Charlotte had zitten kijken naar een documentaire over de noodzaak om de walvissen voor uitroeiing te behoeden - een bedreigde diersoort noemden ze het: de beelden die vertoond werden waren verschrikkelijk, grote bloederige walvissen die door de zee werden getrokken; mensen die in een groot karkas stonden te porren dat op een strand was aangespoeld. Het had een diepe indruk op haar gemaakt. Ze vroeg zich af wat ze zelf zou kunnen doen om de walvissen te redden, maar ze werd meteen overvallen door dat gevoel van machteloosheid dat ze zo goed kende - je bent een kind en je kunt niet erg veel doen tot je volwassen bent. Toch was dat raar, omdat ze het idee had dat je, als je eenmaal volwassen was, niet meer geïnteresseerd was in zaken als het redden van walvissen. Het leek wel of je in heel iemand anders veranderde, iemand die minder belangstelling had voor de wereld om zich heen. Iedere keer als ze daar over nadacht kwam ze tot de conclusie dat ze het liefst zo oud bleef als ze nu was - maar dat sloeg nergens op want je kon de tijd op geen enkele manier tegenhouden. Je werd geboren, je bent volwassen, je werd oud en je ging dood. Ze had wel eens een beter scenario gehoord, maar er viel blijkbaar niets tegen te doen.

Ze keek naar Carole en Frankie die op het vloerkleed zaten met het dambord tussen zich in. Ze speelden hun honderdste partij, althans zo scheen het Charlotte toe, en bewogen de schijven met veel lawaai over het bord heen en weer. Zo af en toe stond Carole op en ging naar de keuken om een blikje bier op te halen. Soms verdween ze in het toilet waar ze dan een lange tijd bleef. Charlotte kon niet bedenken wat ze daar zo lang deed. Misschien had het iets te maken met het mysterie van de menstruatie, iets wat Carole een hele tijd kostte om in orde te brengen, wat het dan ook was. Ze was nu aan haar vierde blikje bezig en ze dronk het niet erg netjes leeg. Het schuim liep over haar kin op haar blouse. Volwassenen gingen altijd een beetje raar doen als ze dronken, dacht Charlotte. Haar eigen vader dronk haast nooit, behalve een glas whisky met

Kerstmis, en ze had haar moeder helemaal nooit iets alcoholisch zien drinken. Maar de moeder van Erika Strassmann had altijd een martini in haar hand, een vreemde glimlach op haar gezicht en een afwezige blik in haar ogen - alsof ze ergens anders was. En als ze praatte liepen de woorden in elkaar over, op de manier waarop kleuren soms in elkaar overliepen in de wasmachine.

Klik, klik, klik. Carole bewoog een zwarte schijf over het bord en Frankie kreunde. 'Dat had ik niet gezien,' zei hij.

Carole lachte en zette haar blikje op het vloerkleed. Ze wierp een snelle blik op Charlotte. Het meisje vond dat de oppas een verdrietig gezicht had. Ze voelde een beetje medelijden voor haar, net zoals voor Bea Cunningham, het dikste meisje van haar klas. Bea werd altijd uitgelachen omdat ze dik en rond was en omdat het vet op haar benen zo heen en weer schudde als ze liep, maar Charlotte kon moeilijk om Bea lachen. Ze was helemaal niet grappig, alleen maar verdrietig en eenzaam. Bea was een van die mensen die altijd verliezen in het leven en Charlotte voelde dat intuïtief aan. Misschien was Carole ook wel zo iemand, hoewel je haar niet echt dik kon noemen. Mollig, dat wel. Maar niet dik.

Carole zei: 'Ik heb niet zo'n zin om nog een spelletje te doen.'

'Nog eentje. Toe, eentje nog, alsjeblieft,' drong Frankie aan.

'Goed dan. Nog eentje. De allerlaatste.'

Frankie plaatste de schijven weer zorgvuldig in de beginstelling. Carole stond op, drukte met een hand het bierblikje in elkaar en liep naar de deur.

'Ik ben zo terug,' zei ze. 'Niet weglopen, hoor!'

De deur viel achter haar dicht. Charlotte keek naar haar broertje dat de damschijven bestudeerde.

'Vind je haar aardig?' vroeg ze.

'Oh, best wel.'

'Ze drinkt een hoop bier,' zei Charlotte.

'Dat zal wel.' Frankie, die nog steeds zijn blik op het bord gericht hield, haalde zijn schouders op.

