Susan woonde aan de andere kant van de buitenwijk, een heel eind van de snelweg af, en ook ver verwijderd van het centrum - als je tenminste kon zeggen dat West Pastorville een centrum had. Dat heeft het niet echt, dacht Emily. Alles is verspreid, er is geen kern. Ze reed langs Lincoln Avenue - een vreemde naam voor een smalle straat, omdat zo'n naam gedachten opriep aan een brede weg met aan weerszijden bomen en terrasjes op de trottoirs. Maar het was gewoon een doorsneestraat met een rij huizen met keurige tuintjes ervoor. Ze verminderde vaart toen ze de straat uitreed en controleerde het adres op haar vel papier: 651 Maryland. Dat lag ergens aan de zuidkant van de straat, voorbij Sears. In tegenstelling tot Sycamore Street was dit gedeelte van de wijk nog maar net klaar. Het was bijna gloednieuw en de huizen zagen eruit alsof ze gisteren opgeleverd waren. Maryland was zoals ze al verwachtte een rustige straat - breed met veel geparkeerde auto's en voor sommige huizen stond een vlag waarmee de bewoners kennelijk aan hun vaderlandsliefde uitdrukking wilden geven (waarom? vroeg ze zich af. Waarom hebben deze mensen die neiging?), een paar sproei-installaties die straaltjes water over de al bruin wordende gazons uitstortten. Nummer 651 stond bijna aan het einde van de straat. Ze zette de auto neer, stapte uit en bekeek het huis. Op het garagepad stond een nieuwe, blauwe Ford.

Ze liep naar de voordeur toe, maar voor ze de kans kreeg aan te bellen deed Susan de deur open.

'Ik zag je aan komen rijden,' zei Susan.

'Ik was in de buurt...'

Susan glimlachte. 'Kom binnen. Leuk dat je langskomt.'

Emily volgde de vrouw door een schemerige voorkamer naar de keuken. Een blinkende keuken, met een roestvrij stalen aanrecht waarin je je eigen spiegelbeeld kon zien. (Ze dacht aan haar eigen rommelige keuken, wat een contrast was dat!)

'We krijgen niet veel bezoek,' zei Susan. 'We wonen een beetje ver uit de buurt.'

'Oh, niets is uit de buurt in West Pastorville,' zei Emily.

Susan glimlachte weer. Ze deed een kast open en haalde er twee kopjes uit.

'Ik heb net koffie gezet,' zei ze. 'Melk en suiker?'

'Zwart en zonder suiker,' zei Emily. Ze ging aan de keukentafel zitten. Geen spoor van formica hier; de tafel was van hout en hij was zo goed opgewreven dat ze haar eigen spiegelbeeld zag. Ze keek naar Susan die de koffie inschonk. Ze had fijne witte handen. Op de een of andere manier leek het niet waarschijnlijk dat er met die handen werd schoongemaakt. Je kon je beter voorstellen dat ze er een goochelaar mee assisteerde bij zijn voorstelling of dat ze er kanten zakdoekjes mee bekeek in een duur warenhuis.

Susan ging tegenover haar aan tafel zitten. 'Leuk dat je er bent. Ik heb er af en toe aan gedacht om bij jou op bezoek te gaan.'

'Dat had je moeten doen. Ik ben bijna altijd thuis. Helaas.'

'Ik ook. Het wordt eentonig op den duur.'

'Dat weet ik maar al te goed,' Emily nam een slok koffie.

Als Susan glimlachte was ze erg mooi - zoals nu; en hoewel ze er wat afgetobd uitzag, kon je duidelijk zien hoe ze eens geweest moest zijn, fris en levendig en in zekere zin naïef. Wat doet ze de hele dag? vroeg Emily zich af. De keuken, met al zijn apparaten, kon geen onderhoud vergen. Dus wat deed je als je een paar vlekjes en wat druppels had opgeruimd? Emily keek naar het raam, naar de lichtgroene jalouzieën waardoor strepen grijs licht te zien waren.

