. Toen ze klaar was liet ze zich achterover zakken op de
achterbank van de auto. Haar hoofd, aan de buitenkant nu
onberispelijk, was van binnen niet veel meer dan een bouwput.
Marion besteedde de hele autorit aan meditatieoefeningen - haar
enige remedie tegen een kater.
Genevieve strekte langzaam en loom haar benen
onder de katoenen lakens vandaan. Haar zachte goudkleurige huid lag
tegen Seamus’ gebruinde, gespierde lichaam, hun benen verstrengeld
tussen de witte lakens. Haar blonde haren lagen over de hele
breedte van zijn borstkas gedrapeerd en beiden hadden, in hun
slaap, een uitdrukking van uiterste tevredenheid en bevrediging op
hun gezicht. De nacht was lang en vol genot geweest. Genevieve was
nog nooit mee naar een hotel genomen -in ieder geval niet naar een
vijfsterrenhotel, en naast hen lag een lege fles Tattinger slordig
tegen een wijnkoeler aan, als bewijs van de decadente taferelen die
zich hier hadden afgespeeld.
Ook Seamus kwam nu in beweging, hij sloeg zijn armen om haar zachte
lijf en registreerde in zijn diepste onderbewustzijn de zachte
knopjes van haar tepels en in reactie daarop begon zijn pik weer
omhoog te komen.
‘Mmmmm,’ zong hij in haar oor terwijl hij haar omkeerde en haar
kleine wulpse lichaam tegen het zijne trok. Genevieve’s ogen
knipperden en focusten op de grote mannenhand die de hare stevig
vasthad. Ze glimlachte toen ze zich de vorige avond begon te
herinneren.
‘Mmmmm,’ zong ze terug, ze deed haar ogen weer dicht en nestelde
zich stevig aan tegen het groeiende harde voorwerp dat ze tegen
haar huid voelde prikken.
Er begon ergens een mobiele telefoon te piepen. De glimlach
verdween van hun gezicht als sneeuw voor de zon, toen de koele
realiteit van de dag de macht overnam. Seamus strekte zijn arm uit
op zoek naar de telefoon. Hij rommelde door de kleren die rondom
het bed op de grond uitgespreid lagen.
‘Seamus? Met Marion. Onze persconferentie begint over tien minuten.
Hyde Park Hotel. Ik sta met een auto voor je deur. Kom direct naar
beneden.’
‘Ik ben niet thuis.’
‘Waar ben je verdomme dan wel?’
‘In het Lanesborough Hotel.’
‘Mooi - dat is er om de hoek - dan kun je net zo goed lopen. Tien
minuten Seamus.’ En ze hing op.
‘O mijn God,’ kreunde hij in Genevieve’s oor. ‘Werk.’
Genevieve lag verstijfd in bed, ze kreeg al spijtgevoelens over De
Avond Ervoor.
‘Hoe laat is het?’ vroeg ze, haar gezicht verbergend, zodat hij
haar gedachten niet zou kunnen lezen.
‘Tijd om aan het werk te gaan. Ik moet gaan, lieverd, het spijt me
echt. Blijf maar lekker liggen en geniet van de ochtend.’
‘Ik moet ook werken,’ antwoordde ze, maar ze wachtte wel tot hij
opgestaan en weggegaan was alvorens in beweging te komen.
Michael zette de fluit op de ketel en zuchtte
diep. Hij keek door het vuile keukenraam naar buiten over Kilburn.
Overal om hem heen rezen de wolkenkrabbers vanuit hun betonnen
fundamenten omhoog, elk raam verborg een van de arme zielen die
erachter woonden, dacht hij. Door de warmte begon alles op het
terrein te stinken: de plunderaars die door de vuilnisbakken heen
waren gegaan hadden de inhoud ervan over de hele kinderspeelplaats
verspreid - heel slim om de containers naast de speelplaats te
zetten, dacht Michael - maar echt veel maakte het ook weer niet
uit, want de enige ‘kinderen die er speelden’ waren tieners die er
hun dope gebruikten. Rond de draaimolen en de schommels lag het vol
maandverband en gebroken flessen. Rottende etensresten vormden een
tapijt op de grond en onder aan de glijbaan lagen vuile naalden.
