De ene droom vol chaos en rampen volgde de andere op. Toen Emily zichzelf dwong wakker te worden galmden de echo's van die dromen nog na in haar hoofd en was ze helemaal in de war. Ze besefte dat het stil was in huis, dat de kinderen naar school moesten zijn gegaan terwijl zij nog sliep - maar ze had er geen idee van hoe laat het was, ze zag alleen maar somber grijs ochtendlicht door de gordijnen heensijpelen. Ze ging suf en verward op de rand van het bed zitten. Verschrikkelijke dromen waren het geweest, echt verschrikkelijk, de dromen van een vreemde, maar nu kon ze ze zich niet meer goed herinneren, ze kon zich niet voor de geest halen waarom ze zo akelig waren geweest. Ze had een droge keel. Ze liep de badkamer in, boog haar gezicht onder de kraan en liet een straaltje lauw water in haar mond lopen. Het merkwaardige was dat ze zich op een bepaalde manier aangetast voelde door haar eigen dromen, dat ze zich aangerand voelde door haar eigen onderbewustzijn; het leek alsof ze in haar hoofd een sinistere bioscoop met zich meedroeg, die films aan haar opdrong die ze niet verdragen kon, maar die ze niet kon stopzetten. Wat fijn dat ik ze vergeten ben, dacht ze. Heerlijk.

Ze liep naar beneden, naar de keuken, en knoopte ondertussen het koord van haar ochtendjas vast. Ze zette het koffiezetapparaat aan en stak een sigaret op. Haar handen beefden. Ze liet de lucifer in de asbak vallen, terwijl ze het topje van haar vinger brandde. Het filter van haar sigaret plakte aan haar droge lippen. Wat was het dat haar die nacht had verward, dacht ze, zodat ze zich nu zo verdomd ontredderd voelde. Ontredderd was het enige woord dat haar gevoelens goed omschreef. Ze voelde zich bloedeloos, leeg. Alsof er iets in haar gebroken was. Dromen zijn zo ongrijpbaar, dacht ze. Ze bracht haar koffiekopje naar de gootsteen en gooide haar sigaret in de vuilnisvernietiger, waar hij nog even na-siste. Een storm. Ze herinnerde zich de storm, ze herinnerde zich Charlotte die ook een nachtmerrie had gehad. Misschien waren sommige nachtmerries overdraagbaar, net zoals de pijn die sommige vaders schenen te voelen als hun vrouw barensweeën had. Maar het effect dat de dromen op haar hadden gehad begon al af te nemen.

En toen herinnerde ze zich Teds knipsel, het waarschuwende vingertje uit de New York Times. Misschien was dat het wel, misschien had dat die dromen veroorzaakt, dit afschuwelijke verhaal over smart en kwelling. Drie kinderen vermoord door onbekende oppas. Ze vroeg zich af of je nog verder kon leven als zoiets gebeurde, of je de brokstukken van je leven weer bij elkaar kon rapen, en wat je deed met die leegte en die schuldgevoelens die nooit meer zouden ophouden. Je kon toch niet verder. Alles zou anders zijn, je leven zou zinloos zijn geworden. Je zou nachtmerries krijgen. De ergste dromen, doordrenkt met schuldgevoel, doortrokken met je herinneringen. Je zou je werkelijkheidszin verliezen. De ene realiteit zou de andere afwisselen, en je zou niet meer in staat zijn om ze te scheiden.

Teds kranteknipsel.

Ze hoorde een auto voor het huis stoppen. Het portier werd dichtgeslagen. Even later hoorde ze het geluid van de bel. Wie kan dat zijn? vroeg ze zich af. Ze liep naar de voordeur en keek door het kijkgaatje, waarvan het glas het effect had van een viskom. Een paar seconden lang wilde ze niet opendoen, wilde ze net doen of ze niet thuis was, of het huis leeg was. Maar ze deed de deur toch open en keek in het gezicht van de vrouw op de stoep, die er schaapachtig uitzag, met neergeslagen ogen en een aarzelende glimlach op de niet gestifte lippen. Vraag haar of ze binnen wil komen, dacht Emily. Ach waarom eigenlijk. Maar toen was ze toch al bijna binnen en stapte ze met licht gebogen hoofd de kamer in.