Charlotte pakte een boek op en bladerde het door. Wat ze het vervelende van Frankie vond, was dat hij zo moeilijk aan het praten te krijgen was. Hij was vaak zo stil. Maar soms vond ze het erger als hij wél wat zei dan als hij zijn mond hield. 'Dat zal wel,' zei hij dan. Of: 'Oh, vast' of: 'Mij best'. Er waren momenten waarop ze niets van Frankie begreep, waarop ze dacht dat hij onbereikbaar voor haar was. Maar op andere momenten voelde ze dat ze toch wel veel van hem hield - hoewel ze liever dood zou gaan dan dat ze dat aan iemand zou vertellen. Het was een raar soort liefde, omdat het haar langzaam besloop en ze er altijd weer door verrast werd.

Ze wist niet precies wat ze ervan moest denken. Broederliefde. Het had misschien gedeeltelijk te maken met het feit dat ze de oudste was; ze moest op Frankie letten. In een van de duistere fantasieën die ze soms voor zichzelf opriep waren allebei haar ouders plotseling weggevaagd - niet door zoiets gewoons als een auto- of vliegtuigongeluk, maar door de pest of hondsdolheid of iets anders ongebruikelijks - en bleef zij alleen met Frankie achter. Dat gaf een troosteloos beeld; ze zag zich zelf dan hand in hand met Frankie door de nacht lopen (en de regen, want het regende ook altijd op de plaats die ze verzon), op zoek naar onderdak. Ze nam maar aan dat haar liefde voor hem voor de helft uit verantwoordelijkheidsgevoel bestond. Want zonder hun ouders hadden ze toch alleen maar elkaar?

Ze bekeek hem nu zwijgend. Hij had zo'n ernstig gezichtje dat je er soms wel om zou willen lachen. De manier waarop hij naar die damschijven staarde - het leek wel of er niets anders op de wereld bestond. Ineens betrapte ze zichzelf erop dat ze best zin had om naar hem toe te gaan om hem een zoen te geven, maar zoiets deed ze nooit, en als ze het zou doen zou Frankie het toch niet leuk vinden. Op zijn leeftijd, dacht ze, houd je niet van sentimenteel gedoe. Ze deed haar ogen dicht, legde haar hoofd tegen de leuning van de bank en dacht even aan haar moeder. Het kwam nooit voor dat ze 's avonds wegging. Maar Charlotte, die vaag wat gesprekken tussen haar ouders had opgevangen, dacht dat ze het wel begreep. Je kon niet de hele tijd thuis bij je kinderen zitten. Dat was geen leven. Toen opende ze haar ogen en keek weer naar Frankie. Ze dacht aan haar ergste fantasie over haar broertje, die ene waar ze niet tegen kon, die ene die haar zo kwaad maakte dat de tranen haar in de ogen sprongen. Dat was wanneer ze zich verbeeldde dat mensen hem kwaad wilden doen. Het was niet iedere keer dezelfde fantasie. Soms liet een groep grote jongens hem de afschuwelijkste dingen doen. Soms ketende een spookachtige gedaante in een cape hem in een kelder aan de muur vast en begon hem te slaan. Charlotte kon die beelden eigenlijk niet verdragen, maar zo af en toe schoten ze zomaar door haar hoofd. De wreedheid en het gevoel dat Frankie leed, bezorgden haar pijn in haar borst. Tegenwoordig probeerde ze die gedachten te verdrijven door erom te lachen.

Ze kwam van de bank af, geeuwde en rekte zich uit. Carole was nog niet teruggekomen. Misschien was ze weer op het toilet. Ze liep naar de deur, deed hem open en liep de hoek om naar de keuken. Ze had ineens dorst.

Ze trof Carole aan de keukentafel aan.

Het was een vreemd gezicht. Ze zat aan tafel, met haar beide armen voor zich uitgestrekt op het tafelblad en haar handen om een nieuw bierblikje geklemd. Ze staarde naar het blikje, maar je kon zien dat ze het niet echt zag, dat ze ergens anders aan dacht en iets anders zag. Charlotte bleef staan. Ze kon haar ogen niet van de vrouw losmaken, hoewel ze het gevoel had dat ze zich bemoeide met iets heel persoonlijks.

'Carole?'

De vrouw leek haar niet te horen.

Charlotte deed de koelkast open. 'Carole?' zei ze weer.

De vrouw keek haar aan en glimlachte flauwtjes. In het keuken- licht zag haar gezicht er vreemd uit, een beetje vormloos en ingevallen.

'Is alles goed met je?'

'Waarom zou het niet goed met me zijn?'

Charlotte haalde haar schouders op. 'Ik weet het niet. Ik bedoel ...'

Carole stond op en liep naar de koelkast toe. 'Ik was in gedachten verzonken,' zei ze. 'Overkomt jou dat nooit?'

'Oh, natuurlijk,' antwoordde Charlotte. 'Heel vaak.'