Susan zei: 'Ik heb geprobeerd een kwarktaart te maken.'

Ah, dacht Emily. 'Helemaal zelf? Of met behulp van een pakje?'

'Helemaal zelf.'

'Dapper, hoor,' zei Emily. Er was trouwens niets van te zien. Als ze een kwarktaart had gemaakt van de basisingrediënten, had ze de rommel verdomd goed opgeruimd.

'Dat heb ik ook een keer geprobeerd. Ik zat tot aan mijn nek onder de koekkruimels en kwark. Zal ik je eens vertellen wat voor een ramp dat was?'

Susan gooide haar hoofd achterover en lachte. Een onthullend gebaar; je kon zien hoe strak gespannen de huid onder haar kin was. Emily zette haar koffie neer en stak een sigaret op. Ze dacht: Je kunt gemakkelijk misleid worden door de gezelligheid van dit alles, twee getrouwde vrouwen die onder het genot van een kopje koffie en een sigaret wat zitten te babbelen over het huishouden, in een verder leeg huis. Een droomwereld, ergens paste het niet in de realiteit. En toch had ze het eerder gezien. Ze herinnerde zich televisiereclames die een werkelijkheid presenteerden waarin vrouwen, wiens kinderen blijkbaar naar school waren, zaten te praten over zulke diepgaande onderwerpen als margarine, handlotion of een bepaald merk koekjes. Het alledaagse dat tot het hoogste verheven werd.

'Het is echt gemakkelijk als je het eenmaal in de vingers hebt,' zei Susan.

'Dan denk ik dat ik dat niet heb.'

'Al doende leert men, zegt het spreekwoord.'

Ze meent het nog ook, dacht Emily. Uit haar mooie ogen sprak overtuiging.

'Je hebt een prachtige keuken.'

'Mijn man heeft hem ingericht,' zei Susan, terwijl ze om zich heen keek.

'De jouwe ook al? Mijn man kan ook niet van zijn gereedschap afblijven. Soms denk ik wel eens dat ik op een gegeven dag wakker zal worden en dat dan het huis 's nachts helemaal door hem veranderd is. We zoeken naar iets gemeenschappelijks, dacht Emily, iets dat ons bindt.

Er viel een stilte. Emily hoorde ergens een klok tikken. Aan de muur bij de achterdeur hingen een paar kindertekeningen van uitgerekte mensenfiguren met stokken als benen en kleine hoofden, getekend in uitbundige kleuren. Emily keek er een tijdje naar.

Toen zei ze: 'Ik volg sinds kort een avondcursus.'

'Echt waar?'

'Gedichten schrijven. Vraag me niet waarom.'

Susan pakte haar kopje op en nam elegant een slokje, met haar pink iets omhoog. 'Dat klinkt interessant,' zei ze, terwijl ze haar kopje neerzette. 'Ik moest eigenlijk ook eens zoiets gaan doen.'

'Waarom doe je het dan niet?'

'Oh. Het oude liedje, denk ik. Aan het eind van de dag heb ik geen energie meer over. Dan voel ik me doodmoe en wil ik niets liever dan slapen.'

Emily kreeg het gevoel dat Susans leven net zo interessant was als dat van een slaapwandelaar, dat ze met handen en voeten gebonden was aan dit huis. Door haar man en kinderen. Door voor hen te zorgen. Ze wilde over de tafel heenreiken en zeggen: je moet iets gaan doen. Ga in vredesnaam wat doen! Susan glimlachte weer, deze keer om niets. Emily wist wel hoe dat kwam: ze gebruikte haar glimlach als een buffer en creëerde zo een afstand tussen zichzelf en de werkelijkheid. Koningin van haar huis, dacht Emily. Wat natuurlijk best was als je niets anders wilde, als je je goed voelde bij wat je had, en als je in staat was om je directe omgeving zo te controleren dat er niets in binnen kon dringen. Ze is tevreden, dacht ze. Misschien zelfs wel gelukkig.