Michael wendde vol afschuw zijn blik af. Hij wist dat hij hier weg
moest. Maar dan wel pas als alles voorbij was.
In het krappe keukentje hoog boven de speelplaats begon de ketel te
fluiten, wat Michael uit zijn overpeinzing wekte. Hij pakte een mok
en een theezakje. Als zijn vader er nog zou zijn had hij een pot
thee gezet, maar zijn vader was niet meer hier. Hij schonk het
water in de mok en bukte zich om de deur van de koelkast open te
doen. Die rook naar bedorven voedsel: verdomme, dacht Michael, de
elektriciteit zal vannacht wel weer uitgevallen zijn. Hij hield het
pak melk bij zijn neus en propte het walgend in elkaar. Dan maar
weer zwarte thee.
Hij probeerde zichzelf een beetje op te vrolijken met een oud
tijdschrift. De ramen in de voorkamer konden niet open, de mensen
konden dus niet in de verleiding komen om eruit te springen of er
iemand anders uit te gooien: alleen door de dunne
ventilatieroosters in zijn slaapkamer en in de keuken kwam wat
frisse lucht naar binnen. Maar er stond geen zuchtje wind. Hij liep
langs zijn vaders kamer naar achteren en ging zijn kamer in: de
kamer was nauwelijks groot genoeg voor zijn eenpersoons bed, en hij
moest zijn kleren aan een rail aan het plafond ophangen. Zijn twee
setjes kokskleding hingen er lusteloos bij. Gewassen, gestreken,
geperst en nutteloos. Hij haatte het dat hij niets te doen had. Hij
miste de restaurantkeuken, hij miste het koken - dat wil zeggen,
het kleine beetje dat Seamus hem liet doen. Hij popelde van
verlangen om weer aan het werk te gaan. Vanaf zijn bed bood het
kleine vierkante ruitje in de hoek van zijn kamer hem uitzicht op
de lucht. Die was diep, diep blauw. Michael moest weer denken aan
dr. Roberts’ woorden, woorden die hij, hoe graag hij ook wilde,
niet uit zijn hoofd kon zetten: de zware, serieuze toon waarop de
dokter had gesproken weerklonk elk moment van de dag en de nacht
door Michaels hoofd.
‘Hij is zichzelf niet meer, Michael. Zelfs als het ons, wonder
boven wonder, zou lukken om hem uit zijn coma te krijgen -en ik zal
niet ontkennen dat dat in het verleden wel eens gebeurd is - denk
ik, gebaseerd op mijn medische kennis en ervaring, dat hij door het
zuurstofgebrek in zijn hersenen ten tijde van het ongeluk en de
staat waarin hij de laatste negen maanden verkeerd heeft,
geestelijk zwaar gehandicapt zal zijn.’
Michael was wit weggetrokken toen hij die woorden hoorde, en hij
trok nu weer wit weg bij de gedachte eraan.
‘We moeten een besluit nemen over wat we gaan doen.’ De woorden
bleven maar in zijn gedachte rondzingen tot Michael het niet langer
aan kon en de radio aanzette om de stem van de dokter in zijn hoofd
te overstemmen.
‘Thiiiiiiiiings can only get beeeeeeetter, can only get...’ schalde
uit de radio. Michael snoof.
Het probleem was dat hij nog steeds hoop had. Je hoorde zo vaak
over wonderbaarlijke genezingen: lammen die plotseling weer konden
lopen, mensen met een beroerte die weer helemaal herstelden,
patiënten die uit een coma ontwaakten - en zich prima voelden. Hij
wilde zijn vader die hoop niet afnemen. Dat was wel het minste dat
hij verdiende. De dokters ontkenden dat ook niet. Hoewel ze wel
zeiden dat zijn kans maar één op de tienduizend was. Eén op de
tienduizend! Nou, misschien was hij die ene wel.
