Carole had een adres in Fillmore Street opgeschreven, een straat die zich in het oosten van de buitenwijk bevond in het netwerk van kleine straatjes en doodlopende weggetjes achter Arbor Road. Emily keek naar de grote huizen toen ze langs Arbor Road reed. Ze waren gebouwd in een stijl die een of andere idiote architect koloniaal had gevonden; en inderdaad, in de makelaarsbrochure waarin West Pastorville beschreven werd had gestaan dat de huizen 'neokoloniaal' waren - vijf slaapkamers, grote tuinen en zuilenrijen die je aan een kleine plantage deden denken. Voor sommige huizen stonden zelfs van elders aangevoerde treurwilgen, die, kwijnend naar de grond gebogen, sierlijke overblijfselen leken uit een ander tijdperk. Arbor Road. Waar Adrienne 'woonde'. Ze reed langs Jackson Road, waar de huizen kleiner en minder pretentieus waren. Tillmore Street, die op Jackson Road uitkwam, was een rustige, doodlopende straat.

Ze verwachtte niet dat Carole thuis zou zijn, niet als ze bij Sears werkte. Maar toen ze langs nummer 33 reed, het adres dat Carole had opgeschreven, zag ze een lichtblauwe Pontiac voor de deur staan; ze meende dat ze zich die auto herinnerde van de keer dat Carole had opgepast. Ze remde, reed achteruit en stopte voor het huis. De voortuin zag er verschrikkelijk uit, met hoog opgeschoten gras, een dode boom en veel onkruid. Toen ze bij de voordeur kwam wilde ze aanbellen, maar ze aarzelde even. Wacht, dacht ze. Wacht even, waarom is Carole thuis als ze hele dagen werkt? Waarom is ze thuis? Emily kreeg even de behoefte om zich om te draaien en weg te lopen, waarschijnlijk omdat ze bang was op nog meer leugens te stuiten. Dat Susan en Marylou betrouwbaar waren hoefde nog niet te zeggen dat Carole dat ook was. Goed, ze is thuis. Er moet een reden zijn voor het feit dat ze niet op haar werk is. Die moet er zijn.

Ze drukte op de bel. Toen er werd opengedaan stond Carole in de deuropening, een verbaasde uitdrukking op haar gezicht, bijna alsof ze betrapt was terwijl ze iets deed wat niet in de haak was.

'Emily,' zei ze. 'Is er iets mis?'

'Nee, ik kwam alleen maar even langs,' zei Emily haperend. Is er iets mis? Waarom was dat het eerste wat de vrouw zei? Waarom niet: hé, wat een verrassing. Of: wat leuk dat je langs komt. Plotseling kreeg Emily het gevoel dat ze tot nu toe alleen de buitenkant te zien had gekregen, een laag donker ijs over troebel water.

'Kom ik niet gelegen?' zei ze glimlachend.

Carole deed de deur nu wijd open. 'Natuurlijk wel. Kom binnen, kom binnen.'

Emily liep de donkere gang in.

'Hierlangs,' zei Carole. Ze liep voor Emily uit, door een woonkamer een keuken in - een keuken die opmerkelijk rommelig was. De tafel lag bezaaid met lege eierdoppen, er stond een houten plank met groente-afval op en op het formicablad lagen overal ongeopende rekeningen.

Carole haalde haar schouders op. 'Wat een troep, hè?'

'Het doet me aan thuis denken,' zei Emily.

Carole zei: 'Ik ben bij je thuis geweest, vergeet dat niet. Daarmee vergeleken ziet dit hok eruit als de keuken van de Titanic vlak nadat die op de ijsberg was gelopen.' Ze haalde een paar theedoeken van een stoel en Emily ging zitten.

'Ik ben een beetje verbaasd je te zien,' zei Carole.

'Ik was in de buurt en ik dacht, och, waarom zou ik niet even langsgaan?'

'Ik wilde net een boterham gaan smeren,' zei Carole. 'Wil jij er ook een?'

Emily schudde haar hoofd. Carole haalde twee dikke sneden brood uit een zak, besmeerde ze met mayonaise, pakte daarna uit een plastic zak beleg - worst, rosbief, een paar plakken kaas - en legde dat tussen het brood. Emily keek toe.

'Mijn lunch,' zei Carole. 'Ik probeer altijd thuis te lunchen. Soms lukt me dat niet. Maar ik vind het fijn om af en toe eens het kantoor uit te lopen. Anders wordt het helemaal zo'n sleur.'

Ze nam een enorme hap uit haar brood en ging heftig kauwend aan de andere kant van de tafel zitten. Emily keek naar de hoop groente-afval, de uiteinden van worteltjes en sperziebonen, de schil van een ui.

'Ik voel me nog steeds schuldig over die avond bij jou. Ik weet niet wat ik erover moet zeggen. Misschien zou ik beter geen bier kunnen drinken. Het maakt me slaperig. Bovendien word ik er niet bepaald slanker van.' Carole lachte vol zelfspot.

'Ik denk er al lang niet meer aan,' zei Emily. 'Dat is voorbij.'

'Dat vind ik aardig van je... dat je het een beetje begrijpt, bedoel ik.' Carole legde haar boterham neer. 'Ik zou je graag iets aanbieden, maar ik heb in de koelkast gekeken en er staat niet eens melk in. Wat een rotzooi, hè. Ik ben geen beste huisvrouw, Emily.'

'Het geeft niet.' Emily glimlachte. De vrouw was zenuwachtig en het leek wel of ze dat probeerde te verbergen door aan een stuk door te praten. Ze bood overal haar excuses voor aan - voor de rommel, voor het feit dat er niets te drinken was, en Emily kreeg het akelige gevoel dat, als ze zo doorkletste, ze zich nog zou gaan verontschuldigen voor het feit dat ze ooit ter wereld was gekomen.

