Emily wist niet zeker waar ze wakker van werd, of het door een droom kwam, een onbewust panisch gevoel, of door een geluid van buiten, maar ze voelde zich verward toen ze haar ogen opende; haar lichaam was bedekt met zweetdruppeltjes. Ze had onrustig geslapen, want ze had de deken opzij geschopt en het laken zat om haar been gedraaid. Ze deed het lampje op het nachtkastje aan dat even brandde en toen met een zachte plof uitging. De gloeilamp was kapot. Ze stapte uit bed, deed de badkamerdeur open en stak haar hand naar binnen om het licht aan te knippen. Daarna keek ze bij het weinige licht dat door de open deur de slaapkamer binnenviel om zich heen. Waar ben ik wakker van geworden? Wat is het geweest? Een droom?

Ze had echter het idee dat ze iets gehoord had, een gekraak, iets dat krakend in elkaar stortte - en pas op dat moment besefte ze dat het raam openstond en dat er buiten een storm door de eik raasde, en dat de gordijnen de kamer inwapperden. Nog steeds slaperig en in de war trok ze het raam naar beneden. Buiten zwiepten de takken van de eik in de storm en de regen heftig heen en weer; en het raam trilde onder het geweld van de regen die er tegenaan gutste. Ze ging weer terug naar haar bed. Ze hoorde iemand kreunen. Ze schoot overeind, liep haastig naar de deur, opende die en ging de gang op. Het huis maakte ontzettend veel lawaai, het kraakte en rammelde alsof de hevigheid van de storm een reactie had uitgelokt. Opnieuw hoorde ze het geluid van iemand die kreunde. Ze ging Charlottes kamer binnen. Het kind lag onrustig in haar bed te woelen, en Emily knipte het licht aan.

'Charlotte,' zei ze.

Het meisje deed haar ogen open. 'Mam ...'

'Je lag te dromen, je moet een akelige droom gehad hebben.' Emily ging op de rand van het bed zitten en legde haar hand op het voorhoofd van haar dochter. 'Waar droomde je over, Charlotte?'

Het meisje zei eerst niets. Ze zag er bleek en vermoeid uit. 'Ik weet het niet, ik geloof... er viel iets bovenop me. Ik kon niet op tijd wegkomen. Ik voelde ineens dat gewicht op me neerkomen.'

'Een nachtmerrie,' zei Emily. 'Er is niets aan de hand. Denk er maar aan dat dromen je geen kwaad kunnen doen.'

Charlotte sloot haar ogen.

'Is alles goed met je?'

Het kind, dat al weer bijna sliep, mompelde iets. Na een poosje stond Emily op en liep op haar tenen naar de deur, die ze zachtjes achter zich dichttrok. Een nare droom. Een nachtmerrie. Misschien heb ik er ook een gehad, dacht ze. Maar ze kon zich er niets van herinneren. Niets, geen spoortje van herinnering. Ze keek even bij Frankie naar binnen. Hij lag roerloos, en zijn ademhaling klonk licht en regelmatig. Ze ging terug naar haar eigen kamer en ging met gebogen hoofd op de rand van het bed zitten. Je bent slaperig. Je zult hier morgen niets meer van weten, en als je je het herinnert zal het op een droom lijken. Ze sloot haar ogen. Een krakend geluid. En Charlotte had in haar droom iets op zich voelen vallen. Ze stond op, liep naar het raam toe en keek naar buiten. Aan de overkant van de straat reed een auto achteruit en ze zag even de witte achterlichten opflikkeren, toen werd hij gekeerd en reed hij de straat uit. Ze liet het gordijn uit haar vingers glijden. Een nieuwe windvlaag deed de ruit trillen in zijn sponningen. Een auto, dacht ze. Van wie was die auto? Maar wat deed dat ertoe? Hoe kon ze een auto die door de straat reed in vredesnaam bedreigend vinden?

Ze ging terug naar bed. Ze had zin in een sigaret maar ze had het pakje in de keuken laten liggen en ze wilde niet naar beneden gaan. Bewijs jezelf een dienst door niet te roken, dacht ze. Maar waarom ga ik niet naar beneden? Ben ik ergens bang voor?

Ze staarde naar de donkere vloer. Er lag een vierkant stuk wit papier onder het nachtkastje en ze dacht: Teds enveloppe. Teds geheimzinnige enveloppe. Ze had er helemaal niet meer aan gedacht nadat ze Adrienne in de supermarkt had gezien. Waarschijnlijk had de wind hem van het nachtkastje afgeblazen. Ze pakte hem op en terwijl ze hem openscheurde liep ze ermee naar de badkamerdeur, naar het licht. Er zat een velletje papier in met Teds handschrift erop en een kranteknipsel dat er met een paperclip aan vastzat. Ze las wat Ted geschreven had.

Emily, ik wil dat je dit leest en dan zorgvuldig nadenkt over waar je mee bezig bent. Ik weet dat het belangrijk voor je is, maar ik weet zeker dat je de kinderen nog belangrijker vindt. Ik had hier liever met je over gepraat, maar de stemming deugde niet. Liefs, Ted.

Ze haalde de paperclip eraf en vouwde het kranteknipsel uit. Teds briefje viel uit haar handen en dwarrelde op de vloer. Een knipsel, dacht ze. Waarom wilde hij dat ze dit kranteknipsel las? En waarom was dat briefje zo kort en koel en beleefd? Ze staarde naar het knipsel. Woorden kunnen zwemmen, dacht ze. De woorden zwemmen soms voor je ogen. Ze gaan golvend op en neer, alsof je ze onder water ziet. Een krante-artikel, netjes uit de New York Times geknipt. (En ze kon het Ted zien doen, keurig recht knippend, alsof het erop aankwam dat het netjes gebeurde.) Ze las het door en ze dacht: hij wil dat ik ophoud met de oppasclub en hij verlaagt zich tot zó iets goedkoops om zijn zin door te drijven, verdomme. Ted, Ted, Ted. Het was een slag onder de gordel, een misselijke streek. Een volslagen belachelijk gebaar. Goed, hij wil dus niet dat er vreemden op de kinderen passen - maar dit? Echt, Ted, hoe kun je dit doen ?

Er stond Denver, Colorado boven en onder de naam van de verslaggever stond Exclusief voor de New York Times. Het was een akelig, luguber verhaal over een oppas in Aurora, een voorstad van Denver, die gek was geworden en drie kinderen had vermoord. Van de diepgetroffen ouders werden de volgende woorden aangehaald: 'Ze had nog nooit eerder bij ons opgepast. We kenden haar niet goed. We dachten dat ze normaal was.' Er stonden foto's bij van de ouders en een vage foto van een huis. Jezus Christus, Ted - ga je echt zo ver, ga je echt tot het uiterste om me bang te maken voor iets dat ik dolgraag wil? Ze vouwde het knipsel dubbel, scheurde het in stukken en spoelde het door het toilet.

Heus, ik heb medelijden met de ouders, ik kan me voorstellen hoe ze lijden, dacht ze. Ik begrijp wat ze door moeten maken. Maar wat wil je van mij, Ted. Dat ik de club opdoek? Maar het knipsel werkte averechts. Ze was nu meer dan ooit van plan om de club goed te laten draaien, om er een succes van te maken. Ik ben gek als ik me laat beïnvloeden door zo'n goedkope truc, dacht ze. Toe nou even.

Ze leunde tegen de deurpost en luisterde met gesloten ogen naar het geraas van de wind in de eik.