‘Kennen jullie dit nummer nog?’ zei de deejay. ‘Ah, dat waren nog
eens tijden, hè? Maar uit welk jaar was het ook alweer?’
Michael keek minachtend naar de radio. De vage, rode cijfers van de
klok sprongen op 09:39. Hij was al vanaf vijf uur wakker. Hij
overwoog weer te solliciteren bij zijn oude baas, een baantje in
een trendy bar in West-End, of om zelfs nog een andere stageplaats
te proberen, maar hij wilde graag van Bull leren en onder geen
beding iets doen waarmee hij dat in de waagschaal zou stellen. Hij
had ernstig behoefte aan een beetje afleiding, iets dat hem
weerhield van het gepieker over de verschrikkelijke beslissing. De
keuze zou hem of een vreselijk schuldgevoel bezorgen, of een
martelende onzekerheid. Werken nam die pijn weg, zelfs als het
rotwerk en verschrikkelijk zwaar was. Het kwam er in het kort op
neer dat hij zich minder schuldig voelde als ook hij leed. Hij
voelde schuld doordat hij de auto niet had zien aankomen.
De herinnering die weer bij hem boven kwam schokte hem opnieuw. Hij
liep de badkamer in. Badkamer was eigenlijk een groot woord voor
het hokje met de gebarsten, grauwe wastafel en de lekkende kraan
die voor een douche moest doorgaan. Hij had er de afgelopen twee
maanden elke dag over gebeld naar de huisbaas, maar er was nooit
wat aan gedaan. Hij was al jaren van plan om te verhuizen, maar
zijn vader had dat altijd tegengehouden. Hij zei dat dit toch hun
thuis was en dat hij zich ergens anders nooit gelukkig zou voelen.
Sinds het ongeluk op zijn werk - hij was uitgegleden en had daarbij
zijn rug geblesseerd - was zijn vader op hem aangewezen als hij
zware dingen moest tillen. Hij had Michael aangemoedigd om verder
te gaan met zijn leven, maar ze wisten allebei dat zijn vader het
zonder hem niet zou redden.
Hij stapte in de plastic cabine en draaide de kraan open.
Er kwam niets, alleen wat gepruttel. Hij wachtte. Meer gepruttel.
Nog steeds niets.
‘Het is toch niet te geloven,’ zei hij, verwonderd over het feit
dat alles tegelijk mis kon gaan. De kinderen hadden beneden
kennelijk weer met de leidingen geklooid en nu zou hij weer de
huisbaas moeten bellen om ze gerepareerd te krijgen. Niet douchen
was met dit weer verschrikkelijk.
Uit de radio galmde nu: ‘...and I miss you, like the desert missed
the rain...’
‘Een van mijn favorieten, maar kunnen jullie je nog herinneren van
wanneer?’ vroeg de deejay.
Michael had er genoeg van en draaide de knop van de radio om. Het
was te vroeg om naar het park te gaan voor een potje voetbal - daar
was nog niemand. De stilte in de flat was oorverdovend. Dan maar
naar de woonkamer: de televisie. Hij zette hem aan: Tom en Jerry.
Dat was beter. Hij ging in de enige, tot op de draad versleten,
luie stoel zitten kijken. Jerry werd helemaal in verband verpakt en
in een ambulance naar het ziekenhuis gebracht. Michael pakte de
afstandsbediening en zapte langs de kanalen. De enige grote luxe
die zijn vader zich gepermitteerd had en die Michael voor hem
betaald had, was satelliettelevisie. Michael wilde die niet aflaten
sluiten omdat zijn vader in het ziekenhuis lag. Hij was er
tenslotte steeds van overtuigd geweest dat hij snel weer thuis zou
zijn.