Carole lachte. Er was iets mis met dat geluid, de lach klonk net even te vrolijk. Charlotte dacht dat dat kwam door al het bier dat Carole gedronken had, omdat ze Erika Strassmanns moeder weleens hetzelfde had zien doen - die was ook vaak met haar gedachten ver weg en soms, als ze met een schok weer terugkwam in de realiteit, lachte ze om dingen die niet te begrijpen vielen en zei ze dingen die niet altijd logisch waren.

Charlotte schonk voor zichzelf een glas melk in.

'Je hebt prachtig haar,' zei Carole. 'Echt heel mooi.'

'Bedankt.' Charlotte bleef even staan. Ze kreeg het onaangename gevoel dat de vrouw op het punt stond haar haar aan te raken - maar ze wist niet goed waarom ze dat een onprettige gedachte vond. Het was leuk om mooi haar te hebben. Ze hoorde ook vaak

genoeg dat het zo mooi was en sommige mensen raakten het zelfs even aan. Maar nu verstarde ze bij de gedachte dat Carole het zou aanraken.

Carole kwam er echter niet aan. De spanning ging voorbij en Charlotte keerde zich om, met haar melk in haar hand.

'Ik heb geen mooi haar,' zei de oppas.

'Er is niets mis met je haar. Ik vind dat je het leuk hebt zitten.'

Carole glimlachte. 'Je hoeft me niet te vleien.'

'Dat deed ik ook niet.'

'Dank je. Dank je,' zei Carole. Ze zag er weer verdrietig en somber uit en Charlotte zag in een flits waarom dat zo was. Zo nu en dan had ze dat en het gaf haar altijd weer een heerlijk gevoel. Het was als in een stripverhaal van Frankie, waar zo af en toe een gloeilamp in iemands hoofd ging branden met het woord 'Eureka' erbij. Caroles gedachten over zichzelf waren plotseling een open boek voor haar. Ze wist dat Carole in haar eigen ogen plomp en dik was, dat als haar gevraagd werd om zichzelf te tekenen ze een grote bobbel op het papier zou zetten. Ze vond het maar vreemd dat ze soms precies wist wat anderen dachten, maar ze vond het nog vreemder dat mensen zichzelf zo vaak verkeerd zagen.

'Je hebt echt leuk haar,' zei Charlotte en ze nam een slokje van haar melk.

Carole legde een hand op haar voorhoofd. De verdrietige blik maakte haar op een speciale manier aantrekkelijk; ze zag er op een droevige manier knap uit. Maar toen glimlachte ze weer en werd de droefheid doorbroken. Ze bracht het blikje naar haar mond en dronk luidruchtig. Charlotte keek er even naar. Ze goot. Dat was het goede woord om de manier te beschrijven waarop Carole dronk. Ze goot het bier naar binnen.

'Je bent een liefkind,' zei Carole. 'Je moeder mag erg blij zijn.'

Charlotte lachte. 'Zeg dat maar eens tegen haar!'

'Oh, ik ben er zeker van dat ze dat wel weet.'

Ze gingen terug naar de televisiekamer. Frankie zat ongeduldig met een paar damschijven te rammelen. Charlotte wierp een blik op de televisie. Een man en een vrouw omhelsden elkaar, hevig zuchtend: het was walgelijk om aan te zien. De man zei: 'Het verleden mag niet tussen onze liefde komen.'

Carole zei: 'Roger Moore en Carroll Baker. Hoe heet die film?'

'Dat weet ik niet,' zei Charlotte. 'Het ziet er vervelend uit.'

'Houd je niet van romantiek?' zei Carole.

Charlotte ging op het randje van de bank zitten en dronk haar melk op. Ze keek naar Carole. Haar ogen glansden in het teruggekaatste licht van de televisie; het leek wel of zij in Roger Moores armen lag in plaats van de actrice. Grappig, dacht Charlotte, dat volwassenen zo raar kunnen doen. Zoals de moeder van Erika Strassmann, die iedere middag, met een martini in de hand, naar al die eindeloze series zat te kijken waarin de mensen een tragedie van hun leven maakten. Waarom lieten ze zich eigenlijk door die ellende beïnvloeden? Wilden ze dan niet gelukkig zijn? Waarom gingen ze naar dat soort verdrietige dingen zitten kijken?

Het programma werd onderbroken door een reclameboodschap.

'Zullen we spelen?' vroeg Frankie.

Carole ging in kleermakerszit tegenover de jongen op het vloerkleed zitten. 'Dit is het laatste spelletje,' zei ze.

'Goed.'