'Waarom ben je lid geworden van de oppasclub?' vroeg Emily.

'Waarom?' Susan raakte haar haar aan en streek het uit haar gezicht. 'Nou, mijn man en ik vonden dat we eens wat meer uit moeten gaan. We gaan haast nooit weg. Hij is dol op films en restaurants en zo. Dus ben ik eigenlijk lid geworden om hem een plezier te doen, denk ik.' Susan zweeg, en staarde in haar koffiekopje. 'Dat klopt, ja. Ik wilde hem een plezier doen. Vind je dat erg? Vind je dat slaafs klinken?'

Slaafs, dacht Emily. Dat had ze eerder gehoord. Ze schudde haar hoofd. 'Ik vind het helemaal niet slaafs klinken. Ik vind het doodnormaal.'

'Ik heb een goed huwelijk. Waarom zou ik hem geen plezier mogen doen?'

Susan stond van tafel op en pakte de koffiepot. Emily legde haar hand op haar kopje en zei: 'Eén kopje is genoeg voor mij. Anders krijg ik last van mijn zenuwen.'

Susan schonk zichzelf in en ging weer zitten. 'Er zijn zo veel mensen die niets van hun huwelijk maken. Soms moet ik denken aan de vrienden waarmee ik naar de middelbare school ging en aan het feit dat de meesten van hen al weer gescheiden zijn. Daar word ik droevig van.'

Emily zei niets. Onder een van de tekeningen aan de muur stond 'Pappa', onder de andere 'Mamma'. Hier hebben we te maken met een ernstig geval van iemand die alleen maar voor haar gezin leeft - ze vroeg zich af waarom ze dat dacht, of er misschien achter die gedachte bitterheid schuilging. Nog niet, Emily, hield ze zich zelf voor. Je bent nog lang niet verbitterd. Dat je niet in een soort Barbiepop-wereld leeft zegt nog niet dat je ongelukkig bent.

'Je moet werken aan je huwelijk,' zei Susan.

'Natuurlijk moet dat,' zei Emily.

'En soms heb je daar een dagtaak aan.' Susan lachte melodieus. Ze lachte, vond Emily, wat te lang. Het klonk een beetje gespannen. Misschien was ze zenuwachtig. Gek geworden door haar keuken. Krankzinnig geworden door de kwarktaart. Misschien had ze haar eigen gekwelde gezicht een keer te vaak gezien in een glimmend oppervlak.

Emily dronk haar koffie op. Susan had ergens een asbak tevoorschijn getoverd. Ze drukte haar sigaret uit op het schone glasoppervlak en kreeg het gevoel dat ze iets bezoedelde: alsof ze vlekken achterliet op de schone witte handdoeken in de badkamer van iemand anders.

'Zijn je kinderen allebei naar school?' vroeg ze.

Vanaf de andere kant van de tafel staarde Susan haar aan. Het getik van de klok, een klok die Emily nergens zag, was om gek van te worden. Hij tikte niet alleen de seconden van je leven weg, maar hij scheen ze ook nog te benadrukken, alsof hij je voortdurend ergens van beschuldigde. 'Ja,' zei Susan. 'De jongste dit jaar voor het eerst.'

'Het is in het begin moeilijk om ze de hele dag te laten gaan,' zei Emily. Tik, tik, tik, tik. Waarom zet die vrouw de klok niet stil? Het geluid echode als een kleine hamer op dun metaal.

'Dat is het zeker,' zei Susan.