Hij begon langs al die hopeloze kanalen te surfen: Duitse porno,
het beeld zo vaag dat je alleen het belachelijke Teutoonse gekreun
hoorde, een of andere goedkope Spaanse soap, kindertelevisie, meer
kindertelevisie, een stuiterende dwerg die het weerbericht voorlas,
een fotomodel dat slechts gekleed in een hoed en een rokje over een
catwalk paradeerde, een volleybalwedstrijd, Marion - Marion? Daar,
op het Sky-nieuwskanaal was Marion Maltere. Van achter een bureau
stond ze een massa verslaggevers te woord. Michael schrok wakker.
Marion! Wat moest zij daar nou?
‘Dus, het nieuwe Marrow wordt veel groter dan het vorige?’ vroeg
iemand.
Marrow? Plotseling was Michael een en al oor en waren zijn
miserabele overpeinzingen vergeten.
‘Dat mag je wel zeggen,’ zei Marion enthousiast, haar gezicht half
afgedekt door de grootste zonnebril die Michael ooit had gezien.
‘Het krijgt vier verdiepingen en een geschatte omzet van zo’n
tienduizend klanten per dag.’
‘Jezus Christus!’ zei Michael hardop. Hij gebruikte zelden
krachttermen, en helemaal nooit in het bijzijn van zijn vader, maar
hij had een aantal slechte gewoontes aangeleerd in de keukens van
Marrow. Ze had het over Marrow! Dat moest Seamus’ nieuwe project
zijn. Tienduizend klanten per dag? Wat bezielde zijn baas in
godsnaam? Voor zulke grote aantallen kon je nooit goed eten maken.
En welke plaats nam Marion in het geheel in? vroeg hij zich af.
Seamus had altijd gezegd dat hij haar niet kon uitstaan. Maar ja,
dat zei Seamus altijd van iedereen.
‘En wat kan Seamus Bull ons hierover vertellen?’ was de volgende
vraag. Op dat moment draaide Marion zich om naar het in smetteloos
wit geklede blondje achter zich. Ze pakte een briefje aan terwijl
haar snel iets ingefluisterd werd. Toen draaide ze zich weer om
naar de massa en las het briefje voor: ‘Seamus Bull is
vanzelfsprekend zeer verheugd om zijn persoonlijke project op een
dergelijk hoog commercieel niveau uit te voeren en belooft dat hij
de uitstekende kwaliteit van koken, waarmee veel mensen door de
beperkte ruimte in zijn huidige restaurant tot nu toe geen kennis
konden maken, zal handhaven. Het is zijn bedoeling om zijn
excellente keuken bereikbaar te maken voor iedereen.’
De verslaggevers leken niet helemaal overtuigd.
‘Heeft dit iets te maken met de vernietigende recensie over Marrow
die kortgeleden in een van de zondagskranten gestaan heeft?’ was de
volgende vraag uit de zaal.
‘Welke recensie?’ glimlachte Marion vriendelijk.
De verzamelde pers grinnikte.
‘Wat vindt Emmanuel Coq van de opening van zo’n reusachtige zaak
recht tegenover zijn eigen nieuwe restaurant?’
‘Och, dat vindt hij vast geen probleem. Wat kan een eetwarenhuis
van vier verdiepingen nou voor invloed hebben op de omzet in zijn
zaak?’ Nog meer gelach uit de zaal.
Michael kon zijn oren bijna niet geloven. Seamus ging er echt voor.
Een eetwarenhuis van vier verdiepingen tegenover Mirage? Het was
ongelooflijk- Hoogst ambitieus - eigenlijk zo ambitieus als maar
mogelijk was. Hij zou dus wel heel veel personeel nodig hebben.
‘En wanneer kunnen we er met de heer Bull zelf over praten?’
‘Wel,’ antwoordde Marion langzaam, zich omdraaiend naar het blondje
achter zich, dat meteen oordopje van een mobiele telefoon in haar
oor zat te frummelen, ‘hij kan hier nu elk moment zijn. Hij heeft
het, zoals jullie wel zullen begrijpen, gisteravond gevierd en is
daardoor een beetje verlaat.’