'Ik zie niet waarom ...' zei Emily.

'Waarom ik gekomen ben?' vroeg Adrienne.

'Precies.'

Adrienne ging een beetje ineengedoken op het puntje van de bank zitten.

Stilte. Emily moest om de een of andere reden aan een aquarium denken, aan de rusteloze stilte van vissen die door het water glijden. Zo veel beweging en geen geluid. Ze keek de vrouw aan. Ik vertik het om medelijden met haar te voelen, dacht ze.

'Ik ben gekomen omdat je me gisteren gezien hebt, liefje ...'

Liefje, dacht Emily. Het klonk onecht', belachelijk. Ze prijst blikken in een supermarkt. Ze plakt prijsjes op blikken bonen.

'Ik heb je inderdaad gezien,' zei Emily.

'En je bent nu aardig boos op me?'

'Dan druk je het zacht uit.'

'Ik kan het me voorstellen.' Adrienne haalde een sigaret uit haar tasje, stak hem aan en blies een wolk blauwe rook uit.

'Je hebt tegen me gelogen.'

'Dat is duidelijk.'

Geen spijt, dacht Emily. Ze heeft verdomme geen spijt. Ze is hier naartoe gekomen om te proberen de boel weer recht te breien. Hoe denkt ze dat te doen? Gaat ze zeggen dat haar zaak failliet is gegaan en dat ze een baantje moest zoeken? Zoiets?

'Zeg eens, Emily,' zei Adrienne. 'Zie je iets verkeerds in wat ik gedaan heb?'

'Natuurlijk heb je iets verkeerds gedaan,' zei Emily. 'Wat dacht je dan? Jezus.'

Adrienne glimlachte een beetje triest. 'Leg me dat eens uit, liefje.'

'Wat moet ik uitleggen ? Je vertelt me de ene leugen na de andere - wat verwacht je dat ik zal zeggen? Zand erover, Adrienne?'

'Ik kwam hier niet om je om vergeving te vragen, Emily, zelfs al zou je me die kunnen geven.' De vrouw keek haar nu koeltjes aan.

'Amen,' zei Emily. 'Je vertelt me een leugen en die maakt een nieuwe leugen noodzakelijk. Wie weet na een poosje nog wat de waarheid is? Ik niet. En jij? Jij wel? Ik had je kunnen vragen een avond op mijn kinderen te passen. En het verschrikkelijke daarvan is dat ik mijn kinderen toevertrouw aan iemand van wie ik niets afweet. En haar leven blijkt uit een hele reeks leugens te bestaan.'

'Leugens? Noem je dat leugens?'

' Kun je er een vriendelijke term voor bedenken ?'

Adrienne haalde haar schouders op. Ze tikte haar as op het kleed. 'Onschuldige fantasieën, liefje.'

'Onschuldige fantasieën? Jezus Christus!' Emily kon niet langer naar de andere vrouw kijken. Ze voelde niets voor deze benadering, voor deze boosheid.

'Dat is alles,' zei Adrienne.

'Zo zou ik ze niet willen noemen ...'

'Heb ik je er iets mee aangedaan? Heb ik jou persoonlijk benadeeld, Emily?'

'Nee, dat niet...' 'Natuurlijk niet. Waarom heb jij er last van in jouw leven als ik sprookjes verzin over mijn leven?'

Er zijn kinderen bij betrokken, dacht Emily. Kleine kinderen. Denk je dat ik die bij iemand als jou achterlaat?

'Waarom heb je het gedaan, Adrienne? Waarom heb je al die moeite genomen terwijl je wist dat iemand je vroeg of laat in de supermarkt zou zien? Dat begrijp ik niet.'

'Dat probeer je ook niet, liefje. Je gebruikt je hersens niet.'