Toen besefte Emily dat ze niets meer tegen Susan te zeggen had. Ze wist niet wat ze nog moest vragen of moest opmerken. Ze staarde even naar het sigarettepeukje in de asbak. Susan pakte de asbak op, gooide hem leeg in de pedaalemmer en zette hem daarna in de roestvrijstalen gootsteen. Een poetsmaniak, dacht Emily. Waarom hadden sommige mensen trouwens die neiging om alles zo vlekkeloos te houden? Wat dreef ze? Controle, dacht ze. Als je alles schoonhoudt, blinkend schoon, dan heb je het gevoel dat je je domein onder controle hebt. De stilte was hier veel onaangenamer dan in het huis van Marylou. Hij leek op je af te komen.

Emily kwam overeind. 'Ik moet maar weer eens gaan,' zei ze. Ze keek op haar horloge. Susan liep achter haar aan door de woonkamer naar de gang. Er stond een vreemde oude mahoniehouten kapstok bij de voordeur, van een type dat Emily in jaren niet gezien had. Ze stond stil om naar het gepolijste hout te kijken.

'Wat een mooi ding is dat,' zei ze.

'Je ziet ze niet zo vaak,' zei Susan. 'Hij valt iedereen dan ook op.'

'Waar heb je hem gevonden ?'

'Bij een antiquair in Pastorville. Mijn man heeft hem daar gekocht. Je kunt daar vaak vrij leuke dingen op de kop tikken.'

'Zou hij nog zo'n soort kapstok hebben?'

Susan stak haar hand uit en legde hem om een van de haken van de kapstok. 'Ik weet het niet. Ik ben er de laatste tijd niet meer geweest.'

'Ik vind hem erg mooi,' zei Emily. Waar was ze nu mee bezig - hier een beetje staan wauwelen over een stuk hout? 'Ik zou er ook graag een willen hebben.' Nee, dacht ze. Dat wil je helemaal niet. Wat zou je er trouwens mee moeten doen?

'Ik heb zijn naam ergens opgeschreven,' zei Susan, die Emily blijkbaar een plezier wilde doen. Emily duwde de voordeur open. Het zag er naar uit dat het binnenkort zou gaan regenen.

'Ik zoek het even voor je op.'

'Hé, doe vooral geen moeite!' Emily glimlachte en keek naar de kapstok.

'Het is helemaal geen moeite.' Susan liep terug door de woonkamer. Er klonk het geluid van een la die werd opengetrokken. Ik trok mijn grote mond weer eens open, dacht Emily. Waarom heb ik dat gedaan? Een staande kapstok, Jezus. Ergens achter in het huis werd de la dichtgegooid en Susan kwam terug met de naam van de antiquair op een blaadje papier. Emily nam het van haar aan en draaide toen haar hoofd om om naar de straat te kijken, omdat ze plotseling lawaai hoorde, een hard schurend geluid. Ze zag een enorme schoonmaakwagen die met draaiende borstels en een grommende motor de straat inreed. Het was een monsterlijk gevaarte. Zelfs de bomen leken te trillen.

'Hoe vaak komt dat ding langs?' riep Emily over het lawaai heen.

'Nog maar pas, het is iets nieuws.'

'Ze komen nog niet bij mij in de straat,' zei Emily.

'Dat komt nog wel, denk ik.'

Emily keek de lompe, dreunende wagen na. Daarna draaide ze zich om en keek Susan weer aan. 'Bedankt voor de koffie.'

'Kom zo vaak je wilt, Emily. Ik ben meestal thuis, dus je hoeft niet eerst te bellen.'

'En ik zal ervoor zorgen dat jij het puntenboek de volgende keer krijgt,' zei Emily.

Susan keek even verbaasd. Toen glimlachte ze. 'Mooi. Ik was bijna vergeten dat ik je dat gevraagd had.'

Emily haalde haar schouders op. 'Het is niet bepaald het boeiendste waarmee je je bezig kunt houden, vind ik.'

'Ik wil het toch graag hebben.'

'Komt in orde,' zei Emily en ze liep naar haar auto. Ze draaide zich nog een keer om om te wuiven, daarna reed ze weg.