Er klonk wederom meer gelach en Marion dat dit Precies was wat de
pers wilde horen- Het beeld dat ze van Seamus hadden was dat van
enfant terrible, en zolang ze het maar niet te gek maakten, leverde
hem dat net die paar extra regels in de kranten op die ze zo goed
konden gebruiken. Op dit moment was elke vorm van aandacht van de
pers meegenomen, hield Marion zichzelf voor. Het enige waar ze voor
moest zorgen was dat ze die aandacht vasthield tot de opening. Maar
waar hing Seamus verdomme uit?
‘Goedemorgen iedereen,’ een stem van achteruit de zaal. ‘Prachtige
dag, is het niet’
Perfecte timing. De man liep doelbewust naar het midden van de
ruimte. Hij zag er fantastisch uit - op zijn gezicht lag een brede
glimlach, uit zijn lichaamstaal sprak de frisheid van iemand die
net onder de douche vandaan komt, zijn nog enigszins natte haar
glom onder de televisielampen. Vandaag nog meer dan anders straalde
Seamus Bull een en al kracht en macht uit. Er ging een golf van
ontzag door de zaal en daarna, aangezet door Marion, begon er
applaus te klinken. Toen Seamus het podium beklom was dat
uitgegroeid tot een ovatie, compleet met gejuich en gefluit. Het
deed niet onder voor de entree van een popster. Seamus moest
zichzelf inhouden om niet te gaan zwaaien terwijl hij het trapje
opliep.
‘Wel, dames en heren van de pers - en ook van de televisie, zie ik
- ik begrijp dat u al ingelicht bent over mijn spannende nieuwe
plannen. Ik garandeer u, op het moment dat Marrow opengaat, zal het
een zaak zijn die zijn weerga in dit land niet kent.’ Seamus was in
de wolken. Dit was de mooiste en gelukkigste dag van zijn leven:
alles leek weer terug op de rails te staan. ‘Ik geloof oprecht dat
het ieders leven kwalitatief zal verbeteren en ons op een gezonde,
lekkere manier zal leren eten. Je hoeft er niet eens heen te gaan
om ervan te profiteren, want alle benodigdheden voor ontbijt, lunch
of diner kunnen, al dan niet kant-en-klaar, binnen een straal van
twintig kilometer thuis bezorgd worden. Volgend jaar om deze tijd
is een verblijf in het buitenland de enige reden waarom je geen
maaltijd van Marrow zou kunnen eten.’
Michael was onder de indruk. Seamus had beslist zijn oude
hypnotiserende aura weer terug - iedereen geloofde direct elk woord
dat hij zei. Michael had dat zelfvertrouwen al een tijdje niet meer
bij Seamus gezien, maar hier stond hij weer, in topvorm als in zijn
beste dagen. De periode van afwezigheid had hem kennelijk goed
gedaan. Michael zag dat de zaal aan zijn voeten lag en dat zelfs de
camera in zijn ban was. Zijn theatrale entree had fantastische
televisie opgeleverd en Seamus kon nu waarschijnlijk doen en laten
wat hij wilde, het zou ontvangen worden als Gods woord door een
ouderling.
‘Ik heb er een aantal jaren keihard aan gewerkt om mijn kookkunst
op het hoge niveau te brengen dat ik van mezelf verwacht.’ Seamus
pauzeerde even om een extra dramatisch effect te bereiken. ‘En
jullie weten,’ begon hij weer samenzweerderig en iets zachter,
zodat iedereen in de zaal zijn oren moest spitsen om het te
verstaan, ‘dat ik pas nu het gevoel heb dat ik dat niveau bereikt
heb. Maar bereikt heb ik het en ik kan jullie verzekeren: ik ben
goed genoeg en gereed om verder te gaan met iets groters, iets
beters, iets gigantisch, iets dat niet alleen ingrijpt in het leven
van de mensen die er werken, maar ook in dat van de mensen die er
komen. En dat is het nieuwe Marrow.’
