Charlotte vond dat Susan iets aardigs had, maar het woord aardig gaf niet precies weer wat ze bedoelde. Wat was het dan wel? Iets kalms? Het juiste woord lag haar op de lippen, maar ze kon er niet opkomen. Vredig? Ze keek naar het gezicht van de oppas die naar de televisie zat te kijken. In het zachte licht was Susan echt mooi, dacht Charlotte. Onder een feller licht kon je de lijnen en rimpeltjes zien - maar nu, terwijl ze naast Frankie op de bank zat met haar handen losjes in haar schoot, zag ze er goed uit, met een rimpelloze gladde huid en vriendelijke ogen. Misschien was Frankie door haar manier van doen ook onder de indruk geraakt, want hij zat ongewoon rustig en gedwee naar de televisie te kijken - waarop een verschrikkelijke komische serie te zien was over een gescheiden vrouw die twee dochters probeerde groot te brengen.
'Vind je dit een leuke serie, Charlotte?' vroeg Susan glimlachend.
Charlotte schudde haar hoofd. 'Ik houd niet zo van televisie kijken.'
'Ik wel,' zei Frankie.
'Als je niet te veel kijkt is het wel leuk,' zei Susan. 'Het informatieve net heeft meestal goede programma's.'
Charlotte haalde haar schouders op. Ze wilde maar dat ze iets anders gingen doen dan naar de buis kijken - maar wat? Ze probeerde een spelletje te bedenken dat ze zou kunnen voorstellen, maar ze kon niet direct ergens opkomen. Kaarten misschien ? Ze herinnerde zich dat ze ergens een kwartetspel moest hebben, maar ze wist niet precies waar ze het had gelaten. Susan stond van de bank op en liep naar de boekenkast om de titels te bekijken.
'Zijn dit boeken van je vader?' vroeg ze.
'Als ze over timmeren en dat soort dingen gaan wel,' zei Charlotte. Ze zag hoe Susan voor de boeken knielde en haar vingers over de ruggen liet glijden. Daarna draaide ze haar hand om en bekeek haar vingertoppen om te kijken of er stof op zat. Ze wreef haar handen over elkaar. Charlotte dacht even aan haar moeder - ze hield meer van haar dan van wie ook ter wereld, al was ze bepaald geen goede huisvrouw. Als ik zelf een huis heb, dacht ze, zorg ik ervoor dat het brandschoon is. (Je houdt jezelf voor de gek. Daar ben je te lui voor. Dus moet je maar met een rijke man trouwen en dienstmeisjes nemen om het vuile werk te doen, nietwaar?)
'Hij vindt het zeker leuk om dingen te maken?'
'Daar is hij beter in dan in andere dingen,' antwoordde Charlotte.
Susan draaide haar gezicht naar het meisje toe en glimlachte weer. De bank kraakte toen Frankie ging verzitten. En Charlotte zag dat hij weer op zijn duim zoog, iets wat hij vroeger altijd deed en nu alleen maar als hij zenuwachtig of bang was. En ze begreep best waar het door kwam, door hun vader, door hém, en de toestand was nog verergerd omdat hun moeder was weggegaan. Misschien voelde hij zich in de steek gelaten, de arme jongen. Ze probeerde zijn blik op te vangen om hem te laten zien dat ze met hem meevoelde, maar hij staarde afwezig naar het scherm, hoewel je kon zien dat hij er met zijn gedachten niet bij was.
Susan kwam overeind en liep van de boekenkast weg. Frankie keek haar even aan en draaide zich toen weer om om naar de serie te kijken.
'Help je je vader wel eens ergens mee?' vroeg Susan.
Frankie leek haar niet te horen. Hij keek naar de reclame die over contactlenzen ging en hij dacht: Ergens ... Hij had plotseling hetzelfde gevoel dat je ook hebt als je na een droom over een donkere kamer of een onherbergzaam oord wakker wordt in het licht van je eigen slaapkamer en je je even niets herinnert en niet weet wanneer de droom ophoudt en de werkelijkheid begint. Ergens ... hij merkte ineens dat zijn duim nat was en schaamde zich. Charlotte keek hem aan en hij wist zeker dat ze hem met zijn duimzuigen zou gaan plagen.
'Ben je je tong verloren, Frankie?' vroeg de oppas.
Frankie keek naar zijn handen. 'Als het van hem mag, dan wel ja, soms ...' Zijn stem stierf langzaam weg.
'Is hij ergens heen ?' vroeg Susan.
Charlotte zei snel: 'Hij is op zakenreis.'
'Jullie missen hem vast heel erg.'
'Ja,' zei Frankie.
'Waar is hij heen?' zei Susan. Ze liep als een grote donkere schaduw voor de televisie langs.
'Weet ik niet,' zei Frankie.
'In Pennsylvania,' zei Charlotte.
Frankie keek hoe de oppas voor het beeld wegging en dacht: Pennsylvania. Wat klinkt dat ver weg. Zo ver dat we hem niet eens op kunnen bellen. Maar het kwam niet door zijn vader dat hij zich zo ongerust voelde. Het was iets anders, iets dat als een schaduw in zijn achterhoofd rondspookte. Jeuk die je niet kunt wegkrabben. Zoiets.
'Ik ga naar de keuken,' zei Susan. 'Kan ik iets voor jullie meenemen?'
Charlotte vroeg om een glas melk. Frankie wilde niets.
Susan liep glimlachend de televisiekamer uit en trok de deur achter zich dicht.
Er viel een korte stilte. Toen zei Charlotte: 'Wat is er aan de hand?'
De jongen staarde zijn zusje aan. 'Ik weet het niet,' antwoordde hij. En hij voegde er een beetje uitdagend aan toe: 'Niets. Er is niets aan de hand, goed?'
'Ik ken je toch, Frankie.'
Hij richtte zijn ogen weer op het beeld. Charlotte sloeg zuchtend haar armen over elkaar en dacht: als hij niets wil zeggen kan ik hem daar niet toe dwingen.