'Hoor eens, ik wil helemaal niets drinken,' zei Emily. 'Ik kwam gewoon even langs. Ik had zelfs niet verwacht dat je thuis was.'

Carole keek op haar horloge. 'Ik hoop niet dat je me onbeleefd vindt, maar eerlijk gezegd heb ik nog precies vijf minuten om met je te praten. Daarna behoor ik Sears weer toe.'

'Ik heb een slecht moment uitgekozen om langs te komen.'

'Ik heb toch zo'n hekel aan al dat gehaast. Het liefst zou ik hier de hele middag gezellig met je zitten babbelen. Dat zou ik leuk vinden. Maar ik moet vanmiddag de B's doen.'

'De B's?'

'Ja, al de debiteuren die met een B beginnen. Ik maak een lijst en aan de hand daarvan gaan de aanmaningen de deur uit. Of ik stuur er een incasseerder op af als ze echt veel te laat zijn met betalen. Wil je een goed advies? Zorg dat je niet bij Sears in het krijt komt te staan. Je koopt er niets voor. En een paar van die mannetjes die ik erop afstuur zijn niet bepaald prettig.'

'Ik zal eraan denken,' zei Emily.

Carole had haar brood op en veegde haar lippen met een stuk keukenpapier af. 'Na de B's komen de C's. Hoe zou het ook anders kunnen? Wil je wel geloven dat ik soms denk dat mijn leven volgens het alfabet verloopt?'

Emily glimlachte. Ze stak een sigaret op. Tussen dit huis en Susans brandschone paleis zat een verschil van dag en nacht en toch voelde ze zich hier meer op haar gemak. Ze wist dat Carole niet haastig de asbak zou leeggooien als ze haar sigaret uitdrukte. Carole was gelukkig geen poetsmaniak.

'Drink je wel eens wat, Emily?'

'Ik vind er niet zo veel aan ...'

'We moeten eens een avond samen uitgaan, jij en ik. Ik weet een leuke bar in Hudson. Houd je van country-muziek? Er speelt een geweldige country-band. Hé, dan kunnen we de oppasclub gebruiken ! Dat vergeet ik steeds.'

'Dat doen we een keer,' zei Emily.

'Leuk. Als mijn dochter hier is bel ik Adrienne of Marylou. En jij kunt Susan nemen. Dan maken we er een gezellige avond van.'

Emily keek even naar de vrouw. Ze had een stuk kauwgom uit haar tas tevoorschijn gehaald dat ze uitpakte en in haar mond stopte; haar wangen trilden terwijl ze kauwde. 'Is je dochter nog bij je man?'

'Jammer genoeg wel. Maar ze komt morgen weer bij mij. Wat verlang ik daar naar.'

'Dat geloof ik graag ...'

'Het huis lijkt minder leeg als ze er is.'

Emily zweeg. Ze kon het beeld van een diep slapende Carole op haar bed niet uit haar hoofd zetten. Ze had nog steeds het gevoel dat Carole als oppas gefaald had en eigenlijk niet meer in aanmerking kwam om nog een keer gevraagd te worden. Het was belachelijk. Waarom kon ze het niet gewoon vergeten? Carole was een normale vrouw, zonder pretenties, zonder opsmuk - normaal en triest. Te dik, een gestrand huwelijk, af en toe eenzaam.

'Het spijt me enorm,' zei Carole. 'Maar ik moet er als een haas vandoor.'

Emily stond op. 'Heb je een vaste vrije dag?'

'Niet door de week. Ik ben alleen in het weekend vrij.'

'Misschien kan ik je eens op een zondag opzoeken.'

'Doe dat. En neem je kinderen mee. Ik vind ze echt aardig.'

'Afgesproken.'

Carole liep achter haar aan de gang in. Bij de voordeur draaide Emily zich om en keek in de richting van de trap, die boven in de schaduw verdween.

'Leuk dat je langskwam, trouwens,' zei Carole.

'Kort maar krachtig,' zei Emily.

'We zien elkaar wel weer op een zondag ...'

Van boven klonk zacht geluid, alsof er iemand rondliep en tegen een muur opbotste.

Carole draaide zich naar de trap toe. Daarna keek ze Emily weer aan, die nog steeds naar de schaduw bovenaan stond te kijken. Er is daar iemand boven, dacht ze. Er is iemand in een van de kamers boven.

Carole zei: 'Die luilak!'

'Wie?'

'Mijn medebewoonster. Heb ik je niet verteld dat ik het huis met iemand deel?'

Emily zei niets. Ze keek Carole aan.

'Het huis is te groot en te duur voor mijn eigen persoontje en mijn dochter. Ik wilde alleen dat ze hier eens iets uitvoerde. Ze slaapt de hele dag. En als ik dan 's avonds thuiskom ligt er nog precies dezelfde troep als toen ik 's morgens de deur uitstapte. Had ik maar het lef haar er uit te gooien. Maar dat heb ik niet.'

Emily trok de voordeur open. Ze wierp nog een laatste blik op de trap. Een medebewoonster. Het klonk heel redelijk. Misschien was het dat ook.

'Op een gegeven dag gooi ik haar eruit.'

Emily ging naar buiten. 'Bel me maar eens op, Carole. Dan spreken we een zondagmiddag af.'

'Prima. En hoor eens - vergeet me niet als je een oppas nodig hebt.'

'Dat zal ik niet doen.' Emily haalde haar sleutels uit haar broekzak en rammelde ermee terwijl ze naar de auto liep.