Marion fluisterde iets in zijn oor. Michael hoopte dat het iets was
in de trant van ‘Rustig aan’. Echt waar, wat een hoop gelul. Maar
een ding moest hij Seamus nageven - hij was bepaald
indrukwekkend.
‘Ik beloof heilig dat ik het niveau en de kwaliteit van het vorige
Marrow zal handhaven. Ik garandeer jullie dat niemand verschil zal
proeven tussen de gerechten die door mij of door een van de door
mij geselecteerde en opgeleide koks in het nieuwe Marrow zijn
klaargemaakt, en die van het oude Marrow in Notting Hill.’
Er volgde een pauze waarin de toehoorders hectisch in hun
opschrijfboekjes zaten te krabbelen.
‘Zijn er nog vragen?’ vroeg Seamus, die redelijk bedreven was in
het omgaan met de media. Gewoonlijk ging het om een por of een duw
als ze laat op de avond voor zijn voeten liepen, maar hij was sluw
genoeg om te beseffen dat ze hem ook behulpzaam konden zijn en dat
het ongetwijfeld zou lonen als hij ze nu gaf wat ze wilden.
‘Maar Seamus, wilde je niet eerst je derde Michelin-ster
binnenhalen?’ klonk een dappere stem uit het midden van de zaal.
‘Ze hebben je die derde dit jaar weer niet toegekend, hè? Vind je
dat dat eerlijk is?’
Seamus keek de journalist strak aan. ‘Misschien beoordelen de
juryleden van Michelin en ik het eten wel volgens andere
maatstaven,’ reageerde hij koeltjes.
Misschien zuip je wel te veel en gebruik je te veel drugs, dacht
Michael. Je verliest je zelfbeheersing in de keuken op momenten dat
het niet nodig is. Je smaak is ook niet meer wat het geweest is. Je
bent een beetje uit het oog verloren waar het je eigenlijk om
begonnen was.
‘Nog andere vragen?’ viel Marion Seamus snel in de rede, voordat
Seamus geïrriteerd zou raken - altijd gevaarlijk.
‘Ja, wanneer kunnen we de opening verwachten?’
‘We beginnen vandaag met de werkzaamheden,’ antwoordde Marion
opgewekt, ‘en we hopen dat ze ruim voor kerst voltooid zijn. Nog
iets? Nee? Goed. Oké, dat was het dan, mensen. Bij de uitgang
liggen persberichten en voor verdere informatie kunnen jullie je
wenden tot het kantoor van Marvellous PR...’ Het beeld werd nu
teruggeschakeld naar de studio, waar de zwaar getoupeerde
nieuwslezeres haar gezicht naar de camera toedraaide.
‘Dit was het laatste nieuws vanuit Londen met live beelden vanuit
het Hyde-Park Hotel. Seamus Bull heeft zijn beroemde restaurant in
Notting Hill gesloten om zich helemaal te kunnen wijden aan zijn
nieuwe plan, het opzetten van een enorm eetwarenhuis in
Knightsbridge. Hij houdt de eetlust van de hoofdstad in elk geval
op peil,’ glimlachte ze op haar gebruikelijke saaie manier. ‘En nu
over naar de andere hoofdpunten van het nieuws. Tony Blair heeft
aangekondigd dat de regering zich genoodzaakt ziet de
inkomstenbelasting nog voor de volgende verkiezingen te
verhogen...’
Michael zette de televisie uit en mijmerde over wat hij zojuist
gezien had. Het klonk helemaal niet in de stijl van Seamus, een
groot cafetaria-achtig eetpaleis, hoewel het hem absoluut niet
verbaasde om te horen dat het tegenover Coqs zaak zou komen. Dat
klonk meer naar de Seamus die hij kende. Het was goed nieuws voor
zover het om een eventuele baan voor hem zelf ging, dacht Michael,
maar de kans dat Seamus zelf weer zou gaan koken was hiermee wel
verkeken. In een dergelijke tent zat de chef-kok in een kantoor
achter een bureau, dacht hij teleurgesteld. Nou ja, hij zou er wel
meer over te horen krijgen op de volgende
personeelsvergadering.
