Emily had een café verwacht of een bar, maar Hamilton - die naast haar in de auto zat - had haar de weg gewezen naar een Victoriaans huis. Ze verwachtte dat hij iets zou zeggen als 'hier woon ik,' maar hij zei een hele tijd niets en trommelde nerveus met zijn vingers op het dashboard, alsof hij zelf ook niet zeker wist wat de volgende stap moest zijn. De volgende stap, dacht Emily, en God mag weten waarheen. Ik ga niet mee naar binnen, hield ze zichzelf voor. Ze voelde dat ze ergens een grens moest trekken tussen wat ze wel en wat ze niet wilde - maar ze vond het zo verdomd moeilijk om die grens te vinden. Ze staarde recht voor zich uit de donkere straat in, waar het licht van de lantaarns gedempt werd door de takken van de bomen, en de rij huizen donker en hoekig afstaken tegen de avondlucht. Ze wist dat ze wachtte, dat ze wachtte op wat er komen zou. (Wat dan? Een onhandige zoen? Kom nou. Wat dan? Kom even mee naar boven om mijn gedichten te lezen?) Ze draaide zich om om hem aan te kijken; hij zat naar haar te kijken terwijl hij met een hand zachtjes over zijn snor streek.
'Woon je hier?'
'Ja, op de bovenste verdieping.'
Ze staarde naar het huis dat er zelfs in het donker statig en nogal plechtig uitzag.
'Dit is allemaal wat... doorzichtig, vind je niet?'
'Hoezo?'
'Je vraagt me mee naar binnen. Zo gaat dat. Je vraagt me mee naar binnen en dan drinken we wat wijn en misschien zet je wat
muziek op en ..Ze zweeg. Ze zag de beelden voor zich, alsof er een film in haar hoofd werd afgedraaid.
Hamilton lachte. 'Je bent getrouwd, meid.'
'En jij bent een dichter met een onbesproken gedrag.'
'Mijn gedrag is onberispelijk.'
Onberispelijk. Volgens welke normen? En wie legde de normen aan, vroeg ze zich af. En trouwens, wat was dit anders dan een soort spelletje om Ted en zijn ... avontuurtje uit haar gedachten te bannen? Ik ken de regels van dit spel niet, dacht ze. Ik weet niet hoe het verder moet. Ze wilde plotseling dat ze een raam in zichzelf kon openen, een ruit ergens in haar kapot kon slaan, zodat ze zich vrij zou gaan voelen. Maar zo ben je niet, dacht ze. Anderen kunnen dat misschien; maar jij niet. Jij niet, Emily.
'Denk je dat ik van plan ben om je, ahum, te verleiden?'
'Ahum, misschien.'
'Ik vind je aardig, terwijl ik de meeste mensen veracht.'
'Veracht?'
'Vind je dat ik een sombere kijk op het leven heb, Emily?'
Ze wilde iets zeggen als: Hé, er zit in iedereen toch iets goeds, maar dat vond ze zo goedkoop klinken dat ze dacht dat Hamilton haar toch alleen maar zou uitlachen.
'Ik vind je toevallig aardig,' zei hij weer.
'Ik zie niet waarom ...'
'Probeer het maar te verklaren, te ontleden, te ontrafelen. Doe wat je wilt, maar je komt toch altijd op zo'n eenvoudige gevoelsuitspraak terecht. Op de kracht van de intuïtie.'
Ze keek hem aan en vroeg zich af wat die toon in zijn stem betekende. Cynisme? Vermoeidheid?
Waar was hij dan zo moe van? En toen dacht ze dat het misschien een fa9ade was, een vernis. De man is bang voor zijn eigen gevoeligheid.
'Goed. Je vindt me aardig. Dat neem ik van je aan. Maar er bestaat een verschil tussen dat je me aardig vindt en dat ik met je mee naar boven ga, en dat is een groot verschil voor mij.'
'Ik beloof je dit. Ik ga aan de ene kant van de kamer zitten en jij aan de andere, en de enige keer dat ik bij je in de buurt kom is als ik je wijnglas volschenk. Hoe vind je dat?'
Ze moest lachen. Het enige wat er nog aan Hamiltons beeld ontbrak was een chaperonne die in een hoekje zat met een haakwerkje op haar schoot. Ze keek weer naar het huis. Schaduwen,
donkere hoeken, zo hier en daar een vaag verlicht raam. Ik wil niet mee naar binnen, dacht ze.
Hamilton legde zijn hand op haar arm. 'Ik ben alleen gevaarlijk als het tegen voedertijd loopt. En dan ben ik met ieder brok rauw vlees tevreden. Trouwens, het enige risico dat je loopt als je met me meegaat is dat je een hartinfarct krijgt van al dat traplopen. Maar je ziet er aardig gezond uit.'
Hij zweeg even. Toen zei hij: 'Misschien vergis ik me wel. Misschien vind jij mij wel niet aardig.'
'Ik ken je nauwelijks ...'
'Dan kunnen we elkaar nu toch leren kennen ?'
Ze haalde het sleuteltje uit het contact en draaide zich naar hem toe om hem aan te kijken. Wie denk ik dat ik ben? dacht ze. De laatste maagd van de school? Het meisje dat nooit te ver gaat? Domme meid, wat kan het je schelen?
'Ik kan niet zo lang blijven.'
'Dat verwacht ik ook niet.'
Hamilton was al bezig uit te stappen. Ze stapte ook uit, sloeg het portier achter zich dicht en dacht: ga terug. Ga nu terug.
Hamilton stond haar op de stoep op te wachten.