Adrienne keek een tijdje neuriënd naar het vloerkleed en frutselde ondertussen nerveus aan de zoom van haar donkere jas. Ze zei: 'Ik heb die baan nog niet lang, weet je. Ik werk daar nog maar een paar weken. Het baantje dat ik hiervoor had was in een wegrestaurant buiten Pastorville. Een leven van frites en gebakken eieren. Ik heb mijn ontslag genomen en ben bij de supermarkt begonnen. Ik heb al heel wat baantjes achter de rug, Emily. Meer dan ik me kan herinneren.'

'En al die praatjes over modellen ...'

Adrienne keek op en glimlachte. 'Vrij onschuldig, toch?'

'En de rest. Hoe zit het met de rest, Adrienne? Het huis aan Arbor Road ...'

'Ik woon in een duplexwoning aan Williamsonstreet.'

'Dat lijkt me ook beter kloppen. En je man?'

'Die heb ik al in geen tijden gezien ...'

'En je kinderen? Hoe zit het met je kinderen?'

Ze schudde haar hoofd. Emily zag dat haar ogen vochtig werden. Adrienne viste een zakdoekje uit haar tasje en bracht het naar haar ogen - en toch kon Emily zich niet aan het gevoel onttrekken dat ze toneelspeelde, dat ze een sentimenteel drama opvoerde.

'Geen kinderen,' zei Adrienne.

'Geen kinderen?'

'We hebben nooit kinderen gehad ...'

'Vertel eens, Adrienne. Vertel me eens waarom je eigenlijk naar onze bijeenkomst kwam.'

'Is het dan zo moeilijk om dat te begrijpen, verdomme?' Ze stopte het zakdoekje weg. 'Ik woon alleen. Ik kom nergens. Ik hoor nergens bij. Toen zag ik jouw kaartje en dat leek me een uitweg. Het trok me zo aan, Emily. Een groep vrouwen. De kans om andere mensen te ontmoeten. Bovendien heb ik altijd van kinderen gehouden. Ik heb het altijd erg gevonden dat ik ze nooit

zelf gehad heb, liefje. Maar dat gevoel kun jij niet begrijpen, hè?'

Emily schudde haar hoofd. Toen herinnerde ze zich dat Adrienne had gezegd dat ze op donderdagavond niet kon oppassen omdat ze dan in de stad bleef - terwijl ze in feite op donderdagavond moest werken omdat het dan koopavond was. Zo zat het dus. Geen man, geen kinderen, alleen maar een reeks beweringen die niet bleken te kloppen. Ze wilde dat ze medelijden kon voelen met de andere vrouw, maar ze kon het niet opbrengen. Waar waren haar normale menselijke gevoelens? Emily ging zitten en stak haar handen in de zakken van haar ochtendjas.

'Ik weet niet wat ik moet zeggen, Adrienne. Hoe weet ik of je nu wel de waarheid vertelt? Hoe kan ik daar zeker van zijn?'

'Ik ben hier niet naartoe gekomen om nog meer fantasieverhalen op te hangen, liefje. Waarom zou ik dat doen?'

'Dat weet ik niet. Ik vind het zo verschrikkelijk moeilijk om je te geloven, Adrienne. Kun je me dat kwalijk nemen?'

'Dat neem ik je niet kwalijk, Emily. Ik verwachtte misschien een beetje begrip. Denk je dat het gemakkelijk voor me was om hier naartoe te komen? Denk je dat ik dat leuk vond, liefje? Dat het iets was dat ik zo maar even deed? Ik kon vannacht niet slapen. Ik móést hierheen.'

Emily deed haar ogen dicht. Zodra je iemand niet meer vertrouwde kon je dat gevoel nauwelijks meer kwijtraken.

'Ik neem verder niet meer deel aan de club, natuurlijk, Emily,' zei Adrienne. 'Ik heb geen zin om jou in een moeilijk parket te brengen. Het is jouw idee, en ik wil het slagen ervan niet in de weg staan. Ik vind het nog een verdomd goed idee ook.'