Charlotte keek een tijdje naar het heen en weer geschuif van de schijven. Arme Frankie - je kon aan de vastberaden uitdrukking op zijn gezicht zien hoe graag hij wilde winnen. Hij was slaperig en probeerde niet te gapen. Ze dacht weer aan haar moeder. Ze vond niet, zoals haar vader, dat deze cursus verspilde tijd was. Ze vond zelfs het tegenovergestelde; het zou prachtig zijn als haar moeder gedichten kon schrijven. Ze vond het beslist een betere hobby dan timmeren. Ze richtte haar ogen weer op het scherm waar de man die Carole Roger Moore had genoemd, wegging om te vechten in een plaats die Waterloo heette. Ze onderdrukte een geeuw.

'Ik heb je te pakken,' zei Carole.

'Verdorie.' Frankie keek verslagen naar het bord.

'De volgende keer dat we spelen win jij.' De oppas pakte haar bier op en nam een slok.

Charlotte kwam vermoeid van de bank af. 'Bedtijd, broertje.'

'Ik wil niet naar boven voor mamma thuiskomt.'

'Het is al half tien.'

'Dat kan me niet schelen.'

'Je hoort om negen uur in bed te liggen.'

'Dat kan me niet schelen.'

Charlotte zuchtte. 'Dop dan je eigen boontjes maar.'

'Wat betekent dat?'

'Dat betekent dat je je eigen varkentjes dan maar moet wassen.'

'Varkentjes?' Frankie begreep er niets van.

Carole drukte het bierblikje in elkaar en lachte. 'Jullie moeten allebei naar bed.'

'Zo is dat,' zei Frankie.

Charlotte protesteerde: 'Ik ben ouder dan hij. Dus heb ik ook het recht om langer op te blijven.'

Carole kwam overeind. Ze stond nu een beetje te wiebelen op haar benen en lachte nog steeds. 'Allebei.'

Charlotte hield even haar mond. Ze was moe, maar voor haar was het een principiële kwestie. Ze had het recht om later naar bed te gaan. Maar ach, waarom zou ze Carole het leven zuur maken?

'Goed,' zei Charlotte. 'Ik ga al.'

De oppas liep met ze mee tot onderaan de trap en keek ze na tot ze boven waren. Op de overloop draaide Charlotte zich om en keek naar beneden. Het licht dat van boven naar beneden viel deed Caroles gezicht vervagen, zodat het glad en zonder trekken leek. Ze keek zo gespannen omhoog dat Charlotte er verlegen van werd. Mijn haar weer, dacht ze. Ze kijkt naar mijn haar. Soms was het eerder een vloek dan een zegen.

'Welterusten,' zei het meisje.

'Welterusten, kinderen.'

Toen ze in haar eigen kamer was kleedde Charlotte zich uit, trok haar nachthemd aan en stapte in bed. Ze liet het licht nog even aan en lag een poosje naar het plafond te staren. Ze hoorde Carole naar de keuken lopen, waar ze de koelkast opendeed en een blikje bier opentrok. Dat brengt het totaal op zes, dacht ze. Zes blikjes bier. Daarna werd het stil, op het gedempte geluid van de televisie na. Charlotte voelde zich slaperig worden en haar gedachten werden vaag en begonnen door elkaar heen te lopen - haar vader die wegging, de roereieren op het station, Caroles ingedeukte bierblikjes. Toen hoorde ze voetstappen op de trap. Ze opende haar ogen. Misschien was het niet Carole die naar bovenkwam, maar haar moeder die thuis was gekomen - maar nee, dit was een ander geluid. Ze kende het geluid dat haar moeder maakte als ze de trap opliep. Dit klonk zwaarder, langzamer - het moest Carole wel zijn die kwam kijken of ze al in bed lagen. Ze luisterde. De voetstappen bereikten de overloop, daarna hoorde ze Carole stilstaan voor haar slaapkamerdeur. Maar verder gebeurde er niets. De deur ging niet open. Ze kwam niet naar binnen.

In plaats daarvan ...

Maar dat kon niet waar zijn. Waarom zou ze daar naar binnengaan? Ze had daar helemaal het recht niet om daar naar binnen te gaan, ze had daar niets te zoeken.

Charlotte keek naar haar gesloten deur. Ze hoorde dat het medicijnkastje in haar moeders nachtkastje werd opengeschoven - het zacht piepende geluid van glas op metaal. Waarom was Carole daar naar binnen gegaan ?

Snuffelde ze ook in andermans spullen? Zoals mevrouw DeSantis?

Maar zo was Carole toch niet?

Charlotte draaide zich op haar zij en keek naar de afbeeldingen op de katoenen overgordijnen. Dorothy en de andere figuren uit Oz. Waarom zou Carole in het medicijnkastje kijken? Charlotte bleef een tijdlang ingespannen luisteren, maar hoorde verder niets. En hoewel ze zich ertegen verzette, viel ze uiteindelijk in slaap.