Door het zien van Seamus moest hij denken aan dat heel mooie
meisje. Het beeld dat hij had van haar, in de deuropening van
Marrow, was glashelder: als een engel uitgelicht door de zon achter
haar, een paar blonde krulletjes die rond haar gezicht dwarrelden
vormden een vage stralenkrans in het zonlicht. Hij wilde haar vaker
zien, hij wilde meer over haar weten. Ze was zo open tegen hem
geweest, zo verrassend eerlijk en oprecht. Op de een of andere
manier voelde hij dat zij precies wist wat hij met zijn vader aan
moest. Toen hij haar voor het eerst zag, was haar fysieke
verschijning zo overweldigend geweest dat hij niet van haar
verwacht had dat ze iets tegen hem zou zeggen. Hij was al tevreden
geweest als hij alleen maar naar haar had mogen kijken.
Toen ze begon te praten was hij gehypnotiseerd geraakt door haar
roze, volle lippen. Daarna had hij aandacht voor de rest van haar
gezicht, dat helder en open was. En toen werd hij echt getroffen:
door haar woorden. Haar stem had eerst timide geklonken, maar toen
ze zich eenmaal op haar gemak begon te voelen was die stem laag en
zelfverzekerd geworden. Aan haar woorden kon je horen dat ze het
een en ander achter de rug had. Ze begreep heel goed wat hij
doormaakte, zoveel was wel duidelijk. Hij mocht haar graag.
Doordat hij in een woningwetwoning woonde en verder zijn dagen in
een kelderkeuken doorbracht, liep Michael niet vaak mensen als zij
tegen het lijf. Michael realiseerde zich weer eens dat hij dingen
moest veranderen. Dit was niet het leven dat hij voor zichzelf voor
ogen had. De enige nieuwe mensen die hij de afgelopen maanden had
leren kennen, waren doktoren en verpleegsters in het ziekenhuis
geweest, dacht hij vol afschuw. En plotseling kwamen de beelden
weer terug. Zijn vader op het bed, het vreselijke, onophoudelijke
gezoem van de beademing, zijn vaders bleke, levenloze gezicht.
Hij overwoog om het meisje te gaan zoeken en haar om hulp te
vragen: ze had gezegd dat ze in een cafetaria op Earls Court Road
werkte. Dat zou dus niet al te moeilijk zijn. Maar die gedachte
moest hij uit zijn hoofd zetten. Het meisje was een vriendin van
zijn baas. Hij vermoedde dat de boodschappen die hij de vorige dag
totaal onverwachts voor Seamus had moeten halen, wel iets met haar
te maken hadden, maar hij wist het niet zeker. Welk recht had hij
trouwens om zich met andermans zaken te bemoeien? Hij wist niet
eens wat voor relatie ze met elkaar hadden.
Blijf uit haar buurt, hield hij zichzelf voor. Maar hij was tot
alles bereid om maar aan de beklemmende sfeer van zijn flat te
ontsnappen. Hij wilde alles doen om zich maar aan de misère van
zijn woning en de gang naar het ziekenhuis en weer terug te
onttrekken. Hij was elke dag gaan voetballen in het park bij hem in
de buurt, soms zelfs twee keer per dag, gewoon als excuus om de
sleur te doorbreken, om afleiding te zoeken. Nee, dacht hij, hij
zou wachten tot de personeelsvergadering, later deze week. Dan zou
hij aan Seamus vragen of hij haar gevonden had en wat zij voor hem
betekende. Als hij haar de bons had gegeven, net als zijn andere
vriendinnen, zou Seamus het misschien niet erg vinden als Michael
haar zou gaan zoeken.
Tenslotte wilde hij alleen maar met haar praten. Hij zou het hem
wel kunnen uitleggen, dacht hij. Seamus zou het wel begrijpen.
Maar eerst de gemeente en het water. Michael vermande zich en pakte
de telefoon.