'Dat is het ook,' zei Emily.

Ze deed haar ogen open en zag dat Adrienne opstond. Het is een vreselijk idee, dacht ze. Je hangt je telefoonnummer in een of andere supermarkt en voor je het weet - voor je het weet zit je midden in een wereld van onzekerheid en onveiligheid, en word je omringd door mensen die je niet kent, door vreemden. Vreemden, dacht ze. Nu dacht ze in Teds termen. Het leek wel of ze zijn gedachten had overgenomen, of hij haar die had ingepompt. Een langzame hersenspoeling.

'Had je maar niet gelogen.'

'Ik heb niet gelogen, Emily. Ik noem dit geen liegen. Met liegen kun je mensen pijn doen. Ik heb niemand pijn gedaan. Dat zou ik nooit doen.' Adrienne stond wat ongemakkelijk bij de deur te draaien. Het met lovertjes versierde tasje hing als een dood vreemd dier aan haar hand. 'Ik geloof er soms in, zie je. Dat moet ik wel. Misschien begrijp je dat ook niet. Ik verwacht het in ieder geval niet van je.'

Adrienne deed de deur open en ging naar buiten. Emily moest even de neiging onderdrukken om haar terug te roepen. Ze dacht: wie ben ik om haar zo te straffen? Maar ze bewoog zich niet, ze bleef naar de dichte deur staan kijken. Toen hoorde ze dat de autodeur dichtsloeg en dat de motor moeizaam op gang kwam. Adrienne, dacht ze. Wat voor medelijden verwacht je van me? Maar het volgende moment was ze Adrienne al vergeten en dacht ze aan iets anders, iets dat heel belangrijk leek. Ze liep naar de keuken, deed een la open en haalde het puntenboek eruit. Ze streepte de naam van Adrienne door. Er bleven er nu nog drie over. Op een ander vel papier, dat ze achter uit het schrift scheurde, schreef ze die drie namen over. Daaronder schreef ze alles wat ze zich herinnerde van de drie vrouwen. Het was alsof ze deze lijst, deze inventarisatie, maakte om te kijken of ze uit de schamele feiten waarover ze beschikte nog meer leugens, nog meer verzinsels kon halen ...

Ze hield op. Het is helemaal niet nodig dat ik dit doe. Waarom doe ik dit?

Omdat het belangrijk is, zei ze tegen zichzelf. Omdat je er zeker van moet zijn. Omdat... Ted stond ergens bovenaan op haar lijst van redenen. Laat Ted zien dat je iets kunt laten slagen. Laat hem dat in ieder geval zien. Confronteer hem ermee, zodat hij toe moet geven dat het uiteindelijk toch allemaal in orde was.

Ze schreef snel.

Toen legde ze het potlood neer en wreef over haar pols, terwijl ze diep nadacht. Je hoeft alleen maar na te gaan of wat deze vrouwen je verteld hebben klopt, dat is alles, een eenvoudig klusje dat je nauwelijks tijd hoeft te kosten. Ze liep naar de achterdeur en trok het gordijn opzij.

Het was weg.

Teds prachtige plantenrek was weg.

Verbaasd deed ze de deur open en liep naar buiten. Maar het was niet weg. Het was er nog wel, maar het lag plat op het gras. Waarschijnlijk was het omgewaaid in de storm van gisteravond. Wat jij maakt gaat jaren mee, hè, Ted? Ja, daar ben je echt goed in. Ze liep op haar blote voeten over het vochtige gras en keek naar de gevallen latten. Hier zullen geen rozen opgroeien, dacht ze. Wat zielig voor het rek. Ze liep er omheen en voelde hoe de natte aarde aan haar voeten bleef plakken. Het gras lag door het vallen van het rek plat tegen de grond. Ze dacht: dit is een volmaakt symbool van wat er op het ogenblik gebeurt. Alles om mij heen stort in.

Ze ging weer naar binnen. Later zou ze Ted opbellen om hem te vertellen wat er met zijn plantenrek was gebeurd.